• Fotograaf: Jeroen Kramer
  • Titel: Room 103
  • Uitgever: Aurora Borealis
  • ISBN: ISBN 9789076703428
  • Fotograaf: Ad van Denderen
  • Titel: Occupation: Soldier
  • Uitgever: NRC Boeken
  • ISBN: 9789079985111
  • Datum bespreking: 19 Maart 2010

Van Waarom naar Wat


De fotojournalistiek in ontwikkeling

Er is iets aan de hand met de fotojournalistiek. Je ziet het onder andere aan de winnende foto's van The World Press Photo. Het zijn niet meer de meest dramatische momenten en de grote contrasten die overheersen. Volgens sommigen ligt het aan de economische crisis, doordat de kranten en bladen steeds minder geld te besteden hebben zouden de beste fotografen overgestapt zijn op de documentairefotografie (de achtergrondverhalen), wat een rustiger soort beelden zou opleveren. Maar overtuigender lijkt me een ander argument: dat de wereld bloed- en drama-moe is geworden. Ook verschillende fotografen zijn dat. Maar waarom dan en waar zijn deze fotografen naar op zoek? Ad van Denderen en Jeroen Kramer bijvoorbeeld: twee heel verschillende fotografen die beiden op hun eigen manier afstand namen van de klassieke fotojournalistiek. Niet dat ze nu dramatische onderwerpen links laten liggen: hun nieuwste boeken “Occupation: soldier” en “Room 103” getuigen daarvan. Maar beide fotografen beweren te hebben gebroken met de fotojournalistieke instelling omdat ze met hun foto's vragen willen oproepen.

Dat kan volgens hen niet vanuit de fotojournalistiek. Ik zou willen toevoegen: kan niet meer, want de ambitie vragen op te roepen is niets nieuws onder fotojournalisten. Het komt voort uit engagement dat lange tijd juist toonaangevend is geweest in de fotojournalistiek, met (sinds 1947) fotoagentschap Magnum in de voorste linie. Vragen oproepen betekent de kijker betrekken bij datgene wat erop de foto te zien is. Via de vragen blijven de foto's in het hoofd van de kijker haken. Die vragen werden tot nu toe vooral aangewakkerd door het oproepen van emoties. Exemplarisch zijn foto's van oorlogsslachtoffers, beelden die morele verontwaardiging oproepen: 'dit mag niet gebeuren!' En vervolgens de vraag: 'waarom gebeurt dit?' Die emoties worden vaak versterkt door een letterlijk gebrek aan afstand van de fotograaf tot zijn onderwerp: 'If your photo ain’t good enough, you ain’t close enough’ is de fameuze uitspraak van de legendarische oorlogsfotograaf Robert Capa (één van de oprichters van Magnum). Maar het is precies deze nabijheid die fotografen als Ad van Denderen en Jeroen Kramer uiteindelijk deden concluderen dat je vanuit de fotojournalistiek geen vragen kan oproepen.

Om met de jongste te beginnen: Jeroen Kramer (1967) vertelt in zijn debuut 'Room 103' dat het de foto's van oorlogsslachtoffers zijn geweest die hem van de fotojournalistiek hebben weggedreven. Als fotojournalist werkte Kramer de afgelopen tien jaar in het Midden-Oosten. Hij werkte als vanzelfsprekend vanuit het succesvolle adagium van Capa, zijn eigen leven wagend voor spectaculaire oorlogsfoto's. Waarmee hij in de knoop kwam omdat hij niet wist waarvoor hij dat eigenlijk deed. “Room 103” is het resultaat van deze worsteling.

In het boek een selectie van de mooiste foto's die hij de afgelopen tien jaar gemaakt heeft . Foto's die hij als fotojournalist nam (onder andere enkele foto's van oorlogsslachtoffers), maar ook andersoortige foto's die hij, moe van oorlog, gemaakt heeft: mooie, intieme en ontspannen momenten van mensen in het Midden-Oosten (o.a. vrienden van hem, Kramer woont in Beirut). Foto's uit het uitgaansleven, maar ook bij mensen thuis (soms zichtbaar bedroefd), in zee, of in de sauna. Cruciaal is hoe hij vervolgens de foto's in het boek heeft samengevoegd: door zoveel mogelijk contrasterende beelden naast elkaar te zetten. Om enkele van de meest extreme voorbeelden te noemen: een foto van een verliefd stel naast een foto van een massagraf of een foto van een zwaar gewond bebloed jongetje naast een foto van zich ontspannende jonge mannen in een sauna.

