• Evenement: Nacht van de Poëzie
  • Editie: 28e
  • Datum: 27-09-2008
  • Plek: Vredenburg Leidsche Rijn
  • Plaats: Utrecht
  • Datum bespreking: 29 September 2008

Notulen van een uitgeklede Nacht


‘Leef je laatste nacht’ was afgelopen zaterdag het thema van de 28ste Nacht van de Poëzie. Men heeft het niet voor het kiezen, maar liever zou ik mijn laatste nacht niet door willen brengen in een loods in de Leidsche Rijn. Vanwege de verbouwing van het Vredenburg was het ditmaal de eerste keer dat de Nacht van de Poëzie in het zogeheten Vredenburg Leidsche Rijn werd georganiseerd. Ik weet niet of u er wel eens geweest bent, maar het lijkt er alsof de directeur van de opslaghal het weekend naar het buitenland is gegaan en de aanwezigen de ver van de bewoonde wereld afgedreven hal hebben gekaapt.

In vergelijking met voorgaande edities was de afgelopen Nacht dan ook bijzonder slecht bezocht. Volgens mij was u er ook niet, ik heb u althans niet gezien. De zaal, toch al veel kleiner dan die van de ‘oude’ Vredenburg, was hooguit voor driekwart gevuld. “Een intieme bijeenkomst,” noemde presentator Piet Piryns het dan ook in zijn inleiding, waarmee hij het feest van het ‘glas is halfvol/half leeg’ dat vooraf al was begonnen voortzette. Want de charme van de Nacht van de Poëzie was altijd dat je door het gebouw kunt dwalen, langs boekenkraampjes, stands en lekker voedsel – bij voorkeur tijdens de minder aansprekende optredens, die er tijdens zo’n Nacht altijd zijn. “U hoeft nu geen optredens meer te missen,” juichte men echter vooraf, en dat was ook zo. In de Vredenburg Leidsche Rijn is ronddwalen er niet bij en de enige boekenstand was tijdens de pauze, doordat iedereen zich erop stortte, schier onbereikbaar.

Gelukkig kun je, als de vertrouwde stem van Piet Piryns “Goedenavond dames en heren” zegt, gewoon je ogen dichtdoen, dan is het niet zo moeilijk meer je voor te stellen dat je in de oude Vredenburg zit. En omdat hij geen optreden heeft hoeven missen, hoeft de recensent zich niet te beperken tot wat volgens hem de hoogtepunten waren (en hopen dat er niet nog een ander hoogtepunt was terwijl hij net een broodje zat te eten). Hij kan de hele Nacht (13 dichters in totaal) notuleren en deze aan de poëzieliefhebbers die liever Koefnoen keken ter beschikking stellen.

Alexis de Roode

De Nacht in de gedwongen nieuwe stijl moet het sterk hebben van theatraal talent en wat dat betreft was het vorig jaar een meesterzet om te eindigen met Alexis de Roode, zodat hij deze keer, zoals de traditie het wil, de Nacht zou openen. De Roode, door de Volkskrant uitgeroepen tot de meest veelbelovende jonge dichter van de afgelopen twee jaar, was een aandoenlijke verschijning die zijn gedichten met een onthutsende simpelheid aan elkaar praatte (“Als je omhoog kijkt, zie je de lucht. Dit is een gedicht over de lucht.”). Zijn zelfverzekerde voordracht had dezelfde aandoenlijkheid, waarmee hij zijn gedichten sterk neerzette.

Voordeel van een kleinere setting van de Nacht is dat een applaus na een gedicht geen automatisme meer is: men klapt enkel wanneer men het echt mooi vindt, en het is aan het applaus te horen wanneer men om een andere reden klapt (bijvoorbeeld omdat men voor het vorige gedicht óók geklapt had). De Roode oogstte zijn eerste applaus met zijn derde gedicht, ‘Landloper’, dat eindigt op (door De Roode vrij zuiver gezongen) gregoriaans gezang. Elk daarop volgend gedicht werd beloond met applaus, en tijdens de afsluiter, de breed uitgesponnen ‘Ode aan Lidl’, voegden zich daar diverse lachsalvo’s bij.

