• Titel: Zoekresultaten
  • Auteur: Hans Kloos
  • ISBN: 979-90-77907-77-1
  • Titel: Toerist
  • Auteur: Rik Andreae
  • ISBN: 978-90-77907-72-6
  • Uitgever: De Contrabas/BnM Uitgevers
  • Datum bespreking: 4 September 2007

Vakmanschap en bedaard absurdisme


Eerder deze zomer besprak de Recensent Brieven aan mijn kind van Jabik Veenbaas en Draaibaar van Fred Papenhove – twee van de vier meest recent verschenen bundels in de Contrabasreeks. In deze recensie worden de andere twee bundels besproken: Zoekresultaten van Hans Kloos en Toerist van Rik Andreae.

Zoekresultaten

Op de website van Hans Kloos (1960), www.hanskloos.nl , staat een interne zoekmachine. De dichter is op het lumineuze idee gekomen een bundel te schrijven aan de hand van de top 20 van de meest gebruikte zoektermen. Niet dat dit originele onderwerpen oplevert (‘liefde’ staat op nummer 1, ‘dood’ op 2), maar dat neemt niet weg dat het een mooie kapstok is om een bundel aan op te hangen. In de (wat breedsprakerige) inleiding zet Kloos uiteen dat hij de gedichten opvatte als gedichten-in-opdracht. Gedichten op bestelling hoeven volgens de dichter echter geen zouteloze baksels te worden, want: “Of het nu is besteld of geïnspireerd, de kwaliteiten van de maker bepalen wat er van een gedicht terechtkomt.” Daar heeft hij natuurlijk gelijk in, en in ieder geval heeft hij met die opmerking bereikt dat een recensent zich wel drie keer bedenkt voor hij met de altijd prettige, maar bijzonder onzinnige termen ‘urgentie’ en ‘noodzaak’ op de proppen komt.

Hans Kloos is een traditioneel aandoende dichter die op een onnadrukkelijke manier experimenteert met vorm. Bij het horen van de naam Kloos moet ik altijd, ik kan het niet helpen, aan die andere Kloos denken. Maar ook als deze dichter Hans Jansen had geheten, zou de vergelijking misschien niet eens vergezocht zijn. Er zit iets verhevens, iets gewild poëtisch misschien ook, in zijn manier van zeggen. Zo wordt in het eerste gedicht een op zichzelf mooie gedachte wel erg bedacht onder woorden gebracht:

borstel het harde jij af
waarmee iemand in de knerpsneeuw
het vuur aan heeft geslagen
dat knetterend de kou verteert,

spoel het broze ik schoon, glanzend
lege schelp waarmee de overtocht
langs donkere wakken, boenkende schotsen
royaal is betaald

(p. 9)

Er staan ook meer verhalende gedichten in de bundel. ‘Wat Beppe wist’ is bijvoorbeeld zo’n gedicht, waarin Kloos bovendien geen enkele moeite doet het zijn lezer naar de zin te maken. Lange strofen met berekeningen, opsommingen, oeverloze uiteenzettingen – een gedicht dat zijn best doet uit zijn grenzen te breken, te ontsporen. Het is eigenlijk jammer dat het gedicht in de slotstrofen toch nog redelijk op zijn pootjes terechtkomt.

Zoekresultaten heeft mooie vondsten in overvloed, zoals het leuke gebruik van de tekst van een gebruiksaanwijzing:

Indien blijkt dat het
langs het plafond schuurt,
adviseren wij de haakjes
iets te verschuiven,
anders gaat het hoofdje slijten

(p. 16)

En de bundel grossiert in mooie regels (“Zonder werkelijkheid ziet de wereld er heel anders uit”; “fantoomvingers/ die je billen strelen”). Maar de vakkundigheid van de maker heeft tot gevolg dat hij zijn gedichten soms wat al te netjes afwerkt; dat hij een goede vondst later in het gedicht nog eens gaat herhalen; dat hij af en toe een zo goed idee heeft dat hij het principe ‘show, don’t tell’ vergeet. Soms levert Kloos puntgave gedichten af, zoals het in zijn pretentieloosheid mooie ‘Annie’s barsten’ op p. 43; maar vaker blijft de lezer zich wat al te bewust dat hij naar een fraai afgewerkt gedicht zit te kijken. Dit staat de beleving in de weg. (“Ik mis,” zou ik haast toevoegen, “de Noodzaak. De Urgentie.”).

Toerist

Een veelschrijver is de Groningse dichter Rik Andreae (1950) niet. Deze uitgave betekent zijn debuut, als je de bundels in eigen beheer niet meetelt, en hoewel het geen dikke bundel betreft, zijn er veel al wat oudere gedichten in opgenomen (zo zijn zes in de bundel opgenomen gedichten bekroond met de Nijmeegse Literatuurprijs 2001).

Andreae bepleit in zijn Toerist de onbevangen blik van de toerist:

Een licht kromme steeg en daarvan
de binnenkant willen weten.

(p.9)

Ook elders in zijn bundel bezingt hij ‘het onverwachte’ en hij brengt dat ook in de praktijk. Zo noteert hij (soms nadrukkelijk niet gevoerde) absurde gesprekjes als:

De tuin moet worden gedaan.

Staat ze daar ineens naast mij. Kijkt mee,
zegt niet: ‘Zou jij niet, als ik er niet ben?’
Ben ik zo vrij niet te antwoorden:
‘Sta je niet met je planten in de regen?
Ben je niet in het water van de vogeldoop?
Groeien de appels niet met jouw naam?’

(‘De tuin moet’, p. 37)

Fraai is ook het tafereel dat hij onderweg ziet en, bij wijze van grap, stilzet en in de zak steekt: “Zodat het voor altijd 14.43.38 is.” Maar het is een wankel evenwicht: het zogeheten ‘onverwachte’ kan snel ontsporen in ‘lekker gek doen’. Zo is het beeld van iemand die door de sneeuw het spoor volgt van een kind dat twee keer om een boom is gelopen eigenlijk een beetje flauw, en het gegeven dat in de statuten van de ‘Club’ is vastgelegd dat de leden naar de bliksem kijken nogal vergezocht. Het is doorgaans een, naar mijn smaak, wat al te bedaard absurdisme.

Dat neemt niet weg dat we ons aansluiten bij de dank voor Wouter Godijn, zoals die geuit wordt in de ‘Verantwoording’. Kennelijk is hij ervoor verantwoordelijk dat Andreae uiteindelijk heeft besloten zijn gedichten toch maar te publiceren. De lezer maakt in Toerist geen verre reis naar oorden die hij nooit heeft gezien; hij vindt het buitenland in zijn achtertuin.

Edwin Fagel