In dit boek gebruikt Kramer dus de veel beproefde journalistieke methode van het opzoeken van de dramatiek, maar wel op een onjournalistieke manier: het gaat hem niet om het vertellen of bevestigen van een verhaal, maar om het bestrijden van een beeld. Het beeld dat is voortgekomen uit foto's van oorlogsgeweld die ook Kramer heeft gemaakt: dat de werkelijkheid in het Midden-Oosten alleen wordt gedicteerd door oorlogsellende. Maar de ontspannen foto's overheersen in 'Room 103' en lang niet op iedere dubbele pagina is er sprake van een dramatisch contrast. Kramer probeert de kijker niet alleen te provoceren, maar ook te verleiden.

Waar er wel grote contrasten zijn, zitten ze soms tegen het smakeloze aan. Zeker door de beeldrijm tussen sommige foto's die naast elkaar zijn geplaatst, zoals de blote bast van het bebloede jongetje (zijn gezicht in een kramp) die rijmt met de aantrekkelijke blote torso van één van de ontspannen jongemannen in de sauna.

Maar 'Room 103' is ook een onderzoek van Kramer naar zijn beweegredenen om überhaupt als fotojournalist in het Midden-Oosten te gaan werken. Kramer heeft daar in het boek enkele teksten over geschreven - naast invoelende stukjes over mensen die hij de afgelopen tien jaar in het Midden-Oosten heeft ontmoet. Teksten waarin hij zichzelf niet spaart. Zijn uitgever had hem op het hart gedrukt dat zijn boek alleen zou werken als het 'echt' is. Hierdoor aangemoedigd mailde Kramer op een avond stomdronken naar zijn uitgever dat hij zichzelf haat en dat de ellende van anderen hem verveelt. Op het einde van het boek beschrijft hij hoe hij daar vervolgens in nuchtere toestand over dacht: “I realized that, at least in part, it has been self-loathing that has pushed me into covering conflicts. It has made me more cynical and desensitized towards others, yet it has also given me the need for an occasional pat on the back from a reader or editor who thinks that I do what I do because somehow 'I care'.”

Kramer was dus (in ieder geval gedeeltelijk) tot het vak aangetrokken vanwege het imago van de betrokken fotojournalist die zijn leven waagt om de wereld te laten zien hoe het ECHT is, à la Robert Capa, maar niet omdat hij dat zelf zo ziet of gelooft, maar omdat hij graag zo gezien wordt. Met “Room 103” heeft Kramer zichzelf hervonden als een geëngageerde fotograaf, maar dan op zijn eigen manier. Dat de confronterende manier van vragen stellen soms tegen het smakeloze aanzit past in zekere zin bij zijn persoon en zijn geschiedenis als fotograaf: Kramer is zowel cynisch als gevoelig. Soms een verwarrende combinatie, maar wel eentje die 'echt' aandoet, ook al doet die echtheid, zowel in zijn bekentenissen als in sommige puur esthetische foto's van lichtreflecties in ramen, wat ijdel of dweperig aan. Hoewel dat soms tegenstaat is 'Room 103' toch een bijzonder boek geworden. Niet in de laatste plaats omdat het een document van deze tijd is. Het vertelt het verhaal van een getroubleerde fotojournalist die zijn betrokkenheid met de wereld herdefinieert. Kramer heeft een soort engagement gevonden waarvanuit hij niet een bepaald onrecht zelf bestrijdt, maar een overheersende beeldvorming van dat onrecht, terwijl hij tegelijkertijd zijn eigen rol als fotojournalist onder de loep neemt. De vraag is alleen: hoe nu verder voor Kramer? Hoewel hij wel zegt te hebben gebroken met de fotojournalistieke instelling blijkt niet uit het boek dat hij nooit meer als fotojournalist zal werken. Het is waarschijnlijk ook (in ieder geval gedeeltelijk) zijn broodwinning. Wat zal het vervolg worden van zijn zoektocht?

