De literaire sensatie van 2004

Ik ben de beste dichter van mijn generatie. Dat ben ik. En dan druk ik me nog bescheiden uit. Niemand weet dat nog, want ik bewaar mijn verzamelde werken in de la van mijn art deco-bureau.
 
Mijn vrienden zijn literatoren. Daar hecht ik waarde aan. We praten lange avonden over onze ambacht en de aard en waarde van grote kunst. Ze zijn getalenteerd, mijn vrienden, hoewel niet zo getalenteerd als ik. Het stoort me helemaal niet dat een aantal onder hen een contract heeft bij een grote uitgeverij, ik weet immers wat ik ben.
 
Ik heb ook vrienden, die zelfs al bundels hebben gepubliceerd. Bundels die positief, ja zelfs juichend werden besproken in landelijke dagbladen. Omdat ik zelf recensies voor een webzine schrijf, bespreek ik deze bundels wel eens. Kritisch genoeg om niet beschuldigd te hoeven worden van vriendjespolitiek, maar positief genoeg om niet beschuldigd te hoeven worden van jaloezie. Ik heb er geen problemen mee als iemand anders óók mooie gedichten schrijft. De poëzie zelf is wat telt, zeg ik altijd.
 
Ik heb dezelfde stamkroeg als een landelijk gelauwerde dichter. Hij wordt door het grootste deel van de literaire kritiek op handen gedragen. Collega-dichters vallen hem dikwijls ongenadig aan, in de verschillende literaire tijdschriften en op websites. Hij geniet daarvan. Ik ben het in mijn artikelen op de webzine ook wel eens met hem oneens geweest. Maar als we samen ons biertje drinken, hij en ik, kunnen we heel goed en op gelijke voet met elkaar omgaan. Hij heeft zelfs gezegd dat hij mij getalenteerd vindt.
 
Als ik het haar vraag, zegt mijn vriendin dat ik mooie gedichten schrijf. Sommige dichters breken pas rond hun vijftigste door, zegt ze. Alsof ik niet, heel binnenkort, de literaire wereld versteld zal doen staan. Dat komt wel goed. Ik ben de beste dichter die ons taalgebied ooit heeft gekend. Maar vooralsnog ben ik er tevreden mee 's werelds mooiste oeuvre te verzamelen in mijn bureaula.

Bob