• Auteur: Pascal Mercier
  • Titel: Nachttrein naar Portugal
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • ISBN: 90-284-2101-7
  • Datum bespreking: 3 Oktober 2006

De nachttrein


Wat als je een man van 57 bent, leraar oude talen, gescheiden. Een man die zwart-wit tv kijkt en een telefoon met draaischijf heeft. Die niet van vliegen houdt. Een bril met jampotglazen draagt en bang is om blind te worden. Een man die lijdt aan slapeloosheid.
En dan, op een dag ontmoet je een mysterieuze Portugese vrouw die een telefoonnummer op je voorhoofd schrijft.
Ineens besef je dat je oud wordt. Je verlaat plotseling het klaslokaal tijdens een les.
In een boekhandel vind je een autobiografische tekst van een Portugese arts, die schrijft: ‘Als het zo is dat wij slechts een klein deel kunnen leven van wat er in ons zit – wat gebeurt er dan met de rest?’
Van de ene op de andere dag besluit je een treinreis naar Lissabon te boeken om deze arts te gaan zoeken.

Dit overkomt Raimund Gregorius in de roman ‘Nachttrein naar Lissabon’ van de Zwitserse schrijver Pascal Mercier (pseudoniem van hoogleraar filosofie Peter Bieri).
Na zijn aankomst in Lissabon ontdekt Gregorius dat de arts, Prado, inmiddels overleden is. Maar in de loop van het verhaal ontmoet hij allerlei personages die hem hebben gekend; zijn zussen, waarvan er één een soort museum van zijn leven in stand houdt, zijn beste vriend Jorge, een oude leraar, de man die hem bij het verzet hielp, zijn beste vriendin. En deze ontmoetingen worden afgewisseld met fragmenten uit de teksten van Prado, die Gregorius leest. Via de ontmoetingen en de teksten krijgen Gregorius en de lezer een indruk van het boeiende leven van deze arts, zijn angsten, verlangens en levensdilemma’s.

Bieri heeft als filosoof een werk over vrijheid op zijn naam staan waarin ‘hij uitgaat van de beleving, de concrete manier waarop de mens zijn vrijheid en onvrijheid ervaart. En om die ervaring te vatten maakt hij veelvuldig gebruik van alledaagse voorbeelden, concrete situaties waarin personen verzeild kunnen raken en waarin zich de vraag opdringt of ze nu wel of niet vrij handelen.’ (Hans Driessen, de Volkskrant 12-5-2006)
Zijn roman is een mooie illustratie van die werkwijze. De personages, Prado en Gregorius voorop, denken voortdurend na over hun leven en hoe ze geworden zijn wie ze zijn. De roman is ook een zoektocht naar het wel of niet bestaan van de vrije wil. De Portugese arts is een meester in het verwoorden van zijn beperkingen; zijn ideaal is zelfkennis. Voor Gregorius geldt dat alle gebeurtenissen hem lijken te overkomen; hij lijkt zelf geen grote rol te spelen in de beslissingen die hij neemt. Sterker nog: hij is een twijfelaar. Maar steeds wanneer hij twijfelt aan zijn speurtocht naar de Portugese arts in Lissabon, gebeurt er weer iets waardoor hij toch wil blijven (hij ontmoet iemand die hem gekend heeft) of waardoor hij niet kan vertrekken (er rijdt geen trein die avond).

Gregorius is een speelbal van het lot, maar tijdens het spel komt hij een heleboel over zichzelf te weten en verandert hij langzamerhand in een nieuwe man. Een man die zijn angsten wel degelijk durft te confronteren. Bovendien is het allemaal begonnen met een vrije wilshandeling van Gregorius; namelijk dat hij plotseling zijn klas uitliep en op de trein naar Lissabon stapte.

Op de heenreis neemt Gregorius de nachttrein en dat is niet voor niets natuurlijk. De nachttrein staat voor de donkere nacht van de ziel. Gregorius is nog in slaap als hij naar Lissabon gaat, maar daar ontwaakt hij. Hij krijgt nieuwe ogen om naar de dingen te kijken. Ook Prado gebruikt de trein als metafoor voor het leven. Hij schrijft: ‘Ik woon nu in mijzelf als in een rijdende trein. Ik ben niet vrijwillig ingestapt, had geen keus en weet niet waar we heen gaan...Ik kan de spoorbaan en de richting niet veranderen. Ik bepaal niet het tempo. Ik zie de locomotief niet en weet ook niet of de machinist te vertrouwen is...Wat kan ik doen tijdens de reis? De coupé opruimen. De dingen vastzetten, zodat ze niet meer rammelen...De reis duurt lang. Er zijn dagen waarop ik hoop dat de reis eindeloos zal zijn. Dat zijn zeldzame, kostbare dagen. Er zijn andere dagen waarop ik blij ben met de wetenschap dat er een laatste tunnel zal zijn waarin de trein voor altijd tot stilstand komt.’
De terugreis van Gregorius naar Bern vindt plaats in de ochtend. Hij heeft dan een heleboel meegemaakt en is veranderd, maar ook heeft hij een ziekte opgelopen, waarvoor hij naar het ziekenhuis gaat. Mercier laat open of het de laatste tunnel van zijn hoofdpersoon zal zijn.

De vragen die de Portugese arts zichzelf stelt en die de 57-jarige Gregorius zich stelt zijn de grote levensvragen.
Het romaneske gedeelte van dit verhaal is prachtig; de personages leven en ontroeren. De stijl van Mercier is precies en klassiek. Hij is een mooischrijver in de goede zin van het woord. De overpeinzingen van Prado zijn iets moeilijker begaanbaar; dichter, filosofischer.
De roman vormt een vraag aan de lezer: Wat zou jij doen wanneer op een dag een Portugese vrouw een telefoonnummer op je voorhoofd zou schrijven?
Of heb jij haar niet nodig?

Melissande Lips