• Interview met: Peter te Bos
  • Originele publicatiedatum: 29-04-2002
  • Datum bespreking: 11 Februari 2008

Klauwen in de bank


Hoewel er in april 2002 niets te doen was rond Claw Boys Claw, interviewde ik zanger Peter te Bos rond die tijd uit pure nieuwsgierigheid. Enigszins verbouwereerd over de plotselinge aandacht sprak Te Bos vrijuit over een gelegenheidsproject dat zou uitgroeien tot het zojuist verschenen reguliere Claw Boys Claw-album Pajama Day.
Anno februari 2008 kun je geen blad openslaan of er staat wel een interview in met Te Bos over de nieuwe Claw Boys Claw cd. Het is de mainstream media ten voeten uit: de platenmaatschappij heeft iets te verkopen, biedt interviews aan met de artiest en er worden zevenhonderd dezelfde interviews opgetekend. Niet zonder trots kondigt de Recensent dan ook het allereerste Pajama Day-interview aan dat al bijna zes jaar online staat.

Lees hier de Pajama-day-recensie.

Te Bos: Ik ben gemiddeld drie avonden in de week bezig met muziek maken. Ik werk met John Cameron (gitaar) aan een nieuwe plaat. Het is nu zaak om te kijken of we er nog iets aan kunnen verbeteren.

dR: Brengen jullie de cd uit onder de naam Claw Boys Claw? Daar zijn we nog niet helemaal over uit. Geert de Groot (basgitaar) en Mark Lamb (drums) weten dat we hier aan werken. Zij krijgen binnenkort de tape en moeten maar zien of ze er aan willen meedoen. De muziekstijl is in ieder geval nog steeds die van Claw Boys Claw. Het valt overigens niet mee om uit te leggen hoe Claw Boys Claw anno 2002 klinkt. Wat we gemaakt hebben is iets minder zompig dan ons eerdere werk; warm met een scherp randje. Eind jaren '80 werd onze muziek moerasrock genoemd, ik zou het nu willen kwalificeren als couchrock. Qua stijl moet je denken aan Porgy & Bess van Gershwin.

dR: Jullie laatste cd stamt uit 1997. Waarom duurt het zo lang voor er nieuw werk uitkomt? Dat was een bewuste planning. Na de tour van Will-o-the-wisp hebben we de Marlboro Flashback-tournee gedaan waarna we alle vier even zin hadden in iets anders. Geert ging bijvoorbeeld bij Solex spelen. Mark wilde zich verdiepen in de dance en John in de filmmuziek. Persoonlijk vind ik niets zo leuk als het spelen in een band - je hebt toch een bepaald soort vrijheid en ongebondenheid. Maar je verdient er niet echt veel geld mee. Niet dat het me daar alleen om gaat, maar ik wil ook wel een keer op vakantie.

dR: Hoe zijn jullie te werk gegaan bij deze nieuwe opnamen? Heel simplistisch gezegd gaat het zo: John komt aan met een riedel en ik brabbel daar wat overheen (in een vaag soort steenkolenengels) en dan ontstaat er een zanglijn. Aan de hand van die zanglijn maak ik mijn teksten. We hebben het ook wel eens andersom geprobeerd, maar dat werkte niet goed.
Daarnaast gunnen we de nummers nu meer tijd om te kunnen rijpen. Sommige oude songs zijn te snel op de plaat gezet. Als je met de band aan het schrijven bent ontstaat er vanuit het niets een liedje, een euforisch gevoel. De volgende morgen is er vaak weinig meer van die euforie over. Als je zo’n liedje een maand laat liggen en er dan nog eens naar kijkt, kun je vaak nuttige veranderingen aanbrengen.

dR: De plaatselijke platenboer kon mij maar twee titels uit jullie oeuvre leveren. Bestaat er nog wel een markt voor de muziek van Claw Boys Claw? Het contract met EMI liep na Will-o-the-wisp af. Met deze demo moet ik weer de platenmaatschappijen af. En als ze niet geïnteresseerd zijn, brengen we de cd gewoon zelf uit. Wat ons oude werk betreft zijn we niet afhankelijk van een platenmaatschappij. We beheren de rechten zelf, dus het is aan ons om dat opnieuw uit te brengen. Maar als band kijken we liever vooruit. Toch zou het aantrekkelijk zijn om Shocking shades of Claw Boys Claw (1984) opnieuw uit te brengen, omdat die nog nooit op cd is verschenen. We moeten nog maar zien of we dat doen. Ik vind het veel belangrijker dat de zaken rond de nieuwe cd goed geregeld worden, en dat die zo rond september in de winkels ligt.

dR: De naam van Frank van der Weij duikt nogal eens op in jullie werk. Kun je iets over hem vertellen? Hij runt studio Orkater in Amsterdam en maakt zowel opnames voor symfonieorkesten als geluidscollages ter ondersteuning van het werk van kunstenaar Peter Zegveld. Daarnaast doet hij ook productie- en mixwerk voor bandjes die hij leuk vindt. Frank is zo'n persoon die om een uur of 8 's ochtends begint met de mix van een liedje en als je dan 's nachts terugkomt is hij daar nog mee bezig. Hij is daar ontzettend punctueel in, en heeft er ook een goed gevoel voor. Daarnaast is het gewoon een geweldige jongen om mee samen te werken.
Zijn invloed op ons geluid is enorm groot. Toen wij thuiskwamen na de opnames van de laatste cd bijvoorbeeld, waren we niet echt tevreden. Frank heeft dat enorm weten op te krikken en ook een nieuwe richting uit weten te sturen.

