• Evenement: Dichter aan huis
  • Editie: 2009
  • Locaties: Binnenstad Den Haag
  • Datum bespreking: 29 September 2009

Huiskamers, literaire tantes en o, ja ook nog wat dichters


Eens in de twee jaar vindt het festival Dichter aan huis plaats in vijftig woonhuizen in de Haagse binnenstad. Vijftig dichters lazen het afgelopen weekend voor aan liefhebbers van poëzie en van huizen kijken. Edwin Fagel en Ricco van Nierop bezochten vijf zaterdagmiddag-sessies en doen daarvan verslag. Fagel in een column (zie onder aan de voorpagina) en Van Nierop met deze impressies.

Huisbezoek 1: Hester Knibbe (Oude Molstraat)
Midden in het centrum van Den Haag, met uitzicht op het oude stadhuis en de zijkant van de Berlageboekhandel, in een ruim bemeten kamer met een giga-novib-kindje-op-canvas aan de ene muur en een typische literaire babyboomers boekenkast aan de andere wand, leest Hester Knibbe. Op chique tweezitters, grote fauteuils, eettafelstoelen en inderhaast bijgeschoven klapstoeltjes en krukjes vragen wij ‘wat doet die saxofoon naast de voorleesstoel van Hester Knibbe’. Met angst en beven kijken we als de laatste gast binnenkomt, op de grond plaatsneemt en even tegen een hoog tafeltje aanleunt, waarna deze vervaarlijk een boven op het tafeltje staande Chinese vaas doet wankelen - maar het geluk is met ons en de aandacht gaat weer naar Hester Knibbe. Met meegebrachte krentenbollen, thermoskannen, aantekenschriftjes en te signeren dichtersbundels luisteren vijfentwintig vreemdelingen en de gastheer naar de apocriefe versie van Persepone van Hester Knibbe. Terwijl de eerste slaper van de middag al vroeg zijn momentje pakt, staat er tussen al die moderne meubelen ineens een met vergeeld muziekpapier bekafte hifi-box en klinkt er van buiten het carillon van de Jacobskerk – zie dan maar eens je aandacht te houden bij de gedichten van Hester Knibbe. Alvast op de routekaart kijkend naar welk huis en welke dichter we hierna zullen gaan - maar niet hardop zeggen, want dan gaat de rest ook en passen we er niet meer bij – luisteren we met één oor naar Hester Knibbe. Tot een vrouw uit het publiek de vraag stelt of het persoonlijke drama, de dood van haar kind, de invloed op de poëzie van Hester Knibbe. Dan verdwijnt de ruime huiskamer, de afleidende omgeving, de wegdromende gedachten, de krentenbollen en de routekaart en zijn we één en al oor voor Hester Knibbe: ‘een dag dat doodgewone hemelconfetti ons binnenhoudt.’

(Hester Knibbe, 26-09-09, foto: Edwin Fagel)

Huisbezoek 2: Martin Reints (2e De Riemerstraat)
Elke keer is het weer een verrassing, als niet een gang met een huis zich openbaart bij het openen van een voordeur, maar een poort die ons tussen de huizen aan de straat naar achter leidt, waar een nog veel ouder (17e eeuws?) huisje staat, waar het binnen haast kastelerig aanvoelt, zeker als de inrichting er één is met veel verlichte vitrinekastjes met allerlei museumstukken. De gastvrouw biedt spa of water aan en is verrukt over de bezoekers in haar huis en over de dichter die dat huis vult met woorden: Martin Reints. Ook hier kost het mij moeite om de dichter te horen – er is simpelweg teveel te zien, teveel te overdenken (‘opent deze gastvrouw haar huis ter meerdere ere en glorie van de poëzie of stiekem ook om haar huis te showen?’ / ‘welke dichter leest er eigenlijk voor in dat verlichte poppenhuisje aan de muur?’), teveel dat afleidt (de blote voeten in de gymschoenen van de dichter, de zoemende wesp die met zijn neus onvermoeibaar tegen het dakraam aanduwt). Ook Reints laat zijn gedachten de vrije loop met prachtige zinnen als resultaat: ‘In mijn hoofd worden aardappels uit de klei gehaald.’ ‘Er scheurt een gek geworden cello door de straten.’ ‘Terwijl het regent, komt de regen in vlagen door de regen heen.’

