• Auteur: Elma van Haren
  • Titel: Flitsleemte
  • Uitgever: De Harmonie
  • ISBN: 9789061699132
  • Datum bespreking: 29 September 2009

de beste dichtbundel van tweeduizendnegen:


De poëzie nee de poëzij nee de poëzum misskiens wel de liter(n)atuur in heur algemeenheid (enter: Big Words) moet het hebben van de verrassingsaanval. Welnee, daar moet zij het helegaar niet van hebben, liter(n)atuur of poëzie of kunss moet nie hebben van niks nie, omdat zij überhaupt niets hoeft. Met dat gezeik over “angazjuhment” altijd! En nog een welgemeende fuck you & kus mijn kloten voor Thomas Vaessens.

Maar wel bedoel ik dit: het boek de roman of het gedicht dat u op uw nek springt als gij rustig kuiert doorheen het park, das een heel ander paar mouwen dan het tekstuele gedreutel dat voortslentert langs lijnen van geleidelijkheid. De litertateratatuur die u grijpt wanneer u er het minst op verdacht bent. De poëtikale stoot die u toegediend wordt vanuit een hoek die u niet verwachtte. Alles wat u niet zag aankomen. Zulke dingen. Zoiets.

Zoiets is Flitsleemte. Het werd mij ongevraagd doch niet ongewenst toegezonden door De Harmonie en ik zag het liggen op mijn deurmat, op zo maar een zaterdag zoals er zovele in een jaar gaan. Vagelijkens kende ik Elma van Haren wel. Ik had haar gedicht Op de duikplank gelezen in Raster 123/24 en het was mij bevallen en dus was zij een naam geworden op mijn lijstje. Mijn tsjek out lijstje. Mijn beduimelde lijstje dat meegaat als ik op strooptocht langsheen de antikwariaten ga. Naja, ik zeg wel lijstje. Maar in feite gaat het om wagonladingen aan kladjes memostickertjes achterkanten van enveloppen a’viertjes kalenderblaadjes en al waar een mens verder nog op kan schrijven, alle vol met namen van schrijvers dichters filosofen bands componisten artisten en andere kunstenmakers. Onderlijnde namen omsirkelde namen namen met een twee of drie uitroeptekens erachter en namen met daarachter weer aantekeningen die ik veelal niet meer lezen kan. Als ge al die papiervodjes zien zoudt, vindt ge het ineens niet zo verwonderlijk meer dat ik de meeste van die namen voor kortere of langere tijd of zomwijlen voor altijd weer vergeet. Maar daar dan: ineens zoon naam, levend en wel, en druipend misschien (ofnee het regende toch niet die dag) op mijn deurmat.

Elma heet zij. Elma van Haren. Van Haren, u weet, net als die winkel, een beetje plastiek eigenlijk, zoon naam. Een beetje een bossie nepbloemen op een kempingtafel. Ik kan er niets aan doen. Maar daar staat ze dan en zo heet ze dan en dat is de verrassing dan.

De verrassing van helegaar niet plastiek te zijn. En ook: de verrassing zoals ze die doorvoert in haar gedichten. In haar gedichten ligt er van alles op de loer dat je niet verwacht. Nekslagen die je niet ziet aankomen. Zomaar. Opeens. Want in meest al haar gedichten zijn we op de normaalste plekken denkbaar. We zitten in de trein opput strand in de achtertuin, of zoals het in het reeds genoemde Op de duikplank heet:

Juist. We zijn nu in Sittard.
Deze keer hoeven we niet over te stappen

Maar peins ondanks de dagdagelijksheid der lokasies maar niet dat je er alles wel kent. Hier ben je eerder geweest. Hier hoef je niet zo scherp meer te kijken. Hier kunnen de ogen wel in de ruststand, of een tandje lager misschien, op vier. Nee. Denk niet aldus. Want steeds opnieuw is er het ongewone, het vervreemdende om u om de oren te slaan. Zou u koffie drinken bijvoorbeeld zò beschrijven?:

Van het koffieoppervlak in een rond wit kopje
snijd ik met iedere slok de spiegeling af,
maar voor definitief in het diepe verdwenen,
zie ik in de rimpeling de lippen van
de grijnzende kater van Alice,
die zweert bij het toeval
en gokt op de dwaasheid

En even verderop:

Hé poppelepee, hum ik in het lege koffiekopje.
Nog een flauwe koffieweerschijn, lipafdruk.
De schaduw van het rimpelen;
stempel
van het stempelkussen.

& zou u eraan denken uw lief (of wie dan ook) te vragen aan elke kleur in de wereld te denken MAAR NIET AAN PAARS terwijl u altijd maar PAARS PAARS PAARS gilt? Om de ander daarna toe te staan WEL aan paars te denken, en te vragen of dat een opluchting is, zomaar ineens aan paars te mogen denken na al dat verbale paars? Ja?

