• Auteur: Lieke Marsman
  • Titel: Wat ik mezelf graag voorbehoud
  • ISBN: 9789028241534
  • Uitgeverij: Van Oorschot
  • Datum bespreking: 24 Januari 2011

Kort en bondige recensie voor die aardige mevr. in de trein


De hele dag draag ik mezelf
boven mezelf uit.

(p. 52)

Al enkele weken loop ik rond met de debuutbundel van Lieke Marsman in mijn tas, Wat ik mijzelf graag voorhoud. In die periode is de bundel in zo’n beetje alle kranten en (internet)tijdschriften besproken, en de toon van die besprekingen varieerde van enthousiast tot laaiend enthousiast. Dat is meteen ook ongeveer de beschrijving van de toon die ik in deze recensie wilde aanslaan.

Nu kunt u zich het probleem van de recensent die wat later dan zijn collega’s achter de laptop is gaan zitten vast levendig voorstellen. Hij wil immers geen recensie schrijven die iedereen al gelezen heeft. De poëzielezers die in deze bundel zijn geïnteresseerd, hebben die andere recensies natuurlijk allang gelezen. En natuurlijk hebben die andere recensenten hun werk prima gedaan. Wat kan de wat tragere recensent hier nog aan toevoegen?

Daar komt nog bij dat ik me afvraag of Lieke Marsman zo onderhand niet wordt doodgeknuffeld. Niets zo funest voor een debutant om aan alle kanten de hemel in te worden geprezen. Niet alleen komt daarmee een ontzettende druk op de tweede bundel te staan. Dichters die teveel geloof hechten aan positieve recensies kunnen gemakkelijk gaan denken dat ze inderdaad goed zijn. En dichters die denken dat ze goed zijn, schrijven meestal verschrikkelijke poëzie.

Toch is het verleidelijk met de andere recensenten mee te roepen dat Lieke Marsman een heel interessant debuut heeft uitgebracht. Want dat vind ik. Maar wie schiet daar uiteindelijk wat mee op. Dat ik nu toch over deze bundel zit te schrijven, heeft uiteindelijk niet zoveel met bovenstaande redenaties te maken.

Soms lees je een bundel waar je de neiging door krijgt de krant van de persoon die tegenover je in de trein zit naar beneden te drukken en tegen die persoon te zeggen: ‘Lees dit eens!’ En als die persoon - meestal toch al niet zo best gehumeurd - de bundel die ik voor zijn ogen houd wegslaat, zal ik de persoon die naast me zit erover aanspreken, en daarna de persoon schuin tegenover me, en daarna zal ik me richten tot de mensen die in de bankjes aan de andere kant van het gangpad zitten:

Ik lees een boek van achter naar voren en weet dat ik
zo meteen op de bladzijde kom waar iemand een kruisje
heeft gezet voor de allermooiste zin. Wat de allermooiste zin is
weet ik nog niet, maar het is de zin waar ik ‘s nachts om huil
omdat het ochtend is en ik een nacht niet heb gehuild
omdat het ochtend…

(p. 11)

Bij het station aangekomen zal de spoorpolitie me overmeesteren.

Het is dat, of toch maar even achter de laptop zitten. Dan hoef ik alleen nog maar even van mijn plek op te staan en door de afgeladen wagon te schreeuwen: ‘Dames en heren, als u wilt weten waarom ik Wat ik mijzelf graag voorhoud van Lieke Marsman zo mooi vind, kijk dan straks als u op uw werk aankomt eerst even op www.derecensent.nl. Dat is De Recensent aan elkaar. Recensent schrijf je met een C. Dan Punt NL.’

En het is altijd de persoon waarvan je het niet verwacht die inderdaad even gaat kijken. Het is niet die student met het intellectuele brilletje, want dat blijkt een econoom. En het is ook niet de jonge vrouw die in de Groene Amsterdammer zit te lezen. Die leest wel poëzie, maar ze heeft al die andere recensies over deze bundel al gelezen. Nee, het is die vrouw van middelbare leeftijd die net haar kinderen naar het oppasadres heeft gebracht en die terwijl ze op kantoor - een drankgroothandel - haar computer opstart tegen haar collega’s zegt: ‘O, ik zal straks meteen even kijken op www.derecensent.nl, ik heb het hier opgeschreven. Er stond net een vent in de trein te schreeuwen over een mooie dichtbundel en daar ben ik wel benieuwd naar.’

En iedere dag graaft men
iets op in mij, al blijf ik niet
in mijn verleden hangen.

(p. 37)

Hier aangekomen begint deze mevrouw evenwel serieus te overwegen af te haken. ‘Stukken op het internet moeten kort en bondig zijn,’ denkt ze bij zichzelf. ‘Er is nog nauwelijks iets over de bundel gezegd en ik moet straks toch echt aan het werk.’ Vooruit dus maar. Kort en bondig, mevrouw, zo u wilt (de moderne tijd, net wat u zegt):

In de andere recensies kunt u lezen dat Marsman een geheel eigen toon heeft. Dat haar regels volstrekt helder zijn en toch vaak verrassend en soms zelfs raadselachtig. Op p. 16 en 17 vindt u bijvoorbeeld het toegankelijke gedicht waarin de dichter zich tot haar broertje richt, omdat ze te laat is hem op te halen van zwemles. Leest u dat gedicht, mevrouw, het is diep ontroerend. Omdat het liefdevol is, maar ook - juist omdat het zo liefdevol is - hard:

Maar maak je vandaag nog maar
geen zorgen, broertje. Als je wacht,
gaat de tijd langzaam. Sta voor nu
nog maar even met een cafetariasnack
in je hand te kijken hoe het eind
van de straat het eind van de straat
zonder mensen blijft.

(p. 17)

En u leest er ook dat ze met stukken tekst die erg dicht bij proza liggen haar verleden, toekomst en omgeving – haar leven dus zeg maar - in kaart probeert te brengen. Haar taal is to the point en haar beeldentaal is prachtig.

Maar vooral vind ik haar poëzie mooi omdat onder al haar regels een wonderlijke spanning schuilgaat. Marsman is geen dichter die slimmigheden debiteert vanuit een opvatting dat poëzie vooral origineel en verrassend moet zijn. In deze bundel is een dichter aan het woord die moeite heeft met de werkelijkheid en die al haar inventiviteit en creativiteit nodig heeft om er grip op te krijgen. Dat heeft met verrassend en origineel niets te maken:

Soms denk ik alleen maar dat ik
zo snel mogelijk een verhaal over een sneeuwlandschap
moet schrijven. Op maanschoenen tot het gras zakken
en lege lawines uitgraven. Als ik er opkijk ken ik
de namen van alle planten van buiten, over hen
zal ik zingen in dwarrelende tonen
totdat ze niet langer bedekt zijn.

(p. 25)

Een titel als Wat ik mijzelf graag voorhoud spreekt in dat opzicht boekdelen. Die titel suggereert immers dat er een illusie nodig is om de werkelijkheid draaglijk te houden.

Een conclusie die weinig aanleiding geeft de computer met een tevreden glimlach af te sluiten en mezelf te feliciteren met wéér een rake analyse. Maar het moet kort en bondig, en dan is dit het beste dat ik kan leveren. Beter is het natuurlijk de bundel zelf aan te schaffen en op eigen houtje een oordeel te vormen. Het geld is goed besteed, dat garandeer ik u. Maar ik zie dat mevrouw al ergens halverwege is afgehaakt. Is er misschien nog iemand die wél tot het einde heeft doorgelezen? Hallo?

Edwin Fagel