Ad van Denderen (1943) heeft een geheel andere achtergrond: hij is al decennialang de geëngageerde documentairefotograaf. Van Denderen was dus altijd al bezig met het vertellen van een breder verhaal. Maar de instelling waarmee hij fotografeerde was wel (tot een jaar of zeven geleden) volgens hemzelf journalistiek. In een video-interview met Photoq legt hij uit dat fotojournalistieke beelden emotionele beelden zijn en hoe hij daar mee wilde breken: 'Ik wil weg van die emotie, ik wil een beeld hebben waar ik naar kon blijven kijken en niet zozeer een emotioneel beeld waarbij ik meteen naar de volgende foto wilde.' In het interview legt Van Denderen dit uit aan de hand van een foto van een aanslag in Israël (uit zijn vorige boek So Blue So Blue): vroeger was hij meteen naar de ramp toegesneld, nu wachtte hij een dag voordat hij naar de plek des onheils ging. Hij maakte er een foto van een leeg café, compleet verwoest door de bom. Als je goed kijkt zie je iemand aan de andere kant van het café nog iets oprapen van de grond, een detail dat bijna verloren raakt in alle andere details: sinds zijn breuk met de fotojournalistieke instelling heeft Van Denderen zijn 35 millimeter ingeruild voor een middenformaat camera. Door de grotere negatieven van deze camera worden er veel meer details zichtbaar en is er dus nu letterlijk meer om naar te kijken op zijn foto's. Tegelijkertijd vindt er minder actie plaats: middenformaat camera's zijn log, snelle actie kun je er moeilijk mee vastleggen - in tegenstelling tot met de handzame, snelle 35 millimeter, de klassieke fotojournalisten camera.

'Occupation: soldier' is sinds Van Denderen's breuk met de fotojournalistieke instelling alweer zijn derde boek. Het is in opdracht gemaakt van het Rijksmuseum en de NRC, die ieder jaar een documentairefotograaf opdracht geven om een bepaald aspect van de Nederlandse geschiedenis vast te leggen. Deze keer was de opdracht de titel van het boek: soldaat als beroep en hun aanwezigheid in het buitenland. Van Denderen fotografeerde ervoor in Nederland, Soedan en Afghanistan. In het boek geen enkele ravage- of spectaculaire actiefoto, ook al viel er op een ochtend in Afghanistan een raket aan de andere kant van de eetzaal waar Ad van Denderen zijn ontbijt nuttigde en waarbij een soldaat de dood vond.

Het fotoboek Occupation: Soldier van Ad van Denderen is hier compleet online te bekijken, inclusief teksten van Arnon Grunberg.

De momenten en dingen die Van Denderen vastlegt zijn vrij prozaïsch , soms tegen het lullige aan. Zoals de twee foto's van een supermarktkarretje gevuld met soldatenspullen (vooral kleren maar ook bijvoorbeeld een afwasborstel), waarmee het boek opent en afsluit. Foto's die Van Denderen nam tijdens de registratie van een nieuwe lichting soldaten. Het is met deze foto meteen duidelijk: dit boek zal geen heroïsch beeld geven van de soldaat. In 'Occupation:soldier' ondermijnt van Denderen het stoere soldatencliché op heel geraffineerde wijze. Niet zonder humor, maar ook niet zonder ernst. Van Denderen heeft het leger niet als een plek 'waar de actie is' benaderd, maar als een verzameling van rituelen, en dan met name overgangsrituelen.

'Occupation: soldier' opent met zes bijna lege pagina’s met enkel de tekst van de drie verschillende varianten waarop een soldaat bij zijn beëdiging trouw zweert ‘aan de koningin, aan de wetten en onderwerping aan de krijgstucht’ – een christelijke, een islamitische (die al sinds 1916 bestaat!) en een niet-gelovige variant. Ook staan er in het boek veel foto's van momenten uit de registratie van de nieuwe lichting. Maar ook de foto's die niet direct over een ritueel gaan, krijgen in het boek iets ritueels omdat de foto’s gegroepeerd staan in series waarin steeds hetzelfde gebeurt. Zoals de serie van Nederlandse soldaten die vanuit hun tanks in Soedan zwaaien naar de mensen aan wie ze voorbijrijden, of Afghanen die langs de kant van de weg gefouilleerd worden.

