• Artiest: Subterranean Street Society
  • Titel: I’ll leave me before you do
  • Label: Eigen beheer
  • Datum bespreking: 26 September 2016

de vrijdagavondvriend van Abel


Stilte is dat ding met veren. Of dat je daar zit, en denkt. Aan een kleur BIJvoorbeeld, een kleur die je assoosjeert met iemand van wie je hield.

(het kon de kleur zijn van de jas die ze droeg in 94 & je weet nog hoe het voelde om die jas te zien hangen overheen de leuning van een stoel in je kamer & dan wist je dat ze er was dat ze hier was & mojer nog eigenlijk als zij even niet in de kamer was omdat ze onder de doesj stond of op het weesee zat --- haar aanwezigheid werd dan iets waar je in stilte naar kon kijken, in stilte van kon houden, in stilte kon om gelukkig zijn) --- (ten overstaan van haar schaamde je je soms om dat onbeschaamde geluk) ---- (& ik zal meer houden van de gedachte aan je)

Stilte is dat ding met veren, en je zit aan deze tafel hier. Je weet het wel. Stilte staat niet stil. Het drijft op lucht nee het warrelt door de kamer. Het kriebelt langs je wangen. Je houdt van die kriebeling. (in andere soorten stilte tergt het soms).

Stilte is dat ding met veren.

En zitten.

Een resensie-eksemplaar uitpakken is zo welkom voor mij die niets beters te doen heeft dan een resensie-eksemplaar uitpakken.

En het is iets.

Het is iets. Je kon denken aan.

-het Aangezicht:

God zegt dat dit tíjdelijk is

Zegt je bent een kontaktlens voor Mij om doorheen te staren

Hij ziet om doorheen mijn mond

(& ik dacht aan een deur

-die Tür is zu-

en hij die door Mij in gaat)

en –

Stilte is dat ding met veren. Deze kamer is reeds drie of vier uur verstoken van hard en ook van zacht lawijd. Niets dan mijn blote voeten op het parket als ik heen loop, of terug. En voor me, op de tafel, ligt een resensie-eksemplaar.

Het is iets. En ik denk aan een deur, een kleur, en een mat.

En een brief.

In een brief wordt jij ik.

Deur en kleur en mat en brief en ik en wie was het weer die dat zei over eenlettergrepige woorden die barsten van Betekenis?

Stilte is dat ding met veren. Als is hoop, verdriet, en angst. En voor me, op de tafel, ligt een seedee die lijkt op een brief.

Brief is een ding met veren. Een lettergreep, maar eksploderend van Betekenis.

Wat het is, is.

Wat het is, lijkt.

Het lijkt een internasjonaal schrijven te zijn. Uit een land dat niemand kent. Met postzegels die niemand kent. En een heel raar poststempel.

Waar de adresregels horen te staan schreef iemand met dikke zwarte stift:

I’ll leave

me before

you do

De envelop -maar is het een envelop?- moet open door een touwtje af te wikkelen van twee van die platte schijfjes die schuin boven elkaar zitten. U weet dat nog wel. Van vroeger en voorheen enzo.

Draai maar aan het touwtje en de envelop gaat vanzelf open.

Er valt een sleuteltje uit.

Een sleuteltje. Een heel klein sleuteltje.

Nanosekonden lang kan ik mezelf zien: zoekend, overheen gans de wereld: waar dit dan toch wel een sleuteltje van kan zijn.

Van een schatkistje misschien.

Of de handboeien van iemand die ik verlossen moet.

Of gewoon maar het decksel van de piano.

(maar dat laatste denk ik alleen maar omdat ik nu luister naar Erdem Helvacioglu met zijn geprepareerde piano)

(geheel momenteelderlijk peins ik aan een grap van Coil over mjoeziek voor een onvoorbereide piano & ik gnuif eventjes in mijzelve)

(men neemt een piano t liefst bij verrassing)

(enniehoe)

Draai maar aan het touwtje. Stilte is dat ding met veren. Verdermeer valt er een brief uit. Of naja. Drie lange smalle eenzijdig penbeschreven vellen vallen uit, net iets breder dan een kassabon. Tiepies het soort briefpapier dat men koopt in verre eilanden waar de zon altijd schijnt.

