• Interview: Brecht Evens
  • Boektitel: Ergens waar je niet wil zijn
  • Uitgever: Oogachtend
  • ISBN: 9789077549513
  • Datum interview: 27-05-09
  • Datum bespreking: 3 Juni 2009

Escher, Ensor, Evens


Sinds twee jaar publiceert Brecht Evens op de Recensent. Veel van die tekeningen zijn terecht gekomen in zijn nieuwste boek. Ergens waar je niet wil zijn is niet zomaar een stripboek. Het is dik, bevat geen tekstballonnen of traditionele kaders en staat vol met prachtige ecoline-schilderijen. De Recensent sprak met Evens in Antwerpen over zijn inspiratiebronnen, over goede en foute feestjes, over zijn raadgevers en over het verschil tussen de Robbies en de Gerten van deze wereld.

Dit is het tweede deel van een drieluik waarin de cartoonisten van de Recensent aan bod komen. Over twee weken wijzijneenindividu, twee weken terug Tjeerd Royaards
. Plaats delict: de broodjeszaak aan het Rooseveltplaats te Antwerpen en stripwinkel Mekanik; plaatsen waar je woensdagavond 27 mei graag wil zijn voor een interview en een boekfeest. Met dank aan Brecht Evens (website).

Ergens waar je niet wil zijn is het vierde boek van Brecht Evens (1986). Hij debuteerde met het woordeloze Boodschap uit de ruimte (2005), waarna de graphic novel Vincent (2006) volgde en het, wederom woordeloze, Nachtdieren (2007). Ergens is met 180 bladzijden zijn meesterproef; het puilt uit van de prachtige schilderijen die een geheel vormen door het goedgeschreven verhaal. Niet voor niets staan de buitenlandse uitgevers al klaar om aan de vertaling te beginnen.

Waar vindt dit boek zijn oorsprong?
‘Nog tijdens mijn studie, al voor Nachtdieren, zaten er al enkele ideeën voor kortverhaaltjes in mijn hoofd, waarvan ik zag dat ze samen te breien vielen tot één lang verhaal. Vervolgens maakte ik wat schetsjes en schreef af en toe een idee voor het verhaal op, onder de werktitel Ergens waar je niet wil zijn - die ik uiteindelijk te catchy vond om te veranderen. Ik ben aan het boek begonnen met het verhaal in grote lijnen in m'n hoofd, maar er veranderde nog veel onderweg. Ik tekende het verhaal ook niet uit in een logische volgorde, maar maakte telkens een pagina waar ik op dat moment zin in had: een grote overzichtplaat of enkele kleine prenten. De dialogen schreef ik vaak vlak voor ik de tekeningen maakte. Het is een boek geworden over feestjes, waar je je juist wel of juist niet op je plek voelt.’

Het boek begint met een feestje van Gert, waar iedereen zit te wachten op de populairste gast Robbie. Vervolgens zien we dat Robbie elders feest aan het vieren is. Heb je veel goede feesten afgelopen voor je research?
‘Niet alleen goede feesten natuurlijk. Een vriendin en ik stapten in Berlijn bijvoorbeeld een café binnen waar enkele mensen stonden te dansen, waaronder een man met een pluim op zijn hoofd. Eenmaal binnen hing er daar eigenlijk een heel trieste sfeer. Een dronken man wankelde telkens van zijn kruk om mee te dansen, viel dan omver tegen stoelen, tafels en mensen - en kroop dan terug naar zijn kruk om het vijf minuten later opnieuw te proberen. Een andere man kwam naast ons zitten met droeve hondenogen en zei iets als “Jullie zijn fijne mensen” en daarna “Ik kan het niet... Ik kan het gewoon niet”.
De grootste en felste feesten waar ik heen ben geweest waren in Barcelona, waar ik op Erasmus (uitwisselingsprogramma voor studenten - RvN) heb gezeten, maar de meeste excentrieke heb je eigenlijk in Gent, de creatieve, gekostumeerde toestanden.’

Je studeerde Illustratie aan de Hogeschool van Gent. Wat neem je van zo’n studie mee in je werk?
‘Ik ben dit boek beginnen maken op school, om de tekeningen te laten beoordelen door docenten. Dat had ik voorheen nauwelijks gedurfd, omdat ik wist dat ze van mijn eerder striptekenwerk gehakt zouden maken. Mijn docente Goele Dewanckel lachte een beetje om mijn eerste tekenprobeersels voor dit boek. De tekeningen waren te saai, egaal en steriel, zonder echt kleur en lijnenspel of variatie in texturen tussen bijvoorbeeld vlees en steen. Ik zat echt te knoeien tot ik op een zekere avond mijn déclic kreeg, waarna ik heel snel m'n draai vond.’

