• Interview: Tsead Bruinja
  • Aanleiding: Verkiezing Dichter des Vaderlands
  • Datum bespreking: 26 Januari 2009

Met een bus vol dichters langs bejaardenhuizen


Tsead Bruinja zit op zijn zolderkamer in de Amsterdamse Baarsjes achter zijn computer, klaar om een bombardement van e-mails te verzenden aan vrienden, bekenden en collega-dichters, waarin hij vraagt vooral op hem te stemmen. Van de vijf genomineerden voor de nieuwe Dichter des Vaderlands – de andere kandidaten zijn Hagar Peeters, Erik Menkveld, Joke van Leeuwen en Ramsey Nasr - is hij de enige met een uitgebreid programma en een heus campagneteam. De huidige Dichter des Vaderlands, Driek van Wissen, deelde tijdens de vorige verkiezing pennen uit met een dichtregel van hemzelf. Dat kwam hem toen op behoorlijk wat kritiek te staan van andere dichters, die campagnevoeren not done vonden en concurrentievervalsing.

Tsead Bruinja (34) trekt zich daar niets aan. Hij wil de nieuwe Dichter des Vaderlands worden en beseft dat hij, wil hij een serieuze kans maken, uit zijn schulp moet kruipen. “Voor de poëzie doe ik alles. Ik ben zelfs een blog begonnen, zodat iedereen me beter kan leren kennen.”

Bruinja is geboren in Friesland. Zijn eerste bundels verschenen in het Fries. Het kleine taalgebied fungeerde als een veilige haven waar de jonge dichter durfde te experimenteren en voortdurend opviel met zijn liefde voor taal en de organisatiedrift van literaire bijeenkomsten. Intussen is zijn speelterrein verplaatst naar Amsterdam, waar hij dezelfde energie tentoonspreidt. Hij brengt vrijwel jaarlijks een (Nederlandstalige) bundel uit, is gast-programmeur van Perdu, treedt op als dichter of interviewer, schrijft recensies en zit in jury’s. Ook reist hij als een popmuzikant van donkere achterafzaaltjes naar festivals waar hij optreedt met deejays of live-muzikanten.

“Eigenlijk ben ik een huismus, soms zit ik dagen achtereen thuis, zie ik niemand anders dan mijn vrouw en ga ik alleen naar buiten om te zwemmen of te wandelen, maar zodra ik een optreden heb, ren ik het huis uit en spring in de trein. Als kind zat ik al graag binnen, maar de kleurrijkste herinneringen bewaar ik aan het buitenspelen, schaatsen, hollen door de weilanden.”

“Laat duizend bloemen bloeien,” zegt hij dan ook over zijn campagne. Het poëzieambassadeurschap, zoals de Dichter des Vaderlands (opgericht in 2000 door Poetry International, NRC Handelsblad en NPS) is bedoeld, ziet hij als een gelegenheid om de volle breedte van de poëzie onder de aandacht te brengen. Alles mag, wat hem betreft, naast elkaar bestaan. Zo pleit hij voor meer poëzie op scholen, meer aandacht voor kinderpoëzie en poëzie geschreven in dialecten en streektalen, meer ruimte voor nieuwe vertalingen. Hij wil literaire wandelingen organiseren en elke dag een gedicht in de krant publiceren uit een nieuwe dichtbundel. En ook ziet hij zichzelf met een bus vol dichters langs bejaardenhuizen toeren. Een hele mond vol.

“Zoiets kan ik natuurlijk nooit in m’n eentje. Het liefste zou ik van de Dichter des Vaderlands een instituut maken dat ik over vier jaar trots kan overdragen aan de volgende dichter. Een klein bureau waar dichters aan verbonden zijn, waar subsidie voor aan te vragen is en met iemand een dag in de week in dienst die de administratieve zaken regelt, want daar ben ik niet zo goed in.”

Het Dichter des Vaderlands-schap levert geen geld op, wel maandelijks een bloemetje. Richtlijnen zijn er niet, behalve dat de landsdichter vier gedichten per jaar publiceert. Bas Kwakman, directeur van Poetry International, vindt dat die vrije invulling goed past bij het ‘Poet Laureate’. Het is aan de dichter zelf wat hij ervan maakt. Gerrit Komrij, de eerste landsdichter, richtte in die hoedanigheid De Poëzieclub op en introduceerde de Sandwichreeks, een poëziereeks voor talentvolle of vergeten dichters. Komrij was toen een vijftigplusser, had de P.C. Hooft-prijs al gewonnen voor zijn beschouwend proza, had dus aanzien en kon daardoor richting geven aan het ambassadeurschap. Bruinja is een dertiger en staat aan het begin van zijn carrière.