Maar het spannendste aan “Occupation: soldier” is wat er binnen de foto's zelf gebeurt. Het markantste voorbeeld is de foto op de voorkant – misschien ook de stoerste foto uit het boek. Je ziet een jonge soldaat waar een pasfoto van wordt gemaakt. Een pasfotomoment heeft weinig heroïsch en toch zou je kunnen zeggen dat er zich hier iets heroïsch afspeelt, alhoewel het heroïek met een knipoog is. Dit komt niet alleen door wat er te zien is, maar ook door hoe Van Denderen het gefotografeerd heeft.

Ten eerste heeft Ad van Denderen zich lager geposteerd dan de legerfotograaf, waardoor de jongen van onderaf in beeld is gebracht terwijl hij strak naar voren kijkt, een beeldend retorische truc die vaak wordt gebruikt in reclame of propaganda. Een laag standpunt van de camera geeft de gefotografeerde iets machtigs en het daarbij recht naar voren kijken geeft hem iets vastbeslotens. Voorwaarts, recht op het doel af, desnoods over de camera heen! Om dit bij zoiets lulligs als een pasfotomoment te gebruiken heeft iets komisch. De gedecideerdheid op het gezicht van de soldaat is in de eerste plaats de gedecideerdheid om zo neutraal mogelijk te kijken. Maar dit is niet het enige beeldende effect dat speelt in deze foto. Van Denderen heeft niet alleen vanaf een duidelijk ander standpunt dan die van de legerfotograaf gefotografeerd: hij brengt ook meer in beeld. Je ziet meer ruimte om de soldaat heen dan bij een pasfoto het geval is. Die lege ruimte om de soldaat maakt hem klein, wat net zoals het pasfotomoment het propaganda-effect afzwakt. Ook zie je dat het legerhemd van de soldaat niet helemaal is dichtgeknoopt en dat hij daaronder een spijkerboek met witte riem en t-shirt draagt.

Maar het propaganda-effect wordt niet helemaal teniet gedaan. En dat komt door wat de jonge soldaat vasthoudt: een langwerpig bord met een negen-cijferig nummer. Het bord is ongeveer even breed als de schouders van de jongen. Hij houdt het aan twee houdertjes met beide handen vast zoals je een stuur van een auto vasthoudt. In het boek staat dat het zijn registratienummer is: de jongen behoort tot een nieuwe lichting van de luchtmobiele brigade. Het is dus eigenlijk een ritueel moment. Het nummer heeft iets weg van een lotnummer, alleen gaat het niet om de prijs waar dit nummer op kan vallen, maar om een mogelijke dood. Het is een lang getal en alhoewel er bij lange na niet zoveel Nederlandse soldaten zijn, herinnert de grote van dit nummer aan de inwisselbaarheid van iedere soldaat. Dus ook aan de willekeur van wie er toevallig in het leger de dood vindt. En toch zien we hier op de foto één specifieke soldaat die het bordje vasthoudt. En hij kijkt strak naar voren. De gedecideerdheid op zijn gezicht krijgt hierdoor ook een andere betekenis: die van een soldaat die het risico op zijn eigen dood durft te nemen.

En dat is niet de clichéheroïek uit bijvoorbeeld de reclamefilmpjes van het leger, maar de ware soldatenheroïek. Ook een groot verschil met die reclamefilmpjes is dat op de omslagfoto van 'Occupation:soldier' de heroïek er niet dik bovenop ligt. De foto's van Van Denderen zijn op een heel slimme manier subtiel, net zoals de spanning in zijn foto's. Een oppervlakkige kijker zou zijn foto's neutraal kunnen noemen. Maar dat zijn ze zeker niet. Van Denderen wil geen emotionele beelden maken, maar blijft wel een goede observeerder, ook van mensen. En met mensen komen er toch emoties in beeld. Dat zie je ook terug in de andere foto's die hij van net geregistreerde soldaten tijdens het pasfotomoment nam: lang niet bij iedere foto heeft hij gekozen voor zo'n laag standpunt als bij de omslagfoto. Bij de soldaten die wat onzekerder in de camera kijken is zijn standpunt wat hoger. Het zijn dit soort kleine verschillen waardoor Van Denderen blijft reageren op de emoties van de mensen die voor zijn camera staan. Wat tot verrassende resultaten leidt, zoals de ware soldatenheroïek. Dat Van Denderen die heroïek kan laten zien, zonder te vervallen in de clichéheroïek of het lullige tegendeel daarvan, bewijst onomstotelijk zijn kunde.