Heb je nog meer raadgevers?
‘Wel, die déclic, die openbaring waar ik het net over had kwam dankzij m'n goede vriend Randall Casaer (tekenaar van oa. Slaapkoppen, tevens cabaretregisseur - RvN). Ik had net zes dagen op één tekening zitten ploegen zonder dat het beter werd, hij werd er in tegenstelling alleen maar belachelijker op. Bij Randall thuis, in zijn atelier, spande ik een nieuw vel op en hij zei: 'Begin uw tekening eens met een ruwe kleurschets.' En daarmee was ik vertrokken.
Ook Hanco Kolk (bekend van Meccano en S1NGLE - RvN) is een goede raadgever. Ik had de afspraak om bij hem een weekend te gaan brainstormen en tekenen, maar op de heenweg verloor ik een stapel originele tekeningen in de trein. Vervolgens heeft Hanco vier dagen lang morele bijstand verleend.
Mijn lief is ook een goede hulp. Zij vond bijvoorbeeld de kleding van de personages in Vincent te duf en heeft allerlei voorstellen gedaan, waarvan ik er veel heb overgenomen. Haar eigen jurken zijn ook terug te vinden in het boek.’

De populaire Robbie en zijn timide oude schoolvriend Gert raken met elkaar in gesprek over hoe het leven hen heeft getrakteerd op mooie en minder mooie dingen. Hoe ontstaat zoiets?
‘Robbie is echt het middelpunt van de wereld, terwijl de wereld Gert links laat liggen, hoezeer hij ook spartelt. Ik vond het wel mooi om die wanhopige dapperheid van Gert midden in het feestgedruis van Robbie’s leven te plaatsen. Dat gesprek loopt uit op een grappig bedoeld potje schermen en op een uitdaging van Robbie om zijn vloeiende aanpak van het leven over te nemen, om dat remmend schakelaartje in zijn hoofd af te zetten. Het contrast tussen hen twee zit ook in de kleur, Gert is een wazig grijs terwijl Robbie altijd is neergezet in rijke schakeringen van blauw.’

Wie zijn je helden in het graphic novel-genre?
‘Schilder Georg Grosz is zeker een held. Dankzij zijn werk snapte ik pas hoe je klassieke zaken als perspectief overboord kon gooien, en veel meer tonen in een tekening, dingen over elkaar zetten, beelden door elkaar laten lopen. Ik noemde al Randall Casaer en Hanco Kolk, maar wat de graphic novel betreft is Chris Ware echt de grote man. Hij maakt al jaren prachtige, soms wel deprimerende boeken. Toch kan ik niet zo makkelijk aanwijzen wat ik precies van hem over heb genomen.’

De opkomst van de graphic novel gaat in Nederland gelijk op met de literaire herbewerkingen (Matena’s Wolkers, Reve en Elsschot-boeken). Zie je jezelf dat doen?
‘Nee, het verstrippen van een roman zie ik niet zitten, omdat een roman volgens mij geschreven is om als tekst gelezen te worden. Die tekeningen van Matena, met authentieke jaren veertig kostuums en zulks, hebben ook het vreemde effect om een verhaal te dateren, terwijl de originele roman veel tijdlozer is. Ik wil in mijn strips een veel intensere interactie tussen beeld en tekst. Als ik een klassieker onder handen zou willen nemen dan zou ik euh... Nee Brecht, blijf er nou gewoon maar af.’

Ik herkende invloeden van de kunstenaars Ensor en Escher in je boek. Heb je daar iets mee?
‘Jazeker, dat zijn invloeden. Ensor’s exuberante figuren en mensenmassa’s. En bij Escher herken ik de likkebaardende goesting in het opzoeken van tekenkundige uitdagingen. Zo maakte ik op de voorgrond van een tekening een discobol, waarin je de hele onderliggende volle danszaal weerspiegeld ziet. Escher heeft een prachtige, complexe tekening die ‘Drie werelden’ heet. Daarop zie je een vijver met een weerspiegeling van bomen, losse blaadjes op het wateroppervlak en een vis in het water. Fascinerend vind ik dat. Ik denk steeds vaker aan Escher.’

Van jonge stripheld ben je met dit boek een gearriveerd kunstenaar geworden. Voel je je ook zo?
‘Is het ook zo? Het voélt wel anders deze keer, alsof ik iets substantieels heb voortgebracht, een hoorbare knal die een echo zou moeten hebben. Of ik al “gearriveerd” ben weet ik niet, maar ik stel 't goed: Mijn strip oogst applaus, en dankzij het Vlaams Fonds der Letteren kan ik mij helemaal aan het tekenen wijden. Afgelopen januari hebben ze me, samen met een bont gezelschap collega’s, naar Angouleme meegenomen, waar een belangrijke internationale stripbeurs plaatsvond. Ergens waar je niet wil zijn komt eind dit jaar uit in het Frans, bij Actes Sud BD, en begin 2010 in het Engels, bij Drawn & Quarterly (bij hen uitgeven is een oude droom die uitkomt). Ondertussen slijp ik mijn penselen om te beginnen aan een nieuw boek, dat mezelf zou moeten verrassen en jullie hopelijk ook.’

Ricco van Nierop