• Artiest: The Avonden
  • Titel: Nachtschade
  • Label: Subroutine
  • Datum bespreking: 18 Juli 2016

the avonden. the thingen. en het thrinken


Theez waren than the avonden. Het licht op laag, thie avonden. Amper kwarteneendeel boven voetlicht. En than the platen thie we thraaiden, of was er stilte misschien? Poëzij waarschijnlijk, niet alle avonden thie avonden maar wel vaak of zeg meestal. En thiscussie, op voorhand al of anders achteraf. Het kon gaan, BIJvoorbeeld, over wat er goed was, en slecht, aan the “loop”gedichten van Anselm Berrigan in Come in Alone.

(spr. uit loepgedichten)

Mjoeziek ook, of toch, of al, zei ik-t-reeds? Konseptueel gesproken stonken we naar piano’s thie avonden, en the tijd was bijna thoorschijnend. (& alzo kon je er andere tijden thoorheen zien… er recht thoorheen kijken naar tijden thie achter ons lagen & wij bijvoorbeeld op het strand terwijl we het sap rechtstreeks uit the thiepblauwe lucht zogen).

Maar theez waren niet the avonden, het was alleen maar the idee van the avonden. Doch nu is the idee thood, en “de dood was een typisch Amerikaans uitvinding” zegt Marc van ther Holst in Pyjamadagen. En ik lees en thenk en zit, en kijk naar the thingen. Naar the thingen die thaar staan en thie altijd maar blijven staan. Thaar. Waar ze staan.

Want that is wat thingen thoen: staan. Thie blijven altijd maar staan, hoeveel van hun thingheid ze ook verloren nu the avonden nooit the avonden zijn zullen. The schuldige landschap, the schuldige huiskamer, the hele schuldige klereboel thie maar nooit ns in elkaar stort gelijk mijn ziel that thoet.

En the thingen en hun thingheid en het licht en the theuren oowjaa the theuren. The theuren thicht en the theuren uit then treure en natuurlijk ook: the theuren van persepsie. En hoe thie trut the hare maar nooit geopend kreeg. Het ontbrak haar aan verbeeldingskracht. Het ontbrak haar aan vermogen om langsheen haar eigen kijken te kijken.

En ik herinner me hoe ze eens, ein abend in Wien nee een mittag in 94, gezeid haadt that the mens het einddoel van the evolusie is & ik, stoepefakt, niet meer than een gnuiflach uiten kon om zoveel thomheid.

“Stomme kripto-kreasjonist!” had ik in mijn baard gemompeld tegen the thichte theur uren later toen ze allang weer weg was. The thingen en the witheid van the theur en alles fier overeind & ik stond op om iets te gaan thoen.

En ik thrink.

(“Nadat hij was gestopt met drinken is hij begonnen met denken. In het begin dacht hij alleen ’s avonds, maar het duurde niet lang voordat hij ’s middags al met denken begon. Al snel volgden er dagen dat hij zijn bed nog niet uit was of hij dacht al. Hij had vroeger ook wel gedacht, maar was altijd meer het type gezelligheidsdenker geweest. Nu dacht hij om te vergeten. Zolang je aan het ene dacht, dacht je niet aan het andere. Dat was de gedachte. In de praktijk was het eenvoudiger niet aan een roze olifant te denken. Die had hij ook al in geen tijden gezien.”, Marc van ther Holst, “De denker”, uit: Pyjamadagen)

Ik thrink een rose en twee whisky en een port en een roodwijn en than ben ik eindelijk waar ik zijn wilde. In the avonden wilde ik zijn, in theez thie than the avonden waren/zouden zijn/hadden moeten zijn.

En ik sta op om iets te gaan thoen.

