• Artiest: Ian Fisher
  • Titel: Koffer
  • Label: Snowstar
  • Datum bespreking: 14 November 2016

april, lente, zomer
en woensdagen


Zegt iemand: / . Dat was de herfst dat er zoveel wolken waren dat we niet echt meer wisten wat we ermee moesten doen. Iemand plaudeerde van een koffer in Berlijn. Altijd weer die koffer in Berlijn. Brigitte Kaandorp had dat nog bijna verwoest voor mij. Als in een koffer. Voelend als een koffer. Twee koffers vol. En ik dacht, ik dacht dat dat een man was en schreef mijn leesverslag aldus en de dosente was niet geamuzeerd (pas veel later ontdekte ik dat zij ook schreef onder een manlijk klinkend pseudoniem, een vrij bekend dan nog, ik wist al niet waarom al mijn medestudenten zo opgewonden waren dat we les kregen van haar). Otterna gaf ik haar wat van mijn eigen zinnen, en die bevielen haar wel. De diva smijt met zinnen servies. Beweegt niet. Weer het beste deel van de avond gezeten en noten gegeten. Je kon hopen tot het tempo op was. Je kon het tempo op hopen. Van ver blijven de omarming. (maar hah! dit is niet de begrippenstudio). Maar hah! Dit is niet de begrippenstudio. Dit is vrijdagavond en. Dit is vrijdagavond en je. Dit is vrij/ en alles weder dicht een ik. sluit zichzelf. / . Dit is vrijdagavond en je draait een plaat. Je draait een plaat, en er was een gast. Een onderwatergast. Hij heerste over gans de zee. Werd gedood door/ /en als de idee is vijf, dan de koffer is zes. Of minimaal zeven. Gefilterde lucht is tien. En water kan maar beter vijf zijn dit. Is vrijdagavond en je draait twee platen. Tribuut aan een bus. We zijn verveeld met wat jij zegt. Aan verbetering dachten wij beneden. Aan bevetering dachten wij benepen. Is = is. Het zachtkens aftasten kapotgedacht. De stelligheid in stelling gebracht. Het vermoeden als vermoeden omgebracht. Als ze nog een keer omgekeken had, had dat mijn lijden stellig verzacht. Alle liefde ligt daar nu geslacht. En als. Zegt iemand dat ze / . De odyssee naar de ijskast & shit ik heb alleen nog maar een rosé koud staan. Drinken. Die nacht droomde ik dat ik lag te slapen in de mondhoeken van Margaret Glaspy. (een monument voor de mondhoeken van Margaret Glaspy!). En naakt, en gelukkig, en al mijn kleren in een koffer in Berlijn. Altijd weer die koffers in Berlijn. Er is stad en er is water. Takken molenwater. Dios is azul. Er is niemand. Het was de wind. Maar de illuzie, is de illuzie dan iemand? Iemand is iemand die donderdag vrijdag verft. Het is vrijdag en je draait drie platen. Ian Fisher. Koffer. Vrijdagavondplaatjes, denk je. Liefde, denk je. Hoe weinig het uiteindelijk had voorgesteld, denk je. Je probeert maar, je doet maar, je zegt maar. Blijf dan maar daar. Het is u niet waard uw stoel uit te komen, blijf maar daar, we gingen we deden we liepen want de wereld begint in mijn stoel. Sta niet op. Blijf maar zitten. Waarom kan het hier nooit eens gezellig zijn zonder dat het meteen zo gezellig moet zijn? En ik ben al aan mijn derde glas rosé en ik proost naar jou. Sta maar op. Sta daar. Sta te staan, zie hem daar staan met die koffer in zijn hand en die bloeze zo strak in suh djiens en zun baard zo vast op zijn gezicht. Staat hij te staan. Op een kerkenpad. En Tonnie Dieleman zag dat het goed was. Ian Fisher. Dit kan zo country zijn. Dit gaat zo country