De vellen zijn aan elkaar gekleefd met zoon hoe heet zoon ding? Het is rond en zilverig en je kunt er vellen mee aan elkaar kleven door het om de hoeken heen te vouwen. Meestal de linkerhoeken.

“Dear Tim,”

staat er echtwaar er staat echt mijn naam kom zelf kijken. En dan:

“scattered thoughts battered rewards will keep you there a citizen talks a dreamer walks so now i can stay here I’LL LET YOU GO IF YOU DON’T LEAVE”

En veel meer nog. Drie velletjes lang.

Wel. Tekstvel. Dat is dus het tekstvel menSEN. Het is uutiendelijk gewoon een seedee, ommers. Dit. En ik zit daar en ik denk o god.

O god denk ik.

Dit zal nooit mojer zijn dan het nu al is. Denk ik.

Dit zal nooit zo mooi zijn als het is. Denk ik.

Dit zal het nooit halen bij de kleuren die het op dit moment aanboort in mijn hoofd. Denk ik.

Er zijn honderdenelf dingen die ik beter kan doen dan nu naar dit gaan luisteren.

Ik kan soep koken van stilte.

Ik kan soep koken van mijn verwachtingen.

Ik kan soep koken van gedachten.

Ik kan soep koken van mijn wachten.

Ik ga wat doe je?, zeggen tegen een lege & vlammende kamer,

(een vlammend lege kamer?)

en deze vraag vervolgens zelf beantwoorden.

(wat doe je?/ik denk aan angelique en ik vraag me of zij de bus neemt naar haar werk & ineens vind ik dat een tamelik melankoliek beeld: angelique in de bus, op weg naar haar werk)

Ik mag Expert Knob Twiddlers van Mike & Rich drajen – de enige seedee waar ik steevast wat kriebelig en blij en licht en gedachteloos van word.

Ik hoop een ding met veren. Ik hoop tot mijn hopen daar ligt als een ding met veren.

Ik ga denken aan mijn zus, en hoe we bramen plukten op vakansie. Ik kan mijn zus mailen misschien, en haar vragen of het waar was dat de braamstruik aan een onverharde weg stond, en of het waar was dat er altijd een bruinig stoflaagje overheen die bramen lag, en of het waar was dat we dat stof er eenvoudigweg afpoetsten met onze sjurts vooraleer de bramen op te eten.

Ik wil het laatste zacht laweid van de avond zoeken, en mijn beste gok op dit moment is dat het onder de bank ligt.

Ik zal de buurman die daar net zijn auto parkeert (avonddienst gehad, buur?) zeggen hoe ik de zee zie (gezouten & schuimig & onmenselijk).

Ik kan Death is so welcome to i who have nothing more to do but die van Con-Dom drajen, of Deathconsiousness van Have A Nice Life. I don’t love. I don’t love. I don’t love.

De zomer begraven in mijn brein. Of mijn brein in de zomer. Waar onze vingers aanraken.

Iets met peper. Iets met tintels. Iets met overgordijnen. Maar het kan nog stommer. Nachtelijks feesboeken kan ik (en iedereen heeft een mojere vrouw dan ik. feesboek is geen plaats. feesboek is geen ding. en iedereen heeft een leuker leven dan ik. feesboek is geen persoon. feesboek is geen kaffee. en iedereen heeft grappigere vrienden dan ik. feesboek is geen leven. feesboek is geen boek. en iedereen is zoveel intelligenter dan ik. feesboek is geen werkwoord)

En tuis en overal elders.

En tuis en nog veel verder is waar ik zit.

En stilte is dat ding met honderd kilo veren, en honderd kilo lood. En iets moet vallen. En iets moet gaan.

(en alles en alles en alles zolang ik maar die seedee niet draai)

En ik sta op, en ik ga de kamer uit.

En het laatste dat ik zeg tegen dat andere slapen rondom me is Help me herinneren dat ik die seedee nooit of nooit of nooit drajen zal.

En dan val ik in slaap.

Maar een paar dagen later al ga ik toch overstag. Een treinreis was eigenlijk. Want ik was de hele dag. Angelique en ik en lunsj en borrel en diner (spr. uit dienur). En nee geen rioja. En toch werd de wijn zelden zo rood gedronken als. Die dag, en toen moest ik weer naar huis terug.

