• Interview: Joey Goebel
  • Datum: 24-10-2006
  • Titel: Het kan altijd erger
  • Uitgever: Cossee
  • ISBN: 9059361296
  • Datum bespreking: 31 Oktober 2006

That's entertainment


Het kan altijd erger is de titel van de laatste roman van de Amerikaanse schrijver Joey Goebel. Het boek is een humoristische aanklacht tegen de goedkope entertainmentbusiness. De Recensent sprak met de schrijver over zijn favoriete schrijvers als Kurt Vonnegut en John Steinbeck. Over zijn afschuw van goedkope shitmuziek en over hoe punkmuziek hem een beter mens maakte (ahum). Tevens beantwoordt hij de vraag waarom hij na zijn promotietour weer gewoon examen moet doen om zijn teaching degree te halen. Mocht tussendoor het gesprek stilvallen, dan zingt de schrijver gewoon een liedje.

Joey Goebel (1980) begon in punkbands The Mullets en The Novembrists, schreef vervolgens muziekrecensies in lokale bladen in thuisland Kentucky, USA. Zijn eerste roman, The Anomalies verscheen in 2003 en werd al rap gevolgd door Torture the artist. Die tweede roman is na een succesvolle release in Duitsland nu ook in het Nederlands vertaald.

Het kan altijd erger vertelt het verhaal van de jonge kunstenaar Vincent en zijn manager Harlan. Vincent is een genie en schrijft geweldige popsongs en tv-series. Van zijn baas bij New Renaissance heeft Harlan de opdracht gekregen om de kwaliteit hoog te houden. De methode die de manager hiervoor gebruikt, gaat uit van het principe ‘de kunstenaar moet lijden’. Wat volgt is een ware lijdensweg voor Vincent, met prachtige songs en scenario’s als gevolg. Als bijeffect komt Harlan vol gewetenswroeging te zitten.

Het boek krijgt in elke vertaling een andere titel, wat vind je daarvan?
“Vraag me niet hoe ik op Torture the artist ben gekomen. Het was eerst een songtitel, maar als boektitel is het Duitse Vincent en het Nederlandse Het kan altijd erger veel beter dan de oorspronkelijke. De Nederlandse titel lijkt ook op wat mijn moeder vaak zegt: It’s never so bad, that it can’t get worse. En daar ben ik helemaal mee eens.”

Je hebt het boek al drie jaar terug geschreven, word je er niet moe van om telkens weer dezelfde vragen te beantwoorden?
“Nee, helemaal niet. Wel kost het me even om weer in dat boek te komen. Ik ben al helemaal into mijn derde roman. Wel ben ik vaak bang dat journalisten, die het boek meestal net gelezen hebben, meer weten over Vincent en Harlan dan ik. En dan voel ik me een idioot. Maar jij bent nummer drie vandaag, dus ik ben wel weer aardig bijgepraat.”

De aanklacht tegen de huidige muziekbusiness, komt die voort uit een persoonlijke frustratie opgedaan tijdens je jaren als punkrocker?
“Niet alleen als muzikant, maar ook gewoon als iemand uit het publiek die niet aan die vreselijke troep op de radio kan ontsnappen. Als recensent kreeg ik natuurlijk ook veel shit te horen en daar heb ik harde stukken over geschreven, die ik zelfs nog in het begin van het boek geciteerd heb. De frustratie nam steeds meer toe.
Je ziet die brainless celebrities voortdurend op tv. In de bioscoop draaien telkens weer bewerkingen van oude tv-series. In mijn boek had ik het nog gekscherend over een remake van Miami Vice, maar dat is ondertussen al waarheid geworden. Kan het nog erger? Ik heb dat uitgewerkt in mijn boek, dat een vergaande oplossing voorstelt om deze shit tegen te gaan.”

Ben je door het schrijven van je frustraties afgekomen?
“Ja, misschien voor een week of twee,” lacht Joey Goebel. “Ondertussen is de muziekindustrie alleen nog maar erger geworden. Maar het schrijven werkt wel degelijk als een uitlaatklep. Zo werkt het ook met het politieke boek waar ik nu mee bezig ben. Het is niet zozeer gericht tegen de regering Bush, maar vooral tegen de mensen die op hem gestemd hebben. We hadden tenslotte een keus!
Het maakt niet veel uit hoeveel ik schrijf, there’s always something new to piss me off.”

In je boek is New Renaissance het bedrijf dat beter entertainment wil laten maken door enkele nieuwe schrijvers uit hun eigen school. Hoe ben je op dat idee gekomen?
“Ik zat in de auto naar de radio te luisteren en hoorde achter elkaar dezelfde soort liedjes over de liefde. Ik dacht: stel je voor dat al die songs door dezelfde persoon zijn geschreven. En dat deze schrijver opgesloten zit in een kelder, waar hij een constante stroom aan inspiratie om moet zetten in liedjes. Om geïnspireerd te blijven, zouden zijn bazen hem zoveel mogelijk geluk ontnemen. Dit idee heb ik eerst verwerkt in de song Torture the artist voor mijn punkband The Mullets. Later dacht ik: wie zou er wreed genoeg zijn om zo’n kunstenaar te tarten. Met dat idee ben ik aan het boek begonnen.”