zijn. Dit moet country zijn. En country is land. Alsof een geur een plek kon zijn. Alsof een geur hoe kan een geur hoe was een geur zo mijn tuis dan, haar heilig oliesel op mijn rug, hoe ze zat, en ik geloof dat ik in trance geweest moet zijn want hoe flardmatig herinnerde ik het me slecht twee dagen later nog maar. Het stof dat je meezeult word je op een dag teveel. Dus je gaat, waarom niet. Dus je stombelt maar weer voorts en vuts en alleen en eindsweegs met twee of maksimaal één koffer vol. En ik opende mijn koffer, en hij zat vol met wind. En ik opende mijn koffer, en hij zat vol met bloed. En ik opende mijn koffer, en hij zat vol met stof. En ik opende mijn koffer, en hij zat vol met luchtwegen. En ik opende mijn koffer, en er stak alleen maar een gesloten deur in. En ik opende mijn koffer, en hij zat vol met Femke. En ik opende mijn koffer, en hij zat vol met liedjes. (het bood een gebiedshereniging voor oog en oor: plaatsbepaling voor mogelijkheden). (zegt iemand: Je moet je mogelijkheden zien). Zegt Thomas Graftdijk: Heb je wel gezien hoe mooi de wereld was? Denk ik: dat was zeker toen ik net de andere kant op keek, Thomas? En ik denk: in liedje is wereld, en het is vrijdagavond en ik pak werelden uit, en waarom heeft Robert Johnson altijd een hoedje op? Uit hoofde van de hoeden. Het hoeden van het gaan. Ik kan niet gaan, maar ik zal niet blijven. Als ik blijf, zal ik hier zeker niet zijn. Ik ben het gras waarop zij ligt, april, lente, zomer en woensdagen. (we lagen op onze rug in het gras, we zogen de werelden zomaar uit de lucht). Sommige dingen gaan nooit voorbij. Sommige dingen gaan steeds voorbij. Sommige dingen zijn voorbij voor je het weet. En ze zegt: persepsie is een proses en almeteens begint Tom Petty in mijn kopf te zingen she’s gonna listen to her heart it’s gonna tell her what to do she might need a lotta lovin but she don’t need you. Maar nu is het vrijdagavond en ik pak een koffertje vol werelden uit. (en allee komaan weer een dag gedaan). (en allee komaan weer geen zak gedaan). En de bio zegt (en SB noemt dat een éénvel) en het éénvel zegt Koffer is het meest optempo album van Ian Fisher totnotoe en altevaak streek ik het tempo neer en neer en neer en neer, tot op de grond waar er geenverderneer meer is en zo lang neer begint er uit te zien als op dus ik stel ruimhartig mijn seedeespeler wagenwijd op voor die daar Koffer daar. En ik denk optempo ja okee en ik denk subiet gaat dat nog een feesje zijn ofzo, hier, en dans ik straks op de keukentafel nu de katten toch liggen te slapen boven mijn hoofd. Deze rouwmoedige schoonheid. Deze kamer. Dit nergens. Luchtwegen nergenswind. De laatste slok smaakte papperig als melk. Het is voornamelijk het stof dat spreekt. Vind je niet dat die liedjes het mooiste zijn die n beetje bestoft zijn? Of de toon tonaler. Dagtoon. Wegtoon. Nachttoon. Zeker weer de hele avond naar Drinking songs van Matt Elliott zitten luisteren? (nee die keer was het de Orval die t m deed). Zeker weer de hele avond naar Carissa’s Wierd zitten luisteren? Zeker weer de hele avond naar Ryland Bouchard zitten luisteren? Nee het was de nacht. Nee het was de vloer. Nee het was die koffer die ik uitpakte. En die zat vol mjoeziek. En pak uit. En je zingt me terug in mezelf. (zing me) (zing me terug) (zing me terug