Die malle Westbroek

dR: De televisie-uitzending van de Marlboro Flashback-tournee, waarin jullie nummers van Iggy Pop coverden, eindigde met een hilarische scène waarin je Stairway to Heaven uitloopt en op straat eenzaam de slotregels van Seek and Destroy zingt. Lijkt je dat geen mooi beeldfragment voor het Journaal wanneer je overlijden wordt aangekondigd? Zoiets interesseert me geen reet! Om nu ook nog na je dood de regie te voeren vind ik een beetje egoïstisch. Dingen verwateren en verwelken zó snel. Een artiest van gisteren is de dag daarvoor al vergeten. Ik ben Herman Brood bijvoorbeeld allang vergeten en die kende ik dan nog persoonlijk. Wat ik het belangrijkste vind, is dat mijn dierbaren denken van: godverdomme, het is jammer dat hij er niet meer is want het was toch wel een leuke jongen. Als ik er straks, over een jaar of 100, niet meer ben dan zal niemand meer weten wie ik was of wat ik heb gedaan. Ik verbeeld me niets!

dR: Was dat moment voorbereid? Nee, dat soort dingen gebeuren me gewoon. Ik heb altijd ontzettend graag gewild om het publiek en de band inelkaar op te laten gaan. Dat je van je voetstuk afdaalt en je tussen het publiek begeeft. Ik ben van mening dat elke artiest dat zou moeten doen. Ik vind het een beetje gemakkelijk om met een vlag te gaan staan zwaaien, zoals Bono dat in der tijd deed. Je moet er gewoon inspringen! Eddie Vedder sprong toch ook bij Pinkpop van de toren het publiek in. Het heeft alles te maken met lef. Dit soort gevoelens komen altijd bij me los als ik op een podium sta. Ik moet dan gewoon iets doen. Vandaar ook dat ik gewoon uitliep.

dR: Nu je zo over liveoptredens zit te praten, begint het dan alweer een beetje te kriebelen? [Resoluut:] ach jongen schei uit!

Augurk op het affiche

dR: Wat houdt je grafische werk in? Ik maak op freelance basis boekomslagen voor uitgeverij Luitingh Sijthof. Ik doe ook voor een groot gedeelte hun Poemapockets. Daar verdien ik nu mijn brood mee.

dR: Heb je iets met de producten waar je voor ontwerpt? Ja, altijd! De opdrachtgever geeft me een samenvatting en vraagt om een voorstel. Het is heel anders dan wat ik maak voor bijvoorbeeld het NPI of voor Lowlands. Dat werk is veel vrijer. Als je een boekomslag ontwerpt voor John le Carré dan zit dat toch in een bepaalde sfeer. Bij Lowlands zou je bij wijze van spreken een augurk op het affiche kunnen zetten terwijl dat totaal geen relatie heeft met het festival of met het maken van muziek.

dR: Je hebt ook een aantal beeldmerken ontworpen voor o.a: de Urban dance squad, De dopegezinde gemeente en De Kunstbende. Hebben die ontwerpen de tijd een beetje doorstaan? Ze zijn natuurlijk in een bepaalde tijd gemaakt, maar uit het feit dat een organisatie als de Kunstbende er nog steeds gebruik van maakt, blijkt wel dat het zijn tijd goed heeft doorstaan. Ook het Claw Boys Claw-logo vind ik nog steeds erg sterk. Al moet je daar wel zo nu en dan een beetje mee spelen. Het artwork voor Claw Boys Claw had elke plaat een ander logo. Dat is marketingtechnisch gezien een slechte zaak, maar wij vinden het leuk om dat steeds te veranderen. Je bent eigen baas, dus waarom niet?

dR: Er is op internet nauwelijks iets vinden over Claw Boys Claw, hoe komt dat? Ja, goed hè! Ik word een beetje gek van dat gewee-wee-wee de laatste tijd. Iedereen heeft vandaag de dag een website. Wat ik op veel websites tegen heb, is dat ze uitgegroeid zijn tot een soort van folder op het scherm. Ze zijn niet interactief genoeg. Ik hou van websites waar je dingen mee kunt doen, die je zelf goed kunt sturen. Zelf ontwerp ik sinds een jaar of vier voor de website van Lowlands. Dat is erg leuk om te doen.

Anno 2008 is er een heuse Claw Boys Claw-website te bewonderen op internet. Oordeel hier of Te Bos aan zijn eigen hoge verwachtingen heeft kunnen voldoen.

Erwin van Wouw

Lees hier de Pajama-day-recensie.