Saskia de Jong

De Nacht wil het hele spectrum van de hedendaagse Nederlandse poëzie bieden, en daarom volgde direct op Alexis de Roode Saskia de Jong. De Jong schrijft een totaal ander type poëzie, namelijk (en nu citeer ik Piet Piryns) “poëzie waar je bij de les bij moet blijven”. De Jong leek hier enigszins de spot mee te drijven toen ze het publiek halverwege haar optreden vroeg of ze nog bij de les waren. Maar het is zo: de taal en het beeldgebruik van De Jong is grillig, wat een poëzie oplevert die voortdurend onder spanning staat. Ze nam het publiek met haar rustige, sobere voordracht mee naar o.a. een onherbergzaam herfstlandschap. Toch kreeg ze tussendoor ook het publiek aan het lachen met regels als “Het is maandag, in tegenstelling tot vrijdag”.

Luuk Gruwez

Wie, blijkens de inleiding van Piet Piryns, denkt dat veel dichters uit penisnijd gedichten schrijven, maakt zichzelf natuurlijk een beetje verdacht. Maar de inleiders deden in hun ijver de dichters op een originele wijze aan te kondigen soms meer kwaad dan goed; ik kom hier later nog op terug. Feit is dat het optreden van Gruwez in vergelijking tot de jongere dichters die hem voorgingen wat tam aandeed – wat niet wegneemt dat er af en toe geweldige regels waren te beluisteren, zoals bijvoorbeeld die over de moeders die bij hun dochters “halsoverkop de meisjes wissen uit de vrouwen die ze tussentijds geworden zijn.”

Remco Campert

Met Remco Campert stond er een in vrolijke kleuren gekleed monument op het podium van de Vredenburg Leidsche Rijn. Hij begon met ‘Foto’ uit 1952 (“dat is héél lang geleden”) en eindigde met een gedicht uit dezelfde periode. Daar tussenin droeg hij enkele spottende gedichten voor uit zijn nieuwste bundel Nieuwe herinneringen, waarin hij situaties bij boekpresentaties en filmpremières op de hak nam. Het kushandje dat hij het publiek na afloop van zijn optreden toewierp was mooi.

F. van Dixhoorn

Wat gebeurt er toch in de poëzie van F. van Dixhoorn?
De genummerde, fragmentarische regels uit Twee piepjes (en eerdere bundels) hebben in zijn voordracht zeker een magisch effect, al heeft het ook erg veel weg van het malen van een waanzinnige. Niet willekeurig, want duidelijk gecomponeerd, maar het is – zeker al luisterend - heilloos te proberen daar op een traditionele manier een interpretatie aan te geven. Er gebeurt dus zeker iets, maar wat? In ieder geval vielen er treffende observaties en mooie effecten te noteren, zoals ”Dat moet je vragen als je boven bent./Iedereen lachen natuurlijk.”

Toon Tellegen

Volgens een criticus (“Maar er is nog nooit een standbeeld voor een criticus opgericht,” aldus medepresentator Menno Wigman) herhaalt Toon Tellegen zichzelf. Daar viel tijdens Tellegens optreden niets van te merken: hij voerde zijn gedichten uit in samenwerking met een pianist en een bassist, wat zijn gedichten een zwaarte meegaf die ik niet van Tellegen kende. Dat was indrukwekkend, vooral tijdens de prachtige, nachtmerrie-achtige regels “Ik liep langs een rechte weg./Ik noemde het een rechte weg./Het was geen rechte weg./Ik kwam bij een hoek./Ik sla die hoek niet om, dacht ik./ Ik sla die hoek niet om, niet om, niet om./ Ik sloeg die hoek om.”

Leonard Nolens

Ik heb het vaak geprobeerd met Leonard Nolens, maar ik ben bang dat ik niet van zijn poëzie houd. Ook nu konden zijn gedichten, uit het met de VSB Poëzieprijs bekroonde Bres, op mij geen indruk maken. Het komt allemaal erg bedacht over, gekunsteld. Hoe, bijvoorbeeld, moet een regel als “Wij waren doodziek op zoek naar een sterfbed” nu indruk maken? De ‘wij’ is kennelijk niet gestorven, dus zo ernstig als de dichter de situatie doet voorkomen zal het niet geweest zijn. Neemt, vraag ik me dan af, Nolens zichzelf niet iets te serieus?