Foto: Liza de Rijk. Meer info: Liza's fotoblog

Zou Bruinja zich niet beter op zijn eigen werk kunnen storten in plaats van de verantwoordelijkheid van een landsdichter te ambiëren met de daarbij behorende verplichtende gelegenheidsgedichten? Bruinja aarzelt kort. Het is een vraag die ook zijn vrouw hem wel stelt. Tijdens een sinterklaasavond kon een vriend het zelfs niet nalaten hem te waarschuwen voor het Dichter des Vaderlands-schap: ‘Toch is een waarschuwing op zijn plek / Val niet te diep in de Nederlanddrek. De Sint.’

Hij glimlacht: “Soms denk ik inderdaad ‘Zout op allemaal’. Maar even later trekt alweer het verantwoordelijkheidsgevoel aan me. Ik heb de nominatie aanvaard, dan ben ik niet te beroerd om m’n nek uit te steken. Bovendien, mijn eigen werk komt wel. Ik zet het niet op de tweede plaats, maar mijn gedichten zijn altijd vanzelf gekomen.”

Foto: Liza de Rijk. Meer info: Liza's fotoblog

Met een zekere jeugdige overmoed treedt hij dus zijn taak, als hij gekozen wordt, tegemoet. Die jeugdigheid zit ook in zijn werk. Bruinja is niet bang clichés te benoemen. Hij dicht met speels gemak over jeugd, familie, zijn moeder en de liefde. ‘ons ondergoed danste in zwart / zelfde machine negentig graden / aan een roestig hekje hing onze was (‘van twee kussen ruggen’ uit de bundel Batterij 2004). Een typische dertiger is hij in het gedicht ‘wat ontwijk ik?’. ‘drieëndertig jaar / zit ik ’s avonds het liefste op de bank / met een glas wijn / televisie aan / het geluid uit / … / verstoppertje spelend met diepe gedachten / die ik onaf op de zolder / heb laten liggen’ ( uit Angel 2008).

Daarover zegt hij: “Ik heb een vrouw en goede vrienden, ik hoef dus niet meer te jagen. Soms verlang ik terug naar mijn vroegere werk dat experimenteler was en waarin ik mijn woede en angsten uitte. Ik kon me uitleven in mijn gedichten, ik durfde het randje van het toelaatbare op te zoeken. Nu schrijf ik meer parlando, de gedichten zijn verhalender geworden. Toch ken ik nog steeds wel dezelfde angsten van vroeger, vooral de angst om iemand pijn te zullen doen. Mijn poëzie zal dus nooit alléén maar lief kunnen zijn. Ook de gelegenheidsgedichten niet.”

‘vanmorgen / wakker in oud vaarwater / onderweg naar de scheermesscherpe / rand van de wereld / ik trek de hoed / over mijn ogen / zie onder de rand door / aan mijn vingers / bloed’ (uit Angel, 2008).

Angel, Bruinja’s laatste bundel, kwam in november uit en was 12 uur lang gratis te downloaden. Daar werd gretig gebruik van werd gemaakt, duizend keer maar liefst. Nu is de bundel, vormgegeven als krant, voor een klein bedrag te koop. Het past bij Bruinja: “Kunst hoeft helemaal niet duur te zijn, liever niet zelfs.”

De nieuwe Dichter des Vaderlands gaat Driek van Wissen opvolgen, die zich als landsdichter met name als versjesschrijver heeft gemanifesteerd door op te treden bij jubilerende brandweerkorpsen, artsencongres of de opening van een schouwburg. Ook liet Van Wissen zich verleiden om van een luchtig onderwerp als het Nederlandse rookbeleid een gedicht te maken: ‘Hier zit ik in mijn stamcafé en paf / Nog vrolijk witte kringen in het rond / En weer steek ik mijn bolknak in mijn mond, / Want wie vandaag met roken stopt, is laf.’

“Hij is door de media aan de rand van de poëzie geplaatst,” zegt Bruinja. “Maar ik verdedig hem wel tegenover mijn vrienden, want zijn werk is knap. En als leraar heeft hij misschien meer voor de poëzie betekend dan iedereen denkt.” Dat is typisch Bruinja, hij heeft een groot hart. Net als zijn moeder vroeger thuis, waar ook iedereen welkom was. Een ongebreidelde gastvrijheid waarover ook hij beschikt. “Zeker als het gaat om de poëzie.” Hoe zijn kansen zijn voor de verkiezing? Op internet-poëzieplatform De Contrabas wordt hij het meest getipt. Maar pas op, ook fans van Ramsey Nasr zijn begonnen met campagnevoeren.

Stemmen op Nasr, Menkveld, Peeters, Van Leeuwen of Bruinja kan nog tot dinsdag 27 via: DIDEVA. Op 28 januari wordt bekend gemaakt wie de nieuwe Dichter des Vaderlands is, tijdens een tv-uitzending van de NPS.

Tekst: Maaike Lange
Fotografie: Liza de Rijk