Boliviaanse Barok

Leden van de familie Bach - het beroemde kunstenaarsgeslacht van de westerse beschaving, trokken reeds met de eerste scheepskonvooien (rond 1600) van de Verenigde Oost-Indische Compagnie naar het huidige Indonesië. Tot op de huidige dag wonen en werken er Bach-en daar. Ook in Nederland trouwens, het gaat om zo’n 250 gezinnen die allemaal, met Johann Sebastian Bach (de grootst van allen) dezelfde 16e eeuwse stamvader delen.
De keizer van Japan kreeg medio 17e eeuw van eerwaarde paters uit Venlo zowaar een Nederlandse klavecimbel cadeau en in 17e en 18e eeuws Zuid-Afrika werd er, vooral in Kaapstad in statige woonhuizen van Nederlandse ‘kolonialen’flink gemusiceerd op klavecimbel, fluit, viool en gamba.

Met het uitzwermen in de 17e eeuw over heel de wereld van handelsvloten van economische supermacht Nederland verspreidde zich ook allerlei typisch Nederlandse/Europese cultuuruitingen. De invloed van de Europese cultuur elders in de wereld is tot op de huidige dag enorm manifest. Kijk bijvoorbeeld maar naar Japan: om te voorkomen dat het authentiek Japanse Nô-theater werd weggevaagd door de westerse populaire en serieuze cultuur, subsidieert de Japanse regering driftig dat in alle opzichten unieke, eenmalige theater, muziek en dansfenomeen. Zo krom is het allemaal kunnen worden.

In Zuid- en Midden-Amerika, dat vanaf de 15e eeuw door Portugal en Spanje (Columbus!) was ontdekt, is ook sprake geweest van ‘Europese cultuurimport’, en niet zo weinig ook.
Het is zogezegd de ‘zachte’, zo u wilt ‘mooie’ kant van een Europese economische (grondstoffen) en financiële (goud) expansiepolitiek die op bikkelharde wijze jegens de authentieke Zuid- en Midden-Amerikaanse bevolking werd gevoerd.
Althans zo kijken wij nu tegen Europese veroveringspraktijken van toen aan.
Tal van Spaanse en Portugese missieposten in beide Amerika’s – militaire en handels-vestigingen, ook in het zuidelijke deel van de huidige Verenigde Staten van Amerika - ontpopten zich niet lang na de stichting tot woongemeenschappen, tot echte steden die op westerse planologische leest waren gestoeld. Indianen (meerderheid) en Europeanen (minderheid) leefden er over het algemeen op vrij harmonieuze manier samen.
In het centrum van zo’n stad stond natuurlijk het spirituele centrum, een rooms-katholieke kerk of (later) kathedraal, waaraan minstens een school was verbonden. De ‘staf’ die dit alles organiseerde bestond uit Europese geestelijken van de beroemde/beruchte Jezuïetenorde – priesters, onderwijzers, musici – die Indiaanse kinderen op zo’n school als ook inheemse volwassenen, als het ware meetrok in het Europese beschavingsmodel. Daar waarvan scholing in godsdienst, rekenen en taal de hoofdmoot vormde en deelname aan godsdienstige plechtigheden – wederom naar het Europese rooms-katholiek model – zo gewoon als brood-met-boter was.

Het aardige is dat sinds de Tweede Wereldoorlog (1939-1945), toen de dekolonisatiepolitiek van Europese landen in Midden- en Zuid-Amerika in zijn eindfase belandde, tal van latijnsprekende landen op het Amerikaanse trippelcontinent steeds sterker op zoek zijn gegaan naar de wortels van hun eigen beschaving, van hun eigen cultuur. Kwestie van een groeiend en gezond zelfbewustzijn zo kun je deze opstelling kwalificeren. Waarbij van afkeer, laat staan van haat jegens voormalige Europese kolonisators en hun culturele wereld geen sprake is. In tegendeel zelfs.
Kom daar maar eens in Nederland om: geen mens die wat de eigen in Nederland gemaakte klassieke muziek betreft ook maar één componistennaam van belang kan noemen. Of het moet Jan Pieterszoon Sweelinck zijn, omdat het portret van de deze grote, invloedrijke vroeg-16e eeuwse muziekmaker ooit het 25-guldenbiljet sierde.

Binnenkort brengt Channel Classics een CD  + DVD op de markt getiteld Bolivian Baroque. Het gaat om repertoire dat ooit, generaties lang en in een missiekerk midden in de Boliviaanse jungle, werd uitgevoerd tijdens Misvieringen en zogeheten Getijden. Het gaat om 17e en 18e eeuwse composities van zowel Europese componisten (Bassani, Zipoli) als van inheemse meesters. Want, dit was van meet af aan opvallend én de verklaring waarom de betreffende composities eeuwenlang bewaard bleven; de inheemse bevolking lustte wel pap van de meerstemmige muziek die de eerwaarde paters uit Europa in hun leven, hun culturele leven introduceerden. Het spel van verschillende stemmen die, harmonieus, door elkaar zingen (en spelen) oefende op hen enorme aantrekkingskracht uit.
Het spelen, het doorgronden en het denken over ingewikkelde muziekconstructies en het spelen met meerstemmige klanken, en dat alles van de bovenste plank. Dit zegt iets over het hoge intellectuele gehalte van de muziekschrijvers en eerste uitvoerders van weleer daar in die Boliviaanse bushbush.

De uitvoering van de Boliviaanse barokmuziek op de CD en de DVD – muziekstukken die, authentiek, nu eens kerklatijn bevatten dan weer in verschillende Indiaanse talen opklinken – door het Florilegium Ensemble met Boliviaanse ‘autochtone’ medewerkers zoals de Indiaanse tenor Henry Villca, is perfect. Een van de redenen waarom deze productie het niveau van goedbedoelde folklore – wat zou daar trouwens mis mee zijn? – verre overstijgt.

Binnenkort (31/01/2005) zingen en spelen deze musici in het Amsterdamse Concertgebouw met een ‘Boliviaanse baroque’ programma. Wie ook eens ‘live’ in de ban wil raken van deze krachtige, levendige en ook zielsstrelende muziek uit het tot voor kort volstrekt onbekende oude muzikale Bolivia, die begeve zich richting hoofdstad.

Rob van der Hilst