Ester Naomi Perquin

Piet Piryns vertelde in zijn inleiding van Ester Naomi Perquin dat zij gewerkt heeft als gevangenisbewaarder en dat zij zojuist in de coulissen had bekend dat haar bijnaam aldaar SS-ter was. Met zo’n inleiding, stel ik me voor, komt een dichter toch heel anders op. Gelukkig relativeerde Perquin de anekdote op een grappige manier: “Ik was toen veel groter dan nu. En hariger.” De voordracht van enkele gedichten uit haar gelauwerde debuut Servetten halfstok overtuigde. De afsluiter, echter, het bij mijn weten nog ongepubliceerde gedicht over haar vader ‘Hier tekenen alstublieft’, deed meer dan dat: het ontroerde.

Tonnus Oosterhoff

N.a.v. een juichende recensie van Ilja Pfeijffer over Ware grootte van Tonnus Oosterhoff zei Piryns dat het gevaar erin zit dat Oosterhoff onze nationale knuffelbeer wordt. Zo zag hij er ook een beetje uit, met zijn t-shirt en zijn kroezige haardos. Maar dat gevaar is niet zo heel groot, omdat Oosterhoffs voordracht eigenlijk helemaal niet zo sterk was. Hij sprak te snel voor de holle akoestiek van de hal en versprak zich veel, zodat maar matig te horen was hoe goed de gedichten eigenlijk zijn.

Anne Vegter

Anne Vegter vertolkte haar bonte, brutale, bijna agressieve, maar soms ook opvallend zachte gedichten fraai. Het gebeurt niet zo heel vaak dat men een zaal vol mensen zo ver krijgt dat zij zich voorstellen een foetus van 12 weken oud te zijn, die de ouders horen praten. Haar hese stem, in combinatie met haar op het scherm uitvergrote priemende ogen, zullen me bij een volgende lezing van Spamfighter achtervolgen.

Bart Moeyaert

Ook Bart Moeyaert werd door de inleider (ditmaal Menno Wigman) enigszins in verlegenheid gebracht doordat hij bij voorbaat als ‘hoogtepunt’ werd bestempeld. “Nou, dat weet ik nog niet hoor,” begon hij bescheiden. Maar zijn gedichten, vooral die hij als stadsdichter van Antwerpen heeft geschreven, deden het erg goed. “Wij moeten zeer de moeite waard zijn / als de zee tot hier komt, weggaat,/ en zich weer bedenkt.” Een hoogtepunt? Ach. Nou ja. Waarom ook niet?

Tjitske Jansen

Omdat Koerikoeloem van Tjitske Jansenvoor een groot deel bestaat uit gekwebbel, ben ik niet erg weg van die bundel. Op het podium is dat gekwebbel daarentegen wel weer charmant, en krijgt het lading. Jansen besloot haar optreden met de klacht dat Erik Bindervoet (“onze beste dichter”) nog nooit op de Nacht van de Poëzie heeft gestaan.

Maarten Das

De afsluitende dichter Maarten Das heeft het manuscript van zijn tweede bundel klaar en zoekt een uitgever. Aan de voordracht te horen zou enige redactie nog nuttig kunnen zijn, maar hij weet zich gesteund in de wetenschap dat Jan Wolkers erg van zijn poëzie onder de indruk was. Recensent dezes minder, maar misschien moet hij het nog eens horen als hij volgend jaar aan het begin van de Nacht nog fris is. Das heeft een nadrukkelijke, ernstige manier van voordragen, waardoor de grapjes, die wel degelijk in de gedichten zitten, niet erg opvallen.

Evaluatie

Weinig reden om het podium te bestormen, dit jaar. Oud/nieuw, man/vrouw, podium/hermetisch – het was allemaal keurig verdeeld. Deze degelijkheid had echter ook een soort vlakheid tot gevolg. Er waren geen grote dieptepunten, daarentegen ook weinig gedenkwaardige hoogtepunten.

En de locatie… Gek genoeg hadden eigenlijk voornamelijk de entr’acts moeite zich te ontworstelen aan de doodse sfeer van de opslagloods. Ook de ‘huldiging’ van Piet Piryns, die het evenement dit jaar voor de 25ste keer presenteerde, en daarom een gedicht van Ingmar Heytze kreeg aangeboden, wilde maar niet feestelijk worden. Aan de dichters heeft het niet gelegen. Maar de Nacht in Vredenburg Leidsche Rijn, het blijft behelpen.

Tekst en fotografie: Edwin Fagel