Van Tilburg naar Den Bosch, net iets voor de laatavond, ging dat dan nog wel. Ik las Commentaar van Marcelle Sauvageot (en sjee deed elke bladzij me denken aan), en de trein was leeg op een ouder echtpaar achterin de koepee, en het licht was draaglijk, en alles was, en bovenal: ik wist nog niet wat me te wachten stond.

De trein van Den Bosch naar Utrecht zat vol studenten. Alleen maar studenten. Overal studenten. O fuck ja natuurlijk, zondagavond. Het leek korter geleden dat het is dat ik daar zelf zat, student, en ze weekend bij mijn ouders in Eindhoven en zondagavond terug naar Utrecht waar ik op kot.

Het leek me een paar maanden geleden. Met mijn walkman op en die achterlijke groenzwartpaarse sporttas die ik toen had, met mijn zooi in. Mijn kop naar het zwart in het raam gekeerd, mijn gedacht bij. Zij-met-de-jas-over-mun-stoelleuning-op-wier-lijf-Commentaar-geschreven-leek-te-zijn.

Dat kon niet langer geleden zijn dan een paar maanden of zeg hooguit een jaar. Maar het is meer dan twintig. Jaar. Geleden. En die gedachte alleen al deed mijn melankolie uitstrekken het ganze baanvak lang. Nu ben ik alleen nog maar die oude lul die daar in de hoek van het balkon een boek staat te lezen (een boek menSEN, kajje geloven?) (inmiddels trouwens My Private Property van Mary Ruefle) en zij zijn de djooh-vannie altesaam daar op dat overvol balkon en ze staan altemaal te staren op hun foon (weze hij ai of smart). Een enkeling doet iets op een laptop. Niemand heeft iets papierens in handen.

En ik wil iets kunnen denken over “deze generasie” en “totaal vervreemd van hun direkte omgeving” en “overal zijn behalve waar ze op dat moment werkelijk zijn” maar ik sta daar godverdomme zelf een boek te lezen.

En een vent staat nogal luid te bellen met naar ik vermoed zijn vriendin. En hij zegt: “Dan zet ik jou ook maar op de derde plaats!” En hij zegt: “Nee nee nee dat is juist het eerlijkste wat er is.” En hij zegt: “Ik heb ik ben ik wil” En hij zegt: “Die Sam van je gaat nog wel maar Andy” En hij zegt: “Ik ben erg anti-Andy, dat weet je” en hij praat heel dat balkon vol met zijn verhaal, en het gesprek is allang niet meer van hemzelf en van zijn vriendin maar van iedereen daar op dat overvol balkon.

En ik hou van de dans, het idiotenfeest.

De glans van het leven in één dag.

Ik hou van de twijfel, die aan mij knaagt.

Wanneer de waanzin vlammend groet.

Van dat alles hou ik.

Van dat alles hou ik.

Van dat alles hou ik zoveel.

Maar hier leven? Nee, dank je.

En als ik op stasjon Utrecht schielijk doorheen de tunnels vlucht naar mijn volgende, weeral volgende trein loop ik die stomme eikel nog bijna omver ook en waddayano? Hij is godverdomme nog steeds bezig met dat achterlijke telefoongesprek van hem.

En als ik in de trein van Utrecht naar Vleuten zit, ben ik triester dan ik in weken was.

En daar loop ik doorheen een zacht donker naar mijn huis, en ik denk aan dingen die ergens tussen het daar en het hier verloren zijn gegaan. En dat het jammer is dat ze weg zijn.

En ik denk aan hoe er ergens tussen toen en nu dingen bijgekomen zijn, en dat het jammer is dat ze er nu zijn.

En deze dingen denken doet me ouder voelen dan ik in weken deed.

En ik kom tuis, en iedereen slaapt al, en het is donker, en ik neem me een bier, iets biezonders voor de gelegenheid, een zwaar streekbier dat ik vond ergens waar ik gewoonlijk niet kom.

En ik drink. En op mijn tong. En het zoet. En het zout. En iets met tintels misschien.