in mezelf) (zing me terug in mezelf godverdomme) (sorry kees). Zing. En als hij dan zingt met die moje ianfisheriaanse ianfisherstem van hem zingt hij. Zingt hij gezichten uit. Zingt hij over gezichten. Zingt hij Your face in the pale light looks like an angel’s ofzoiets en geheel momenteelderlijk denk ik aan Emamanuel Levinas en wat hij zegt over hoe het gelaat van de ander oproept tot een verantwoordelijkheid in een taal voorafgaand aan het spreken en de mensen zaten en het is en de allermooiste vrouw die ik ooit gezien heb vraagt me de weg naar een straat die slechts een paar straten verderop is en ik wil haar wel wijzen maar ik sta daar te schutteren en te stotteren in een spreken voorafgaand aan de taal en als hij spreekt als Ian Fisher zingt zingt hij if you wanna stay i would not say no if you wanna go away i’d let you go en ik denk ook hij. Hij ook al. Weer een zwerver en weer over gaan en blijven en wat daar tusseninligt. En hij zingt. Zingt. // Hier komt Sjonnie zingen oudies goudies / ik heb een vrouwtje & geef mij mun wandelschoenen even aan wil je? (schatje wij zijn geboren om te rennen) // van blijven wil ik zingen. Stay, and ride the film. Filmtoon movietoon byetoon. Zeker weer de hele avond naar Sylvester Anfang zitten luisteren. Nee dat was gisteren. Er is geen vandaag (zegt Bruno Latour: wij zijn nooit modern geweest. (was nicht ist, is möglich). Alsof het archaïsme alles heeft overspoeld. Zegt Bruno Latour: waarvandaan hebben wij het idee van een tijd die verstrijkt? (ga strijk) (strijk op de vloer) (ze lagen op de vloer, initiatiefloos. Ze lagen op de vloer, geluidloos. Ze lagen op de vloer, bewegingloos. Ze lagen op de vloer, betekenisloos. Zie ze daar nu eens zitten. Ich sehe dich alle in eine reihe. ). )). ))). En als hij dan zingt, pak ik koffers uit. Pak uit: bezielde folkrocksongs (?), ja de tempo hep op, de stem klinkt van gisteren en de dag nog daarvoor, de stem klinkt als oud en. De mjoeziek. Het woest. Het deint. Het reurt. Het klingelt. Ik was achttien toen er geklopt werd. Ik was vijftien ik. Madame Motte drukte nerveus op onze deurbel, of beter, ik tracht me zo korrekt mogelijk aan de opeenvolging van feiten te houden, ze zo exact mogelijk uit te drukken en dus: op het ogenblik dat er werd gebeld, wist ik nog niet dat het Madame Motte, onse buurvrouw was. Jij wiez nieh. Maar op elk gegeven moment weten we (n)iets en dat is prachtig. En dan reurt het niet langer, dan drukt de eerste ballade op de bel, dan komt de eerste ballade binnenstombelen en ik. En het is prachtig. Amper vier nummers ver zijn we nu, en ik vind het prachtig. En zegt hij. Zingt hij. Zing me neder. Geef mijn geweten een pak slag. Zingt hij If you loved me I’d let you down like the one before and the one before that and the one before that and the one before that so come on kiss me let’s forget about it” en ik zit daar en tel de one’s before. The one, the ene one. Een kwam wandelen en sloeg pappie neer. Gods water, gods akker. Is mannetjespraat. Denk ik. En god ik ken wel mannetjespraat, en praat uberhaupt. En ik droom over jou in kleuren die niet bestaan. En ik kleur over dromen in een jou die nooit bestaan heeft. Is ook mannetjespraat. Is kofferpraat. En Ian Fisher verderzingt: “…curse this homeless way of life…” & is kofferpraat ook zo.

