• Titel: Stof dat als een meisje
  • Auteur: Toon Tellegen
  • ISBN: 9789021437606
  • Uitgever: Querido
  • Datum bespreking: 10 November 2009

Gevecht met een engel


‘Variaties op een thema’ staat als ondertitel op het titelblad van Stof dat als een meisje van Toon Tellegen. Het thema is: een man vecht met een engel. De variaties zijn eindeloos.

In alle gedichten is er sprake van een gevecht tussen een man en een engel. Tellegen doet hier in bedrieglijk eenvoudige bewoordingen verslag van. De toon is bij voortduring quasi-naïef, maar intussen is het nogal donker en hard allemaal. De man wordt dikwijls door de engel tot bloedens toe geslagen, dikwijls zakt de man in de modder ineen. Of hij wordt in een ravijn gegooid. Soms lijkt het gevecht in het voordeel van de man te worden beslist, maar winst of verlies is in deze gedichten betrekkelijk.

Intussen zit de lezer met een aantal vragen. Wie is bijvoorbeeld de man? Wie is de engel? Waarom vechten ze? Wat is de inzet van het gevecht? Wie wint?

Engel, dacht een man,
je weet niet dat je met me vecht,
dat je me neerslaat en naar een afgrond sleept,
dat je aarzelt –
je aarzelt zo mooi en afzichtelijk,
je bent ook zo oogverblindend grijs en mismaakt –
en dat je me loslaat
en wegvliegt

en dat ik je elke keer weer helemaal van voren af aan
opnieuw moet verzinnen.

(p. 36)

Ook het antwoord op deze vragen is betrekkelijk. Laten we beginnen bij de man. Nadrukkelijk wordt de man (net als de engel trouwens) onbepaald gehouden; het is dus verleidelijk hem als een moderne elcerlyc te zien. Hij is een zoekende, een dolende, een wanhopige – en juist op de momenten dat hij gelukkig is, slaat het noodlot toe. De engel vertegenwoordigt niet per definitie het goede, hij is meer een soort oudtestamentische wrekende engel. Waar hij voor strijdt is onduidelijk, maar zijn methoden zijn in ieder geval verre van zachtzinnig.

In wat voor gevecht de man en de engel verwikkeld zijn wordt nergens geëxpliciteerd: ze vechten gewoon. Maar het is de vraag hoe letterlijk we dat gevecht moeten opnemen. In het hierboven geciteerde gedicht wordt al duidelijk gesuggereerd dat de engel niet een ‘ander’ is, dat het gevecht van de man met de engel een gevecht met zichzelf is. Door op dit thema te variëren, verschuift de aard van het gevecht telkens subtiel en wordt over telkens andere aspecten van de man, de engel en het gevecht iets gezegd.

Een man had tranen in zijn ogen,
wist niet waarom
(wist zelden of nooit waarom)

en een engel vond hem en dacht:
hem moet ik neerslaan

de man zag de engel
en wilde met hem dansen,
boog voor hem
en de engel knikte, lachte,
sloeg zijn vleugels om hem heen

de man vergat zijn tranen, straalde,
herinnerde zicht elke pas
die hij ooit met overgave had gedanst

de zon ging onder
en zij dansten in het donker, in de kilte,
in de verregaande stilte van ergens
waar het nergens was

ik ben zo… zei de man, heel zacht,
nu! dacht de engel.

(p. 12)

In de bundel treffen we dit soort contrasten vaker aan, wat niet nieuw is bij Tellegen: het lieve, lieflijke heeft doorgaans een donkere keerzijde. En andersom.

De titel komt uit een gedicht achterin de bundel, om precies te zijn het op drie na laatste gedicht. Het is een regel waar men, als het niet ook de bundeltitel was, gemakkelijk overheen zou lezen. Het bewuste gedicht verhaalt over hoe tijdens het gevecht tussen een man en een engel ‘doodgaan’ binnenkomt, die ‘in zijn oneindige barmhartigheid’ zijn jas uitdoet, de deur achter zich dichttrekt en er rustig bij gaat zitten:

hij zal een vergelijking met tientallen onbekenden oplossen
en één geheim (niet meer dan één) verklappen

daarna zal hij zwijgen,
alleen nog even wijzen naar het stof dat als een meisje
in het zonlicht tussen de gordijnen danst –

vecht met een engel, vecht.

(p. 59)

Raadselachtige regels. Wat is dat voor vergelijking, welk geheim verklapt ‘doodgaan’, waarom wijst hij naar het stof, en vanwaar die gebiedende slotregel? Eén ding is duidelijk: het heeft allemaal met het sterven, de sterfelijkheid te maken. Om met de laatste vraag te beginnen: het lijkt me dat de aansporing wil zeggen dat de man niet doodgaat zolang hij vecht met de engel. Het gegeven dat Tellegens variant van Magere Hein tijdens het gevecht binnen komt, wijst erop dat de man op het punt staat het gevecht te verliezen. Na de nederlaag zal hij de man meenemen – net als tientallen mannen vóór hem, die allen een gevecht met een engel uitvochten. ‘Stof dat als een meisje’, het lijkt een regel waarbij zowel de dood, de vergankelijkheid (het stof) als het leven vol verwachtingen (het meisje) samenkomen.

Met Stof dat als een meisje schreef Toon Tellegen een in hoge mate abstracte bundel. Maar hij slaagt er bijna achteloos in de zwaarste thema’s die een dichter kan behandelen op een lichtvoetige, haast humoristische manier invoelbaar te maken. Indrukwekkend.

Edwin Fagel