De nieuwe soort fotojournalistiek die bij de World Press Photo nu ook wordt bekroond, wordt ook wel 'slow journalism' of 'new journalism' genoemd. Je kunt je afvragen of Ad van Denderen en Jeroen Kramer hier ook onder vallen. Maar zelf zeggen ze met de fotojournalistiek gebroken te hebben omdat ze vragen willen oproepen. En hoewel dat dus niet nieuw is in de fotojournalistiek, roepen ze die vragen wel op een nieuwe manier op.

Je zou kunnen zeggen dat de oude manier van vragen stellen, via het oproepen van emoties, het meest problematisch is gebleken bij foto's van oorlogsslachtoffers. De problematiek rond dergelijke foto's is groot, maar ik zou me hier willen beperken tot wat Susan Sontag in haar essay 'Kijken naar de pijn van anderen' de 'retoriek' van dergelijke foto's noemt: “Ze herhalen. Ze versimpelen. Ze wekken opschudding. Ze scheppen een illusie van consensus.” Met uitzondering van de specifieke emotie die ze oproepen zou je hetzelfde kunnen beweren over bijvoorbeeld foto's vol cliché soldatenheroïek. Het is deze retoriek die foto's geschikt maken voor eenduidige denkbeelden. Zoals reclame voor vredesmissies, terwijl die vredesmissies allesbehalve onproblematisch zijn. Fotografen als Van Denderen en Kramer willen hiermee breken door beelden te maken (of combinaties van beelden) die niet meer eenduidig zijn. Dit doen ze niet door helemaal geen retoriek meer te gebruiken, maar door verschillende retorieken in te zetten waardoor complexere beelden ontstaan.

Uiteindelijk zijn Ad van Denderen en Jeroen Kramer niet echt bloed- of drama moe: ze hebben juist nieuwe wegen gezocht om het drama weer beter invoelbaar te maken. De oude retoriek is in vele opzichten, door de eindeloze herhaling, versleten: het drama heeft op de oude, directe manier aan impact verloren.

Bovendien zou je kunnen stellen dat de vragen die met foto's van oorlogsslachtoffers gesteld worden, eigenlijk geen echte vragen zijn. De vraag 'waarom gebeurt dit?' komt voort uit een moreel oordeel dat zo'n foto oproept: dit mag niet gebeuren! De vraag is dus ook zelf retorisch: zij wil niet echt beantwoord worden: het mag gewoonweg niet gebeuren. Maar in de tussentijd blijft het gebeuren.

Het is met deze wijsheid - dat zaken als oorlog altijd zullen blijven bestaan - waarmee fotografen als Kramer en Van Denderen nu vragen oproepen. Het draait bij hen niet langer om de waarom-vraag. Het gaat om het doorbreken, onderuithalen of domweg vermijden van bestaande beeldvorming. Zij willen af van de clichébeelden, de in de fotojournalistiek gebruikelijke manieren waarop iets (eindeloos opnieuw) wordt gefotografeerd. Dat levert een heel ander soort vragen op, vragen die de kijker dwingen nog eens goed naar de foto's te kijken: wat is er precies te zien, wat gebeurt daar, of: is daar gebeurd? Van Denderen en Kramer verleiden en dagen de kijker uit om nog eens te kijken en nog eens. Het zijn dus geen waarom-vragen die zij stellen, maar wat-vragen: wat zie je? Het is een vraag die teruggaat naar de basis van de fotografie: kijken, los van een beperkend moralisme.

Liza de Rijk


Room 103 (Kramer) is verkrijgbaar via: Aurora Borealis. Meer info over Kramer. Voor diegene die in de buurt zijn: de tentoonstelling Room 103 is vanaf 19 maart tot 2 April te zien in Beiroet, Libanon.
Occupation: Soldier (Van Denderen) is verkrijgbaar via: NRC Boeken. Meer info over Van Denderen.