• Auteur: Rozalie Hirs
  • Titel: Ge sta mel de werken
  • Uitgever: Querido
  • ISBN: 9789021442433
  • -
  • -
  • -
  • Het Woordenrijk: dinsdag 21:00-22:00
  • Stadsradio Den Haag FM (92.0 FM)
  • Terugluisteren via: denhaagfm.com
  • Datum bespreking: 10 Oktober 2012


Het Woordenrijk is een wekelijks radioprogramma over poëzie bij Den Haag FM (dinsdag 21:00-22:00). Het programma is een productie van het Haags dichtersgilde en wordt gepresenteerd door Harry Zevenbergen. Elke twee weken leest deRecensent een poëzierecensie voor. Het hele programma terugluisteren kan via denhaagfm.com (vul hier programmanaam en/of de uitzenddatum+tijd in.)

Tussen wonderschoon en bevreemdend in

(uitgesproken in Het Woordenrijk 09-10-2012)

‘Taal bouwt koepels en wanneer deze verdwijnen bouwt taal daar weer andere koepels overheen. Omdat woorden nooit stil zijn. Het begin van een zin richt de aandacht vooruit, het einde vereist dat je het begin in gedachten blijft houden. De ene alinea leidt naar de andere en deze pagina naar de volgende. De ogen zijn de lippen vooruit, al lezende slaan we de bladzijden om, terwijl de laatste regel van de vorige bladzijde nog op zijn plek moet vallen in ons hoofd.’

Dit is een citaat van de Britse essayist Tim Parks. Hij beschrijft een herkenbaar gevoel: woorden zijn nooit stil, zelfs niet als je de bladzijde hebt omgeslagen. Bij poëzie is dat gevoel misschien nog wel nadrukkelijker aanwezig dan bij proza. Met een goed gedicht ben je niet klaar als de bundel uit is – de woorden blijven rondzingen in je hoofd. Ik kwam Tim Parks tegen in het colofon van de nieuwe bundel van Rozalie Hirs. Haar bundel heet Ge sta mel de werken en bestaat uit zes gedichtencycli. Voor haar cyclus ‘het wil en wil je’ liet ze zich inspireren door de lezing van Tim Parks die hij vorig jaar voor literair tijdschrift De Gids hield getiteld ‘The Matter with Words’. Waar precies die inspiratie terug te vinden is in de poëzie van de dichter en of ze bovenstaand Parks-citaat kent is, zonder Rozalie Hirs in de buurt, moeilijk vast te stellen. Wel lijkt Hirs het herkenbare gevoel dat Parks beschrijft te gebruiken in deze cyclus. Het gevoel dat de woorden van de vorige bladzij nog tijdens het lezen van de volgende bladzij een plek in je hoofd moeten vinden.

De cyclus bestaat uit een viertal gedichten. Na het lezen van het eerste gedicht kom je in het tweede gedicht erg veel bekende woorden tegen. Het gevoel nog bij het vorige gedicht te zitten, wordt werkelijkheid. Hirs vult de hele cyclus enkel met woorden die al in het eerste gedicht staan. De beelden, zinnen, scènes die de woorden samen vormen, verschillen echter telkens van elkaar. Alsof Rozalie Hirs een foto heeft gemaakt en deze vervolgens in stukjes knipt en een paar keer opnieuw aan elkaar plakt. De ene keer plakt ze de stukjes in een kleiner frame, de volgende keer zet ze alles in spiegelbeeld. Ondanks dat de onderdelen van de gedichten bekend voorkomen, creëert Hirs op deze wijze een vervreemdende series foto’s. Haar gedichten zijn echter op een prettige wijze vervreemdend. Het prettige slaat niet alleen op de vorm, maar ook op de inhoud. Hier het eerste gedicht, dan kun je zelf bedenken waar het over gaat;

het wil en wil je tegen die boom daar
zien van hoe je stam bloeit in parels
vochtigst zaadbad weg te drinken grasland
in zeven sloten langs het tafelblad tegelijk
onze handen elkaar te grazen trapgat
nemen roekeloos waar met ons het roer om
en om zonder een lettergreep knoppen
betasten die jij en jij die wij bloot in het verwogen
verhemelte weg te gaan aangroeien
tot duizend sterren wegschietende
hemelen er binnenin wegen
tegen een huidrots van water?

Beluister hier deze recensie

Uhm… Je zou dit een gedicht over de schoonheid van de natuur kunnen noemen. Of toch gewoon een erotisch gedicht. Natuurlijk. Met zelfs een paar platte metaforen. Een stam die bloeit, een vochtig zaadbad, het betasten van knoppen. Als je de bladzijde niet zou omslaan en het bij dit ene, eerste gedicht zou houden, zou je Hirs bijna niet meer serieus nemen. Maar als je omslaat worden in het volgende gedicht deze metaforen scheef gezet, ontwricht; alle woorden krijgen een nieuwe plek en daarmee een net iets andere betekenis. In het tweede gedicht worden de knoppen niet meer betast, maar zijn het de handen die knoppen. Knoppen dat op de vorige bladzijde nog een zelfstandig naamwoord was, is nu ineens een werkwoord geworden: handen die knoppen. Rozalie Hirs weet de platitudes diepte te geven door ze van alle kanten te bekijken. Door de woorden anders te combineren verwoordt ze tegelijkertijd het gewone, het verrassende en het extatische van seks.

Zoals ik eerder benoemde, telt de bundel nog vijf andere cycli, één daarvan is een Engelstalige bewerking van ‘het wil en wil je’. De andere cycli in de bundel zijn verre van gewoon, maar maken geen gebruik van de knip- en plakmethode van ‘het wil en wil je’. De cycli gaan bijvoorbeeld over de natuur of over de sterren en het toeval. De sterren-cyclus is prachtig vormgegeven met witte letters op zwarte bladzijden. Sowieso mag de naam van boekverzorger, Michaël Snikter, niet ongenoemd blijven, want dit is een voortreffelijk vormgegeven bundel.

De gedichten van Rozalie Hirs bevinden zich allemaal ergens tussen bevreemdend en wonderschoon in. Waar ze uiteindelijk exact zullen uitkomen, is nog niet te zeggen, want de woorden hebben hun definitieve plek in mijn hoofd nog niet gevonden.

Ricco van Nierop

Meer recensies over deze auteur:
Rozalie Hirs - Geluksbrenger (2009)
Rozalie Hirs - [Speling] (2005)