• Artiest: Hellvete
  • Titel: Droomharmonium
  • Label: Morc
  • Datum bespreking: 18 Februari 2019

en wijltjenslang kon ik
alleen nog maar zitten


En ik wilde je zeggen dat ik lag.
En ik wilde je zeggen dat de roodwijn uit Andalucia kwam.
En ik wilde je zeggen dat ik moe was, en lag, en naar Between the Heaven and Me van Kayhan Kalhor luisterde, en met roodwijn die uit Andalucia kwam, en dat ik je miste.
Maar ik zweeg.

Drones zijn goed voor sprijken niet zwegen.

Een kat, en de veelheid.

Ik wilde je ook nog zeggen dat het ochtend is en dat ik zit. Dat ik kijk, en zit. En dat er koffie is en geroosterd brood met zeezoutboter en rauwe ham. Dat er een plaat speelt van Jackson Casey Frank als ik geroosterd brood eet en koffie drink en kijk naar mijn dochter die ook zit, en eet, en praat, en zit, en zwijgt, en zit. Ik wilde je zeggen dat deze plaat me soms gelukkig maakt, zoals Spirits of the Golden Juice van F.J. McMahon me soms gelukkig maakt, of voor mijn part Still Crazy After All These Years (want dat draaide mijn vader vroeger, als het zondag was, en we zaten, en we aten, en we zwegen).

En ik kocht m, die plaat, ik kocht m die keer dat ik gezeten had en gegeten met mijn nichtje dat ik twaalf jaar niet gezien had (de laatste keer dat ik haar zag was ze acht). En we aten broodjes, en we spraken over de bedrijfsfilms die ze monteerde omdat dat haar baan was, en we zaten, en we lachten om dingen. En otterna ging ik langs de platenwinkel en ik kocht een stapeltje seedees, veel jazz, een psychedeliese rockband, en Paul Simon dus.

Als de vleggel is om omhoog, en het zitten niet om niet.

Als is.

Een pijl in het niet.

Ik dacht aan dingen.

Luister. Ik hoorde zeggen dat drones zwaar waren. Dat ze verstikken. Dat ze de zwaarte vullen met dichtheid. Maar ik ken geen weemoed lichter dan dat.

Waar het in drones, of minimal in se, om gaat is het gaan. Het komen. Het zijn. Het gaan. Het komen. Het zijn. Het gaan. Het komen. Het zijn. Het gaan. Het komen. Het zijn. Het gaan. Het komen het zijn het ademen en gaan.

Patronen zijn altijd maar patronen en hetzelfde en het zelfde, net daardoor dat het patronen zijn. Maar dan komt een minimale verandering, en dan komt een minimale verandering, en dan komt een minimale verandering. En dan komt een minimale verandering, en dan komt een minimale verandering, en dan komt een minimale verandering. Wie weet hoe ver je al bent vooraleer het je opvalt dat het eertijdse patroon dat er zolang was er nu niet meer is.

En dan dat er patronen zijn, en patronen.

En dan dat er melankolie is. En melankolie.

Er is de zachte melankolie. De droefnis die bijna blij maakt.

En er is de harde melankolie. De droefnis die al bijna niet meer droef maakt.

Bijvoorbeeld. Tien worden vond je moeilijk. Het was ochtend, je was nog in pyjama, je zussen waren nog in hun pyjama, er waren kadoos, er was ontbijt en je zat in een versierde stoel aan het hoofd van de tafel, later zou je kaarsjes uitblazen, en je moeder zei Dit is voor het eerst dat je leeftijd met twee sijfers geschreven wordt. Het deed je voelen dat iets voor altijd weg was, een periode voorgoed afgesloten, dat je nooit nog terug kon naar waar je gisteren nog was geweest en de droefnis die je toen voelde was te groot voor je lichaam. En wijltjenslang kon ik alleen nog maar zitten.

Of. Later.

Lichten gloeiden, maar het zien had mijn lenzen verstopt. En ik dacht, ik sta eens op & loop naar de klok. En ik dacht, ik ga daar liggen, ik ga liggen daar en de gaten in het plafond tellen. En ik dacht ik hang mijn baard even uit het raam. Vissen leggen eieren dood in een dode kap’tein. Je kunt wel eeuwig zinnen mompelen als Ik wou dat dit afgelopen was / ik wou dat dit nooit voorbij zou gaan (doorhalen wat niet van toepassing is) (was) (ergens in deze tekst zit een resensie verstopt). En dan het ademen het ademen. Ik wil dat iets glanzends me een tijdje aankijkt, en daarna iets glanzenders. Het geluid is een huis. Het geluid heeft een voordeur. Het geluid is iets waar je in kunt zitten, een tijdje, en dan weer buiten gaan maar iets van het geluid zal altijd aan je blijven kleven. We gingen al want we moesten nog. Ik moest nog aan osejanen denken. Ik peins me een osejaan vol van haat en ik weet het is allang te laat haar nog te bereiken met dit lied. Na winterlicht, tijdens fietsweer, is geen medisijn voor na herinnering, of tijdens chroom, staal, appel (tijdens na) (tijdens apart) (tijdens het laatste geliefde gezicht / tijdens het laatste gezicht geliefd) (doorhalen wat niet van toepassing is) (…& zette ik de raadjoo aan, en hoorde ik fil kollins zingen sjeesis hij kent me en hij weet dat ik gelijk heb, en denk ik ja, en en, en wijltjenslang kon ik alleen nog maar zitten).