En ik denk aan de envelop, en het touwtje, en de brief, en de seedee.

En ik denk O god.

O god denk ik, fuck it, ik heb zin in old skool, ik heb nood aan old skool, ik heb zoon godvergeten behoefte aan old skool nu.

Want gijlie kant godverdomme altemaal mijn rug op. Met je Je moet toch meegaan met je en je Je moet je zelf blijven vernieuwen en je Je kunt niet stil blijven en al jullie ronkende kutkliesjees meer. En als ik een ouwe lul ben omdat ik niet elke vlok sperma die De Industrie in mijn bakkes spuit gretig doorslik, laat me dan maar een ouwe lul zijn ja. En god ja misschien wás vroeger alles wel beter, heb je daar wel eens aan gedacht? Misschien wordt de wereld inderdaad wel steeds en steeds vervelender.

Nu. Hier. De olde skole. Mun glas vol mede, een brief in mijn hand, en een seedee in de seedeespeler.

Subterranean Street Society . I’ll leave me before you do. Mijn eigen. Mijn gepersonalizeerde. Ieder krijgt zijn eigen. Dus ja: bij u staat er geen dear tim nee en bij u zit er misschien ook geen sleuteltje in maar iets anders, iets dat ongetwijfeld mojer is want iedereen heeft een mojere gepersonalizeerde dan ik.

Schapenstront en hemel.

En ook een schok.

Zoon plaat (ja beter ware dit een plaat geweest en de schoelje older nog) neemt dan toch gestalte aan in mijn kop. De brief. Het spreken tot de ander dat je ik maakt. Dan dacht ik tegen beter denken in toch stiekem Dit kan misschien iets Leonard Cohen-achtigs ween (ach zelfs Leonard Cohen is niet Leonard Cohen meer). Een fameuze blauwe regenjas (ja blauw ja, die jas was blauw godverdomme), ik schrijf je nu om te zien of t je beter gaat, Suzanne neemt je mee, tee en sinaasappelen aldurweg uit.

Ik hoopte tegen beter hopen in Dit gaat n Malcolm Middleton soort van plaat (ja) kunnen zijn. Een fluister, en een stem die indrinkt als een zwaar streekbiertje uit ergens een plek waar je normaal niet. En alles alsof je drinkebroer t in zijn allerdiepste eenzaamheid aan jou en jou alleen geschreven heeft. En ik denk aan Angelique en aan wijn aldurweg uit Gallicië.

En ik schreeuw tegen mojer schreeuwen in Of dan voor mijn part maar een Valerie June dan. En ik dacht aan krakels en hoe zondagochtenden kunnen zijn als je alleen tuis bent en je komt net uit bad en er is ook heet water in je mok, en het is zwart. Ook de mjoeziek is koffijbruin.

Maar het eerste nummer staat me dan daar ab jetzt te weerklinken uit die speakers van mij, en het is nacht, en iedereen slaapt al, en het is donker, en in mijn glas een biertje uit een streek waar ik normaal nooit. En wat is het dat ik hoor, het is. Het is. Het is pop met een scheut folk en dan nog iets erin om het wat softer te maken. Wat het is, het is. Greg Laswell op best. Dit ging niet mojer kunnen worden dan het zonder luisteren al was en dat wist ik. Maar stille hoop graaft diepe gronden. Ding met veren. Kruipt waar het niet gaan kan. Had dan een plaat gemaakt met niets dan stilte in man.

En dan die titel. Godja, dit titel. De titel van dat eerste nummer. I’ll let you go if you don’t leave. Das wel erg “leuk gevonden”. Das wel erg “o met een lach en een traan”. Das wel erg kleinkunst ja en ich verabscheue euch wegen euren Kleinkunst zutiefs. Das wel erg “als je bij me weggaat mag ik dan met je mee” ja, te neerlands zo je wil (de Louis Puggaard-Müller geheten straatmjoeziekant die Subterranean Street Society uitmaakt woont nu in Amsterdam) (geen enkele zinnig ziel wil toch ooit nog dood gevonden worden in Amsterdam?); ja je zou twee leutige muziesie kunnen zijn en die vette zat dan ook nog met zijn stomme klotekop in een flauwzinnig grapjesprogrammaatje over dingen die in het nieuws waren –

