• Auteur: Chrétien Breukers
  • Titel: Tongebreek & Niemendal
  • Uitgever: De Weideblik
  • Datum bespreking: 16 December 2008

Het evangelie volgens Chrétien Breukers


Wat is geloof nog in dit land? Het is lang geleden dat de katholieken zo machtig waren dat ze een schrijver konden vervolgen die de katholieken ‘schunnig’ noemde, of een schrijver die God voorstelde als een ezel waar hij de liefde mee bedreef. Is het katholieke geloof anno 2008 nog een thema? Ja. Het katholicisme staat bijvoorbeeld centraal in Tongebreek & Niemendal, de nieuwe bundel van Chrétien Breukers.

In Tongebreek & Niemendal zit een duidelijke ontwikkeling. Waar in de eerste gedichtenreeks God nog wordt aangeroepen middels zogeheten ‘O-Antifonen’, kiest de dichter in de afdeling ‘Niemendal’ het perspectief van Christus zelf. In de afsluitende gedichtenreeks, ‘Mania Religiosa’ (dus: godsdienstwaanzin) komt het letterlijk tot een worsteling tussen de dichter (‘Ik’) en God. Deze eindigt waar zij begon: als een wankel evenwicht tussen de twee goddelijken, Hij (de goddelijke aanwezigheid) en Ik (de dichter die het goddelijke in tekst aanwezig laat zijn), en tussen hen is geen communicatie mogelijk.

Het levert een bundel op met enkele treffende gedichten; met name ‘Mania Religiosa’ bevat leuke regels, zoals bijvoorbeeld “Morgen staan weer donderwolken / op Ons overvolle maakprogram.” (p. 52). Of het onderstaande gedicht:

Het was een dag! Ik had Mijn God gevonden. In een lege la
van het dressoir. Daar had Hij spijt van het heelal, betuigde
rouw om menig fout en hield op even dagen audiëntie.
Hij had een bui. Het was een kleine Guitengod. Ik hield Hem
dicht tegen Mij aan, maar voor de zekerheid. Hij was zo wild
en onbezonnen, en die wapens in Zijn hand, ik vreesde dat
Hij ze zou gebruiken op Ons. Mijn God was bijna niet
in slaap te krijgen later, duizend liederen ten spijt.

(p. 57)

Daar staan dan wel enkele voor de hand liggende flauwiteiten tegenover, zoals bijvoorbeeld de hond (‘betekenis’) die in het Kruis wil snuffelen (p. 56).

Tongebreek & Niemendal is de bundel van een kritische gelovige. De gedichten concentreren zich rond het lijdensverhaal van Christus. Breukers vertelt dit verhaal vanuit het perspectief van Jezus. Na diens kruisdood laat hij Jezus uitleggen dat hij bedankt voor de eer om weer uit de dood op te staan. “Mijn verhaal: tot mythe / en potsierlijkheid is het vervormd”, legt hij Hem op p. 34 in de mond. De mythe wordt afgewezen: al in de eerste afdeling wijst hij het bestaan van de ‘Heilige Geest’ af: “Vader, zoon en [weet niet meer]” (p. 16). Breukers maakt dus niet het ongeloofwaardige geloofwaardig (zoals veel poëzie, en welbeschouwd de Bijbel ook), maar doet eigenlijk het tegenovergestelde: hij laat zien waar het ongeloofwaardige niet overeenkomt met de historische feiten. Hij zegt waar hij in gelooft en waar hij niet in kan geloven. Christus is dus bij Breukers niet opgestaan uit de dood. Dat is, in de woorden van de Breukers-Christus, mythe en potsierlijkheid.

De gedichten hebben hiermee eerder het karakter van een betoog, waarmee het de lezer lastig wordt gemaakt mee te leven. Omdat Christus in de bundel tijdens zijn ondervraging, vervolging en sterven zelf commentaar levert op de gebeurtenissen, worden de taferelen van hun dramatiek ontdaan. Het blijft Breukers zelf die aan het woord is. Hij laat zelfs Jezus nog na Zijn dood reflecteren op het gegeven dat Hij niet is opgestaan:

Brood en wijn

Op het altaar is een beker neergezet.
De zware man in zijn kazuifel zegent
wijn, breekt brood. Nu gaat er iets gebeuren.

Ik ben de nieuwe vulling van een ritueel
dat is veroverd op de heidenen.
Het mensenoffer, elke keer herhaald,

daar ben ik aan het einde van mijn leven
- de laatste ooit – voor opgedraaid. Daarna
werd ik brood en wijn, laffere substantie.

(p. 38)

Het gaat de dichter er dan ook niet om of de lezer kan meeleven of niet. Hij wil een punt duidelijk maken. Breukers neemt in deze gedichten de plaats van Christus in om zijn eigen houding ten opzichte van het lijdensverhaal uiteen te kunnen zetten. De titel Tongebreek & Niemendal slaat op het gegeven dat er uiteindelijk ‘niets’ is gebeurd, althans, geen wederopstanding - maar dat dit ‘niemendal’ toch onderdeel van het geloof is geworden, doordat er (door dichters in gebroken tongen) over is verteld.

Het is altijd toe te juichen wanneer een dichter de confrontatie met zijn eigen achtergrond aangaat. Breukers doet dit in een zorgvuldig gecomponeerde bundel. Maar levert het in dit geval ook mooie poëzie op? Daarvoor zijn de gedichten te betogend. De beelden komen zelden tot leven en ook de vele rare afbrekingen (“Er / was vandaag zwaar weer”, “Hij / zal, ooit, smeken om een lange dood”) staan het leesplezier in de weg.

Het uitgangspunt van de bundel is mooi. Het is dan ook eigenlijk jammer dat Breukers het antwoord zelf, en met zoveel nadruk, levert. De vraag die hij aan de orde stelt roept namelijk nog veel meer vragen op. Vragen die interessanter zijn dan het antwoord waarmee Breukers zijn bundel besluit.

Edwin Fagel