Zegt Karel Jonckheere: “Alles is kooi. Ook een boek.” Denk. Zeg. Alles is kooi ook een koffer. Het kofferleven. Voelen als een koffer. Waarom zou je hier zijn als je ook daar kunt zijn? Waarom zou je overal zijn als je ook nergens kunt zijn. Waarom zou je niet het bed zijn waarop zij rust. Waarom zou je niet het gras zijn waarop zij ligt, april lente zomer en woensdagen? Waarom niet dan altijd anders? Denk ik / zegt iemand dat ze langer van me had kunnen houden als ik een duurdere teeljefoon gehad had, zegt iemand dat ze langer van me gehouden had als ik meer geld gehad had (om die duurdere teeljefoon te kunnen kopen), denk ik // Denk ik: het kwalijkste aan het leven is nog wel dat je van je wieg tot het graf jezelf bent. Eigenlijk zou je halverwege met iemand moeten ruilen kunnen. Met de buurman de bakker of zomaar een gast op een fiets. Transatorium. Dit in overgang zijn. Dit mens zijn, of kind, of man. Reizend van. Aurora (Murnau en morgenrood, hoe het begint te dagen, en licht en schaduw en de beweging van licht en schaduw die bijvoorbeeld flim heet, bijvoorbeeld liefde en verdrinking heet, over alles heen vrouw heet). Een ding komt in waar een ander ding al is. Een tesamenstoot blijft dan niet uit. Ook ballades gojen dingen om. Ook de ballade hier gooit iets om. Amper vier nummers ver zijn we, en er is al iets omgegooid. De dingen aan diggelen. Toen ze zei Nu heb ik zin om een hele Xenos naar je hoofd te gooien was ik zo razend verliefd op haar dat ik dacht dat daar en dan mijn hart ermee ging stoppen. Van verliefdheid. Om wat ze zei. Om het gojen, en om de diggels. Daar komen scherven van. Nu kun je het wel schudden. t Ligt allemaal in stukken. Nu is het naar de knoppen. Zend het in enveloppen. Terug naar vanwaar het kwam. Maar het kwam, hier binnen, de ballade. En het gooide om. Eerst al the tempo. The tempo the tempi. Neer. Ineens lijkt het om zeep. The Way To Go saait sajig voort, en Seriously Who heeft teveel noten op de zang. Nee niet de zang. Maar op de noten. Alweer noten. Noten op de noten, weer een avond met teveel noten. De noten. De diggels. Van met teljoren te gojen. Nee. Noten, en zie dat allemaal eens liggen hier voor mijn boxen. Zie. Komt dat zien. Ze hebben het gezien. Ze zagen. Ze hadden je zien zitten in een Mazda Demio met een vrouw aan het stuur. Hij, en de sjef. Jij had hem zien zitten in dat stomme witte Upje met de sjef aan het stuur. Ze hadden je zien zitten, in die Demio, en hij vertelde je later dat de sjef zozo had gezegd en nounou had gezegd. Om die vrouw. Aan het stuur. En hij Jaja hoe lelijker de mannen hoe mojer hun vrouwen. En lachen, die twee, in dat stomme Upje. Zo stelde je je voor ten minste. Je wist het niet, je was daar niet bij, jij zat in die Demio ommers. Je zat en je dacht aan noten, je dacht aan haren, je dacht aan oren. Je dacht aan roundabout en the stepping stone. De oren en de haren. De oren en de boxen, en de noten die daar lagen. Wat ligt, staat op. Hoe dingen ook weer opstaan, ooit, na een nacht of eerder misschien. Whole Lotta Room heeft een mooi laatavond-vroegnachtauotsnelwegzweertje. Zoals. In de auto. Niet de Demio. Niet de Up. De auto van mijn vader. Benzine tanken. Een dossier ophalen dat hij op zijn werk had laten liggen. Een doos bonbons bij de nachtwinkel omdat hij iets goed te maken had met mijn moeder, elk ekskuus was goed genoeg om te gaan, en altijd de langste omwegen te nemen. Dan zaten we. Hij, de auto, de avond, en ik. Meestal spraken we geen woord. En als we iets zeiden dan was het het hoognodige. Het was de auto die sprak. De auto en de avond en de duisternis en de snelweg die spraken. Die spraken en zeiden. Die