I’ll let you go if you don’t leave (en toch: als Tom Waits zingt: we don’t have to say goodbye if we all go, vind ik het al bijna grappig)

I’ll let you go if you don’t leave (en toch: ik weet niet hoe dat gebeuren kon maar de wereld kan mij niet meer verstaan misschien is mijn GSM te klein?, de (?) laatste (?) generasie GSMs voor ai en smart de standaard werd (?), je kon er al meer mee doen dan alleen maar bellen, je kon filmpjes opnemen en fotoos maken en geluiden opnemen & ik had dat ding ook alleen maar omdat mijn toenmalig sjef erop aangedrongen had dat ze het handig vond als ze me ook bereiken kon als ik niet tuis was & ik wilde er geen geld & nu, bijna (?) een dekade later (?) doet dat ding het altijd nog en wat zou ik vernieuwen wat het nog doet ommers, wat bellen kajje ermee en sms’en kajje ermee, en ik las die sms’jes pas in die studententrein, ik stond te turen op dat kleine priegelschermpje, ik las er een aantal, toen pas, ook ouwere, iets over de vaste vrijdagavondvriend van Abel las ik, en over de boekhandel, en männer vant filosofies kaffee, en ik vatte niet, en ik stond daar, mijn boek onder mijn oksel geklemd, ik viel bijna om als de trein een onverwachte slinger maakte, en ik las meer nog, iets over uiteten gaan omdat het de laatste dag van de vakansie was ik jij wij kunnen het niet halen, en ik stond en ik dacht, dat ik haar niet meer zou zien, niet vandaag en misschien wel nooit, en ik stond en ik stond en ik dacht, aan die middag, aan terras, en Angelique die maar herhalen bleef hier word je niet gelukkig van tim hier word je niet gelukkig van tim, we hadden al een paar wijnen op, toen, het werd een kadanz een mantra een tango, het was wat ik hoorde toen ik stond in de trein met mijn boek onder mijn oksel en mijn ouderwetse GSM in mijn hand, anti-Andy en de vrijdagavondvriend van Abel en hoe treurig alles toch weer, en tegen ik, in avondlucht, stastjon vleuten in mijn rug & op weg naar huis, wist ik zeker dat ik haar verlaten had. Ze zal alleen nooit weten dat ik weggegaan ben

(en ik) (ik zal mijn ziel houden maar jij mag mijn kleren hebben)

denk ik, en ook dat Louis Puggaard-Müller toch wel een moje stem heeft.

en Hurry rock lekker venijnig

(en “hurry” het zegt “before time finds less important things to do”) (en de tijd zoekt en de tijd snelt en de tijd vindt) (Sij segt de tijds sijn njieuw gewordt, en deez hier njieuw tijds sijn beêr as die ouds om sij njieuw sijn en die njieuw es immer beêr as die oud want die oud moet sterven gaan, en ruimte geên an die njieuw en an al het njieuw en ik sij jij wij jullie almaal moet meeren mee, mee met die njieuw en al het njieuw dat die njieuw os brengt DEZE MORGEN EN ALLE MORGENS & Am nächsten Morgen taten sich ein Anzahl Juden zu einem Anschlag gegen Paulus zusammen. Sie schworen, nichts zu essen und zu trinken, bis sie ihn umgebracht hätten. Mehr als vierzig Männer beteiligten sich an dieser Verschwörung. Sie gingen zu den führenden Priestern und den Ratsältesten und weihten ein: “Wir haben feierlich geschworen, nichts zu essen und zu trinken, bis wir Paulus getöten haben en ook aan lucht knars ik mijn tanden kapot, en ook aan tijd knars ik mijn tanden kapot, en ook aan another me knars ik mijn tanden kapot en deze dingen denken doet mij denken dat dit furieus rockliedje niet onopgemerkt doorheen mijn gehoorgangen is gekropen)

en B-sides is een moje ballade

(“I’ll love the thought of you more” zingt hij over een gefantazeerde wederontmoeting met een oud lief, en ik gremellach en zeg ja)