Toen ik beter keek bleek dat trouwens de Kaspische Zee te zijn.

Toen ik beter keek zag ik steeds minder.

Mijn vader hing alle stoelen aan de muur, dan konden we dansen.

Geef het op Meester Hong. (luister naar de gong) (eet de zoem)

Ik ruim dag na dag alle seedees op en soms zing ik daar niet eens bij.

De chocolate porter smaakte beter dan ik gevreesd had. De kazen waren harder dan je wensen kon. Eekhoorns zingen meestal traag, slangen jagen vogelijn en vrijheid gelijkt broederskap.

(wordt het ineens verbazend stil hier, om wat drupt uit moeë ogen)

Dag één van de ziekte. Dag twee van de ziekte. Het moederbord. De ontbijtschalen. Dag drie van de ziekte. Dag vier van de ziekte. Dag vijf van de ziekte. Dag zes van de ziekte. Zeewinden. Luisteren. Je had niet genoeg inkt meegenomen naar het bos. In het bos, of elders, of daar, u zit aan een tafel.

En aan het einde van de dag zit je daar met de lichten uit. Je kijkt niet langer meer met z’n allen in de tas. Aan het einde van de dag weet je niet welke taal je nog zult spreken, of naar welke stilte nog geluisterd. Aan het einde van de dag kun je alleen nog maar zitten, wijltjenslang. Meng de zeedruif met de wijn. En geef de dichter ook wat.

Als ik hier ben verloren gelopen in de eeuwige drone, laat me de weg terug dan niet hervinden (ergens tussen de aarde en mijn huis).

Je weet niet eens waarheen het gaat. Maar je vermoed noordwaarts.

En als ik verloren gelopen ben in de nooiteindigende drone, breng me dan niet meer thuis (je weet niet zeker in welke richting het gaat maar je denkt naar het noorden) (het oosten is ook goed). Noorden zwemmen vissen weg, er waren heel veel plekken waar opgetreden kon worden, ik sta in een hoek van de kamer te wachten tot het stoppen aanvangt te bewegen, ik sta & sluit mijn ogen, zou iemand mijn ogen willen koelen, IEMAND MOET MIJN OGEN KOELEN, ik sta en wacht in stilte. (en als het stil is, kon het ook wel net zo goed lawaai gaan maken. Meng het lawaai met jeuk op onbereikbare plekken. En geef de dichter ook wat).

Ik sta in een hoek van de kamer, dag zeven van de ziekte, en denk aan hoe je na dekaden ook wel eens gedaan kunt hebben met in een hoek van de kamer te staan. Als je gedaan hebt met in een hoek van de kamer te staan kun je de straat op gaan en komaan weest welkom in de waan van het mensbestaan. De kolk van het volk. Dag één van het volk. Het volk is totaal. Het volk is fenomenaal. Het volk is integraal. Het volk is overal. Het volk is altijd. Je krijgt het volk er niet onder. Je krijgt het volk er gratis bij. Het volk past op zijn tellen en let op zijn saeck. Je houdt het volk niet voor het lapje. Het volk kent zijn heimerspapje. Je trapt het volk niet in de goot. Het volk telt zijn zegening en eet zwijgend van zijn brood. Het volk is gewassen. Het volk is rein. Het volk blijft het liefst dichtbij de bekende plaatsen & het volk rijdt nooit scheve schaatsen. Het volk zegt ja. Het volk denkt nee. Het volk zegt amen. Het volk kan ermee door. Het volk is goed. Het volk kamt zijn haar. Het volk houdt zich aan zijn woord. Het volk zal ermee moeten leven. Het volk geeft geen last. Het volk voert de vogelijn. Op ze werk en in ze park. Het volk eet het volks appelenmoes met het volks kers. Het volk weet niet welke tang op welk varken, welke kut op welke Dirk, welke lul op welk drumstel. Het volk weet van geen kloten. Het volk is je familie het volk is de buurt het volk is de gemeenschap. Het volk is gezelligheid. Het volk weet hoe het hoort. Het volk stopt om hallo te zeggen. Zeg hallo nu. Zeg nu hallo.

Dag twee van het volk: een hallo van vliegen. Een vlucht regen.

En als je vlucht voor de regen ga je naar binnen.

En als je binnen bent zit je neder.

En als je neder zit luister je naar Hellvete.

En als je naar Hellvete luistert is er rust.

En als er rust is is er vrede.

En als er vrede is is het warm.

En als het warm is dan drink je.

(en als jij dan ik)

En als je dan ik: Ik zit. Ik luister Hellvete. Hellvete, en hoe die goede Wim zoveel moois meezond met dit. Zoveel meer moje fantastiese warmige platen (waarover ik ook nog spreken wil) (maar ik zwijg) (se bent goet foor swegen & nieh foor zprijken) meezond met dit. Dit Hellvete. En ik weet niet waarheen Droomharmonium me vandaag weer stuurt, of morgen. Maar als ik straks zal verloren gelopen zijn in de eeuwige drone, laat me de weg terug dan niet al te dra vinden. Altedra zal het dra zijn. Maar nu is nu, en nu kan ik wijltjenslang alleen nog maar zitten.

(tim donker)