Het rechterbeen van Kami Thompson,
over Walk the line 2012 en de waarde van kunst


Het probleem van het protesteren tegen het stopzetten (of in het geval van Walk the Line: niet honoreren) van een subsidie is de verongelijkte toon: ‘Het is niet éérlijk dat een festival als Walk the Line, met enkele andere bepalende culturele instellingen en festivals in Den Haag, niet (meer) kan rekenen op subsidie en daarmee is overgeleverd aan de economische wetten.’ Gesteld dat degene die het daadwerkelijke besluit tot stopzetting neemt dit stukje zou lezen, heeft een dergelijk protest ook niet zoveel zin. In het beste geval leest hij/zij het aandachtig, dan klikt hij/zij op het kruisje rechtsboven, gaapt en zet de computer uit.

‘Nee, het is niet eerlijk,’ denkt hij/zij afwezig. ‘Het is ook niet eerlijk dat het crisis is en dat er bezuinigd moet worden. Maar als we moeten kiezen tussen laten we zeggen fatsoenlijke zorginstellingen voor de generatie die ons land na de Tweede Wereldoorlog opnieuw heeft opgebouwd en een popfestival waar de huidige jonge generatie met een biertje in de hand door de muziek heen kan praten, daarna op straat nog even wat namen roepen van Die Was Mooi en Dat Was Kut en de volgende dag een stukje schrijven voor op hun blog, pardon recensiesite – eh, ja dan weet ik het wel.’

‘Het is belangrijk dat Walk the Line blijft bestaan omdat het belangrijk is dat de ontwikkelingen op cultureel gebied worden uitgewisseld,’ probeer ik nog. ‘Cultuur brengt cultuur voort. Schrap een festival als Walk the Line en je schrapt een handvol beginnende bands, een stuk of wat liedjes van ontluikende singer-songwriters, een handvol dichtregels van de dichters die er rondlopen, een aantal fotoseries, een schilderij, een kort verhaal en een scène uit een roman. Plus alle bands, singer-songwriters, dichters, fotografen, beeldend kunstenaars en schrijvers die deze bands, singer-songwriters, etc. op hun beurt weer voort zullen brengen.’

‘Dat zal allemaal wel,’ denkt de beslissende hij/zij, gesteld dat die brood ziet in het argument, en die trouwens zijn/haar computer al uit heeft staan en dus al niet eens meer op bovenstaande alinea kan reageren. ‘Maar het geld is er gewoon niet. Wie nieuwe bands wil leren kennen moet maar naar een ander festival, of de bands op Youtube bekijken. En in ieder geval moet deze liefhebber van muziek zijn inspiratie zelf maar financieren want er zijn nu eenmaal zaken die eerder aanspraak kunnen maken op gemeenschapsgeld.’

‘Zoals de JSF zeker. Of de ABN Amro,’ denk ik, inderdaad verongelijkt. Mijn handen liggen nog op het toetsenbord maar ik tik niet meer. Ik denk aan het rechterbeen van Kami Thompson, zangeres van het duo de Dead Flamingoes. Ze stampte er niet de maat mee, zoals partner James Walbourne deed, de voet naar achteren brengend om vervolgens de zool krachtig op de vloer te stampen. Nee, ze steunde op haar tenen en draaide vervolgens haar knie op de maat van de muziek van links naar rechts en terug. Dat vond ik mooi. Waarom? Omdat het bevlogen was. Omdat ze, zonder met dat been geluid te maken, zelf muziek werd. Ik bedoel: het beeld vloeide samen met de muziek. Ik vind dat een waardevolle ervaring - waardevol als in: niet te bepalen hoe waardevol, en al helemaal niet in geld. Een weinig praktisch, apolitiek en retorisch onhoudbaar argument. Maar het is doorslaggevend, wat mij betreft. Walk the Line moet, linksom of rechtsom, blijven bestaan.

Edwin Fagel