Hoe ben je aan de namen van de personages gekomen, er zitten er aardig wat opvallende tussen?
“Het zangeresje Kristina Gomez is een samensmelting van Christina Aguilera en Jennifer Lopez. In de breinvrije zanger Chad zitten Justine Timberlake en Fred Durst van Limp Bizzkit verstopt. Gasten met grote platendeals en geen talent. Wie heeft er talent nodig als je gewoon Janet Jacksons tiet kan showen, waardoor je verkoop omhoog gaat?
Als ik het ooit nog wil maken in de muziek, ga ik tijdens de SuperBowl één testikel laten zien en een foute popsong zingen. Ik heb het liedje al geschreven: I feel you.”

Dit is het moment dat de interviewer even stopt met noteren wat de schrijver heeft te vertellen. Even een stap terug nemen om de ruimte en de situatie te beschrijven. Interviewer en geïnterviewde bevinden zich in een luxe bovenruimte van de Amsterdamse uitgeverij. Ze zitten beiden op ruime stoelen relaxed met elkaar te praten. Aan alle wanden staan boeken of hangen posters met aankondigingen van de nieuwste Coetzee-titels, waar het huis terecht trots op is. Op tafel, tussen de twee aanwezigen in, staan glazen water – waarvoor dank meneer Van Dis – en een taperecordertje met een rood lampje. Een eloquente omgeving waarin erudiet over literatuur kan worden geconverseerd. We keren terug naar het moment; Joey Goebel zet zijn beste Justin-stem op en doet de bijbehorende bewegingen als hij zingt:

I feel you, I understand you, but do you feel me, inside your body.

Ik zit nog perplex achterover in mijn stoel, maar Joey Goebel begint al weer te praten: “Serieus, je hoeft de radio maar aan te zetten, of je hoort net zulke crap. Alle liedjes gaan over het lichaam. Ik heb ook een lichaam, een prima lichaam zelfs, maar waarom zou ik daarover zingen?”
Hij schiet nu ook zelf in de lach, waardoor de interviewer durft mee te lachen.

“Maar waar hadden we het over,” vraag hij.
“Euh, vreemde namen; Prormps, Gomez, Djapushkonbutm,” antwoord ik.
“O, ja. Euh.”
“Never mind, let’s talk literature.”

Voel je je verwant aan andere hedendaagse schrijvers als Safran Foer, Eggers of DPC Pierre?
“Niet direct, ik heb meer met oudere auteurs als F. Scott Fitzgerald en John Steinbeck. Ik houd erg van Kurt Vonnegut en The Catcher in the Rye (Salinger) vind ik erg goed. John Kennedy Toole’s Confederacy of Dunces vind ik sterk qua stijl en gevoel. Als ik maar één kwart van de kwaliteit van bijvoorbeeld Robert Penn Warren’s All the king’s men kan produceren, ben ik al tevreden.”
“Met Veronica Djapushkonbutm heb ik een moderne versie van Steinbeck’s golden girl gepoogd te creëren. Glitter van buiten en puin van binnen. Steinbeck is weer door een groter publiek herontdekt. Dat komt door, en ik durf het haast niet goed te vinden, Oprah Winfrey. In Amerika wordt er veel minder gelezen dan in Europa, maar dankzij haar leeft het een beetje op. Ik ben geen fan van haar, maar door die Book club doet ze aan een ouderwetse ‘patron saint of the arts’ denken. Ik zou zeker niet zoals Jonathan Franzen een aanbod voor haar programma afwijzen. Come on Oprah, Joey is ready for you!”

Dat is nog eens wat anders dan de punkmuziek waarmee je begon?
“Zeker, maar dat zit nog steeds in me. Ik houd nog steeds van de humoristisch punkbandjes. Maar ook van de bijbehorende diy-mentaliteit (do it yourself). Punkrock is de ideale muziek voor tieners, het zit vol nerveuze energie, het is een uitlaatklep voor de onzekerheid die bij tieners hoort. Dat sprak mij vroeger zeker aan. En toen ik gitaar ging spelen, was het ook wel handig dat iedereen punkmuziek kon maken. Je hoefde op het podium niet de angst te hebben een fout te maken. Dat hoort er in punk gewoon bij. ‘Fucking up, is worn like a badge of honour.’ Dat heeft mijn nerveuze persoonlijkheid een sterke positieve impuls gegeven. Door punkrock ben ik zelfverzekerder geworden.”

Na je boektoer door enkele Duitstalige landen, ga je weer terug naar huis om te schrijven.
“Ja, aan mijn derde boek, maar ik heb straks ook examens om mijn masters degree te halen, zodat ik als collegeprofessor kan gaan werken. Ik mag dan wel binnenkort in tien talen zijn vertaald, maar die royalty’s leveren niet genoeg op om van rond te komen. En als toekomstige docent creative writing hoop ik ook voor de klas te entertainen. Net als in mijn boeken of op het podium. Ik zie de klas als podium en de studenten als publiek. Misschien dat ik zo’n applausbordje neer kan zetten en lachpauzes integreer in mijn colleges. Ik wil echt zo’n inspirerende docent worden. Ik had vroeger ook van die docenten die ik in stilte adoreerde. Ik vroeg me af wat voor muziek en films ze leuk vonden. Ik was een totale dork, dat snap je ondertussen. Maar proud to be a dork, dat wel. Misschien moet ik als docent ook wel een catchfrase hebben, zoiets als: ‘Hello out there in studentland!’ of ‘It’s my way, or the hallway’. Eeuh”

“Maybe not.”

Ricco van Nierop

De foto’s werden speciaal voor de Recensent gemaakt door Liza de Rijk, waarvoor dank. Op haar fotolog zijn nog enkele foto’s van Goebel te vinden.