Huisbezoek 3: Arjen Duinker (Elandstraat)
Ondanks de heldere en prettige introductie – de gastvrouw is immers speech-coach - de serene, weinig afleidende kamer aan de Elandstraat, de voortreffelijke voordracht van de dichter, de anekdotische en puntige, soms zelfs humoristische gedichten, lukt het mij ook bij Arjen Duinker om weg te dromen. Misschien is dat wel de kracht van dit festival. Waar je op reguliere festivals middels donkere zalen en spotlights volledig gefocust wordt op het hoofd van de voordrager en hetgeen eruit komt, zijn er op Dichter aan Huis in elk nieuw huis, tussen telkens weer andere muren en andere mensen genoeg prikkels om zelfs de beste dichters te overstemmen. ‘Wat is het effect van het omkeren van de poppetjes?’

(Martin Reints, 26-09-09, foto: Edwin Fagel)

Soms dendert er een zin van Duinker naar binnen, maar dan is het weer de enorme spotlight in de hoek van de kamer – zo van een filmset weggerukt – de gastheer is immers documentairemaker. Aan de spotlight hangt een fragiel mobiel met allerlei foto’s van meisjes, waaronder Marilyn Monroe. ‘Bij de deur keek ik een laatste keer naar de poëzie die ik zou maken.’ In de boekenkast staat tussen de gastronomische klassiekers een gouden kalf – de gastheer is immers documentairemaker – alsof hij al klaar is voor de slacht, de bereiding en de laatste avondmaal. ‘Inspireert de medeklinker de klinker.’

Huisbezoek 4: Kees ’t Hart (Suezkade)
‘Ik ben de vervanger van Simon Vinkenoog.’ ‘Ik ben vaak gastheer geweest voor dit festival.’ Pas de derde ‘ik’-zin die Kees ’t Hart in zijn informele introductie noemt, geeft aan waarom wij hier zijn: ‘Ik ben dichter.’ ’t Hart noemt zich in eerste instantie een dichter, maar heeft er lang over gedaan om daarvoor uit te komen. Afgaande op zijn huiskameroptreden lijkt er nog steeds iets van schroom aanwezig. Hij verwijst diverse keren naar zijn prozawerk over voetbalclub Heerenveen en Betje Wolff. Gorter wordt geciteerd en Whitman vertaald, odes aan onbekende doden (eenzame uitvaart) en Toon Tellegen komen voorbij, terwijl odes aan Vinkenoog en Michael Zeeman aangekondigd worden. Ik vraag me af waar ’t Hart zelf in zijn poëzie aanwezig is. Waarschijnlijk in al die andere figuren, in al die verhalen over de voorbije eeuwen. Dankzij zijn losse manier om die verhalen tussen de poëzie door te vertellen en de weinig prikkelende, maar chique entresuite-kamer ben ik voor het eerst van de middag geheel geconcentreerd op het gesproken woord. Mooiste zin van ’t Hart: ‘Hij staat voor de deur en roept: “Ik ben het, de dichter!”.’

(Hobo, 26-09-09, foto: Edwin Fagel)

Huisbezoek 5: Jan Baeke (1e Sweelinckstraat)
Eind van de middag, volle bak in het huis boven het architectenbureau (gastheer), waar tussen de opgestelde sieraden (gastvrouw), de kratten brandhout, de prachtig rood geverfde muur, de deur vol kindertekeningen, de Hundertwasser-achtige schilderijen aan de muur, de poes die op een leeuw lijkt Jan Baeke plaatsneemt om voor te dragen. Ook hij heeft de neiging veel uit te leggen – hij heeft het over cycli en hoe die in verhouding staan tot elkaar en hoe die eventueel samen het verhaal van de bundel vormen. Gelukkig relativeert hij zijn metatekst met een gedicht over de onbegrijpelijkheid van gedichten. De uitgebreide uitleg en ook de relativering zijn overbodig; Baeke leest prettig voor en zijn gedichten roepen heldere beelden op. ‘Dit is er eentje over anorexia en deze heet “Volle omvang”. De zin die ’s avonds nog in mijn hoofd zit, is: ‘meestal nemen mijn tantes de middag in beslag.’ Demografisch gezien niet eens zo’n rare zin als die zou gaan over de gemiddelde bezoeker van dit intieme huis&poëziefestival.

Tekst: Ricco van Nierop, Foto's: Edwin Fagel