Ik zou daar allemaal niet zo heel erg snel aan denken. Maar Elma van Haren wel en dat maakt haar en haar dichtbundel zo speesjaal. Er wordt steeds een zweer van gewoonheid geschapen, maar binst dat gewone kriept en schraapt en wringt het. Waardoor alles minimaal twee keer zo hard binnenkomt. Als in het spiegelpaleis: het is steeds el een bekend gezicht dat je daar weerspiegeld ziet, maar het is toch niet het jouwe. Of een film die surrealisties noch sajuns fiksjon is, maar waarin allerlei dingen steeds toch net niet kloppen. Of peins het proza van Queneau.

Een wereld waarin de koele rede geen soelaas meer biedt. Daar moet op intuïsie gevaren worden. Er zijn stemmingen, er zijn zweren.Het is augsustus, of het is herfst maar toch nog warm genoeg om buiten te kunnen zitten. In veel van Van Harens gedichten zijn we buiten trouwens. Alsof we voelen moeten, voelen wat we in onze bedompte hokken die we huizen noemen al niet meer kunnen voelen. Er zijn kleuren ook, veel kleuren. Rood & blauw & paars & de kleur van uw auto en ik vermoed dat dat groen is. Er zijn stenen en bomen. Er zijn geluiden ook. Mmmwwwrrrrronnnnggggg, bijvoorbeeld. Dat is een oldtimer die op zijn staart getrapt wordt, wist u dat? Het kan ook het nieuwe jaar zijn dat hier is, of een krachtige diligene die door de aderen trekt. Kan allemaal. Kan allemaal. In de gedichten van Elma van Haren kan het allemaal. Alles kan allemaal. Echt waar.

Ook in de vormgeving van de gedichten krijgen we zelden vaste grond onder de voeten. Veel inspringingen, en nog verder inspringende inspringingen. Woorden (“kanten lingerie van het bladerenpatroon” bijvoorbeeld) die zover uiteengetrokken worden dat het elastiek bijna knapt. Woorden die reuzachtig groot en vet op de bladzijde staan te schreeuwen als ordinaire viswijven, of juist als een verlegen schoolmeisje timide en klein staan te fluisteren dat je je bril voor je oren moet houden om het beter te horen (zoals Rabelais dat zegt).

Ook zijn er plotse veranderingen in lettertiepe. He bah wat een goedkope truuk, denkt u dan misschien. Dan zeg ik: hoe duur mot iets dat zo maksimaal werkt dan wel wezen volgens u? Want ja: hoekige, kort afgestoken letters wekken een zakelijke/wetenschappelijke zweer waar zierlijke, handwriting-achtige lettertiepes weer eerder doen denken aan een in een ijzeren kisje gevonden hele ouwe brief. We weten het. We weten het allemaal. Maar het is aan Van Haren om ermee te spelen en het te laten werken.

& prozagedichten zijn er ook. Zodat het alleen al een feest is om de bundel door te bladeren, er nog geen letter in gelezen te hebben en te denken dit is de beste bundel die ik nooit gelezen heb. En je te verkneukelen, vast & reeds. Om strax. Als ge lezen gaat. Alvast.

En nee. Ik ga geen gedichten overtiepen. U moet die bundel maar zelf kopen. De manier waarop Elma van Haren haar gedichten vormgeeft is te eigenzinnig & zoiets als vizuele poëzie is zelfs niet ver af meer (en dan niet vizuele poëzie zoals Herman Damen of Paul de Vree of Hans Clavin of Robert Joseph dat verstonden, welnee, peins eerder aan iemand als Mark Insingel. Maar dan weer helemaal anders natuurlijk). Nadruk verarmt alleen maar. Maar voor wie een indruk wil, het ook al op het achterplat geparafrazeerde stukje over de zestienduizend vragen is inderdaad meer dan aardig:

Ik heb liggen nadenken over de 16.000 vragen en
kan nu de antwoorden geven.
Namen noem ik niet, maar
van 1 t/m 7.365: nooit
van 7.366 t/m 12.214: niet waar
van 12.215 t/m 16.000: nee

Maar meer dan een indruk, allerminimaalst & -armzaligst, van de grootsheid die Flitsleemte is geeft dit natuurlijk niet.

Want:

Elma van Haren leert ons zien. Eens uit die verdomde doppen kijken. En kijken. Alsof dit Ierland was, voor mijn part.

Dus:

Flitsleemte. Waarschijnlijk de beste bundel van 2009.

En:

fort nu. U moest al in de boekhandel staan.

tim donker