spraken en zeiden dat het goed was, en mooi, en rustig, en alle kloterij voor even ver van deze plek. Is wat zegt, wat Whole Lotta Room hier spreekt en zegt. Als niet in woord dan toch in zweer. Het is niet wat het is, het is wat het is. Het niet het iets, het is het iets. Iets moet hier zijn bijgezet. Iets ging hier mis. Iets, iemand en de anderen. Of dan het iets waar Hail Mary aan doet denken. Doet denken aan iets. Doet klinken als iets. Iets waar Ryley Walker zich niet voor geschaamd zou hebben. De komplimenten worden niet groter dan dit. De komplimenten komen niet mojer dan dit. De komplimenten komen mijn koffer uit. Voelen als een koffer. Een Duitse koffer was dat. Koffer akoesties is leuk. Een akoestiese koffer is leuk. De motorfiets die akoesties is. Je denkt. Er zat een gat in de kooi. Er stond een vrouw op het balkon. Een man ging twee keer voorbij. Maar preferabel is de gewone Koffer, het derde nummer op de plaat en misschien wel het mooiste nummer van dit jaar (of anders was dat een ander nummer) (van een andere artist) (een andere band) (een andere plaat) (uit een ander jaar). Het is met name dat hele amerikaanse duits dat het zo mooi maakt ja dat is geweten. Ik dacht aan de duits-amnerikaanse vriendschap. We liepen. Mijn zoon mijn dochter en ik. We liepen door. We liepen door het winkelsentrum en een hele grote. Een hele grote rode. Een hele grote rode DAF kwam doorheen. Kwam dwars doorheen. Kwam dwars doorheen het winkelsentrum geree en ik zei kijk. Kijk een hele grote. Een hele grote rode. Een hele grote rode DAF (want ik spreek in automerken tegen ze, in antireaksie op veels te veel mensen die ik ken in mijn omgeving die een vogel geen vogel noemen maar een merel of een kwikstaart of een zwaluw, zo spreken die tegen hun kinderen en zo menen ze dat ook ik te spreken heb te spreken dien tegen de mijne en toen ben ik maar beginnen spreken in automerken) (want daar ken ik iets van) (dat is nog van vroeger) (dat) (ach laat maar). En ik. En wij. En die DAF. En mijn zoon vraagt Pappa wat betekent eigenlijk DAF? En het beste dat ik hem kan zeggen is Deutsch Amerikanischer Freundschaft zeun. Ik hoor mijn akoestieke motorfiets diep zuchten. De koffer grijnst. En alles staat stil. En alles is niets. Nothing is inderdaad niets. Een niemendalletje. Een sjootjoen. Kabaret in de oudste betekenis van dat woord. Een Berlijn in een koffer. Het is “geinig” (wat?) en kietelig, en het maakte me een dansje doen. Niet eens op tafel maar met de lucht rondom mijn resenseertafel. Gefilterde lucht is tien, en water kan maar beter vijf zijn. En resenseertafel is zero. Welaan in het jaar zero. We tellen. We telden niet. We zaten. We lagen. We zwegen. We vielen tegen in het echt. Het kon niet langer overeind blijven zoals we het dagen. Zegt Laura Vazquez: Alles is langzaam aan het vallen, in de mensen, en in de kelen van de mensen, en in de buiken van de mensen, en alles slokt alles slokt de mensen op, en in de keel en langzaamaan, en alles gaat in de keel maar langzaamaan, in het huis van de mannen, in het huis van de wolven, in het huis van de moeders, in het huis o zo donker, alle moeders donker, je geeft elkaar water, je geeft elkaar takken, je geeft elkaar brood, en alles valt erbovenop Denk ik takken molenwater. Denk ik/voel ik stekende pijn diep in mijn oog / oog, en (stekende ogen diep in mijn pijn). Steekt. Valt. Ligt. Staat. Open. Mijn kamer staat wijd open in de nacht. En ik en al die koffers lopen in. En alle liedjes stoten alle liedjes om. En alle liedjes doen alle liedjes weer herrijzen. En alles steeds en waarom nooit met jou. En het stof. En de platen steeds vanvorenafaan.

(tim donker)