• Titel: Bonzai!
  • Auteur: Anneke Claus
  • ISBN: 90-5452-139-2
  • Uitgever: Uitgeverij Passage
  • Datum bespreking: 24 Mei 2006

Mannen met vogelkoppen


Soms begint een recensie met een open deur. In het geval van deze is dat: een man met een vogelkop is aandoenlijk, maar ook een beetje eng. Dit slaat op de debuutbundel van Anneke Claus, Bonzai!, maar vooral op de tekeningen die daarin te vinden zijn. Claus (als ik zo’n achternaam had, zou ik ook gaan dichten) verluchtigde haar poëziebundel namelijk met eigen illustraties, voornamelijk mannetjes met vogelkoppen in soms vertrouwde, soms meer mythische landschappen. De tekeningen fascineren, misschien vanwege de vertrouwdheid die ze oproepen. Ze doen denken aan de illustraties in kinderboeken, daar kon ik vroeger ook al eindeloos naar turen. Maar ook de absurditeit van die tekeningen zal daaraan bijdragen. Op pagina 20 voeren bijvoorbeeld drie vogelmannen met stropdas verbeten een soort rituele dans uit, tegen een achtergrond van iets dat op een stoomschip lijkt en een gebouw dat de kreet ‘Alles moet weg’ voert naast een crucifix. Daar valt natuurlijk uitvoerig over te filosoferen.

De tekeningen zijn licht absurd en werken daardoor vervreemdend. Met de gedichten gebeurt ongeveer hetzelfde. Anneke Claus schrijft gedichten met korte regels en vrijwel ontbrekende interpunctie. Het zijn heldere, directe regels waarin de dichter zonder veel omwegen commentaar levert op de haar omringende wereld. Over het landschap in het noorden van het land heet het bijvoorbeeld:

schaarse sporen
van geschiedenis
wat nog wel is:
lijnrechte kavels
en al evenzulke vaarten
in een land dat vlakker
dan het oog verdraagt
mens gaat er traag
mens is er wars van woorden
trekken eggen lange voren
krakerige langspeelplaat:
wie zet het noorden nu weer op de kaart?

(‘Veen, geen’, p. 8)

De gedichten zou je ‘speels’ kunnen noemen, de toon is er een van milde spot. Soms is dat wat flauw, met name in de gedichten waarin de verwijzingen wat al te nadrukkelijk zijn (slechts twee voorbeelden: in ‘Oktoberstoof’ wordt met “voldaan/in de jordaan” een beetje melig gevarieerd op Bloems beroemde “Domweg gelukkig in de Dapperstraat” uit het gedicht ‘November’; de eerste strofe van ‘Johan’ is voornamelijk een demonstratie van de kennis van de Bijbel). En ook waar de woordspelletjes de overhand nemen (en dat zijn er nogal wat) overtuigen de gedichten niet. Maar dikwijls ook weet Claus onverhoeds te ontroeren. Het portret van het bejaarde stel, bijvoorbeeld, lijkt uit te draaien op een wat mismoedig relaas van twee mensen die vastzitten in een versleten relatie. Dat is ook zo, maar het is niet een en al mismoedigheid:

en elke blik volstaat
en elke dag is weer
het einde van een feest
tussen de gevallen meubels
ligt het gesprek languit, voldaan
in rook en zoenen opgegaan.

(‘Oude gelieven’, p. 35)

De kracht van de gedichten van Anneke Claus zit hem dikwijls in het tonen van een zekere aandoenlijkheid in de beschreven situatie (het duidelijkst misschien in de beschrijving van een vrijpartij bij tl-licht in ‘Strip light’, p. 17). Dit is dezelfde aandoenlijkheid als die in de tekeningen. Maar net als de tekeningen zijn de gedichten ook een beetje afschrikwekkend, bijvoorbeeld in het gedicht ‘Bergaf’, waarin nog net niet het einde der tijden wordt aangekondigd:

gordels vast
riep de nostradame
nazomer en de kraaien
kriskras door onze dagen
volautomatisch van
wat moet dat moet
en door naar de finale
grootse begrafenis
stroomopwaarts
met stekeblinde snavels
slagschaduwen over de
blauwbedroefde aarde
morgen as versplinterd glas
morgen zal niets meer zijn
zoals het was – en de kraaien
de kraaien – doem dadoem
doemdoem dadoem
de kraaien – dadoem!

(‘Bergaf, p. 23)

Vooruit, je zit deze gedichten niet verstijfd van angst te lezen. De boodschap, het is allemaal ellende en we gaan dood, is bloedserieus, en de dichter bedoelde dat ook zo. Maar een geamuseerdheid om de verwoording overheerst – en ook dat is de bedoeling. Het is allemaal ellende en we gaan dood, maar daarom niet getreurd. De mannen met vogelkoppen dansen hun akelige en vrolijke dans. Doem! Hup voor de mannen met vogelkoppen. Doemdoem! Wij houden Anneke Claus in de gaten. Dadoem!

Edwin Fagel