en I will get married to nothing but silence is een fijne polka-rocker

en Pretty baby is punk!, punk menSEN!, of naja bijna punk dan toch minstens

en I’ll leave me before you do

-het nummer, niet de plaat-

is

iets in de stijl van de vroege Tom Waits, de heeele vroege Tom Waits (het had zo op Closing Time gekund) totdat het halfweg omzwalpt naar een mikstuur van slaapliedje tejaturmjoeziek eksperiment en licht-kazige ballade, en daarmee

is

I’ll leave me before you do

-de plaat, niet het nummer-

net interessant genoeg gebleken om in mij de vermetelheid te doen ontwaken een twede keer op play te drukken (twee keer! na elkaar! toe maar!):

en dan het horen al vertrouwder; horen hoe ik reeds vertrouwder hoor; en ook hoe mooi die stem eigenlijk is (of zei ik dat al?), horen ook hoe deze mjoeziek de nacht toch maar weer een diepere tint van roestbruin verven weet & horen hoe fijn ik dat eigenlijk vind.

I’ll leave me before you do is dus geen bol van eksotismen staande brief uit een ver land, geschreven door een reeds lang doodgewaand lief, die dan ineens hele rake dingen zegt.

Nee.

I’ll leave me before you do klinkt Tilburg of Berlijn of Madrid of London of Helsinki, maar nooit écht uitheems. Daarvoor is dit amalgaam van folk pop jazz soul punk roots rock indie en dingens een slagje of wat te dagdagelijks.

En zelfs wanneer Puggard-Müller opkomt met ongelijksoortige ongelijksoortigheden -naast de reeds genoemde kombinasie van Closing Time-era Tom Waits met slaapliedjestejaturmjoeziekkaasballade-eksperiment is er ook een nummer dat begint als een billfayeske ballade om uit te monden in haast karnavaleske meedeinmjoeziek- blijft het vissen in dezelfde of minstens toch naburige platenkasten, en bovendien zijn de overgangen zó plomp dat de luisteraar t gewaar wordt als twee verschillende nummers.

Subterranean Street Society weet “aangenaam vertrouwd” als warmig doen klinken als een spanish coffee op een stormige herfstavond. Geen betoverende brief nee. Veeleer de vaste vrijdagavondvriend van Abel. Je hoort niets dat je niet al honderden eerdere keren horen maar God wat zijn er vaak avonden (en vaak op vrijdag) dat je niets liever hoort dan dat wat je al honderden keren eerder hoorde.

En I’ll leave me before you do brengt het honderdenkereneerdergehoorde doorgaans goed & solide. Okee, er is nogal eens wat veel bombast (je zou toch denken dat een straatmjoezikant de kracht van de kaalte kent. of geraakte hij zo overenthousiast van de mogelijkheden die een studio biedt dat hij niet meer op kon houden blikjes open te trekken?); zijn stem en, naar ik heilig geloof: zijn oprechte toewijding maken veel, als al niet alles, goed.

De seedee klokt een beetje en een half boven het halve uur maar biedt in die tijd toch zeker vier waarlijke pareltjes, en dan nog een stuk of drie nummers die het predikaat “meer dan aardig” mogen dragen. En de rest ach die groeit wel per luisterbeurt zoon beetje op je.

De over de (on)mogelijkheid van relasies handelende teksten zijn ook zoiets: feitelijk kliesjee: zemelen over je vrouw, zeuren over je man, zeiken over je liefdesverdriet; maar toch: met zoon rake “I’ll love the thought of you more” zegt hij het zo kernachtig dat hij mijn adem heeft, en voor een minuut of wat al mijn bewegingen. Stilte is dat ding met veren.

Guilty pleasure, de kracht van kliesjees, of aantonen hoe niksnieuws zich zomwijlen kan meten met de allerindigooste (heej monica!) eksotismen. Whatever. Het is vrijdagavond en je vriend gaat op zijn fiets naar huis. Als je weder je kot terug inloopt, kun je je al haast niet meer bedenken waar het vanavond ook alweer over ging (over… - ofnee wacht dat was vorige week). Maar jee, wat zal je blij zijn als het straks weer vrijdagavond is, en die stomme zeikerd daar weer staat. Voor je deur. Deur is een ding met veren, ja.

(tim donker)