Het eerste wat ik thoe is nu eindelijk eens mijn th uitspooghen. Het twede is op weg gaan. Naar nooitmeerterug of bij gebrek aan fut gewoon maar naar mijn schrijftafel. Ja dat is wat ik ga doen. Een seedeetje opleggen. En wel gewoon zomaar iets. Wat er toevallig op mijn schrijftafel ligt rond te slingeren BIJvoorbeeld (want wie heeft er nu zien om dwaas en hologig voor die seedeekasten te gaan staan & al die ruggen van al die seedees & en hmmm hmmm hmmm zoemen) –

Wat er toevallig op mijn schrijftafel ligt? “Blue” Gene Tyranny en Darkher en A Winged Victory for the Sullen en Dog Faced Hermans liggen toevallig op mijn schrijftafel rond te slingeren. (w’rom eigenlijk? over die seedees ga ik toch niet schrijven, nu, of ooit?). En Nachtschade van The Avonden.

Aahh. Marc van der Holst. Aahh. Pyjamadagen.

Pyjamadagen . Wat was Pyjamadagen? Was poëzij, echt?, de ladingdekkende noemer hier?

Op feesboek zei iemand dat het Urbanus was maar dat dekte kant noch wal, docht mij.

Zelve dacht ik aan FLITSFIKSIE ofnee ofnee ofnee, beter noemden wij het MIKROFIKSIE. (overal ter wereld wordt betere mikrofiksie geschreven dan in neerland maar Marc van der Holst was inzake die materie de boei waaraan ik mij klamp könte – zwemmend de zee van kaas)

Ja die Marc.

Ja die The Avonden.

Ja die Nachtschade. En nachtschade, dat is een heel mooi woord. Het doet denken aan de schade de nacht toebrengt. Of anders de schade die altoos het voelbaarst is in de nacht. De nacht zo van kwart over de rand, u weet wel. Als ik daar zit immernog, mijn glas allang leeg, en alleen nog maar herhaal in mijn hoofd, om en om en om en om: hang die trut maar goed paal deel die trut maar goed vier braak die trut maar goed rad.

Nachtschade is de seedee die ik wil horen nu.

En het is lofi, en almeteens klinkt het bekend, en ik peins me suf wat het dan is waaraan het me denken doet. Is het iets als The Mountain Goats misschien?, of o’death, of Moi, le Voisin of Dan Geesin misschien? Nee. Het is niet. Of nee nee nee wacht, die twee gasten van weleer, hoe heetten ze weer? – Frans Haarmeijer & Frank Antonie (jaahaa, die bedoel ik Gertje) konden DIE het niet ween waaraan dit Nachtschade me pjeinst doet?

Nee.

En geheel momenteelderlijk dacht ik dat de stem van Marc van der Holst een klankkleur of twee deelde met die van Herman Russchenberg (de klimatoloog Herman Russchenerg? ja nee tikveel. in ieder geval een tiep met een gelijkluidende naam die ooit een seedeetje maakte dat Land van hout heette en wemelde van verwijzingen naar halfzachte boeken. hij woonde in die tijd in of nabij arnheim, helpt dat, en we wisselden uit een mail of twee, helpt dat?).

Of dacht ik dat ik dacht aan –

of aan –

of aan –

Maar dan weder. Nachtschade is de auditieve deezjaavuuh omdat de mjoeziek direkt wordt opgenomen in het bloed: het is me reeds vanaf de eerste draaibeurt of ik deze seedee al jaren in de kast heb staan – zonder datti iets aan schoonheid of intensiteit heeft ingeboet. Integendeel.

Het bent kleinstmjoeziekjes. Bega vooral niet de fout dit als kleinkunst te verstaan (ich verabscheue euch wegen eurer kleinkunst zutiefst) – versta het liever als mikrofiksie: grootwereld int klein. Kleinpijn in grootleed. Prezent in de aldag, en de aldag prezent daarin. “Ik weet niet waarom je niet meer met me praat,” zingt hij, “maar ik wou dat je iets zeggen zou voor het vuur uitgaat.” – en ook dat is nachtschade.

De kadans is vol en mooi en gloeiig, en troostrijk. Hij neemt me in zun armen, die Marc van der Holst, in zijn grote lange armen en hij wiegt me. En hij zegt dat het waar is. Hij zegt dat het waar is dat het alles één grote gore klerezooi is, en dat hoop niet bestaat. Maar het is niet erg. Ooit gaan je wonden stoppen met heel hard bloeden en dan zullen ze iets minder hard bloeden. En sowieso drinken we er nog één.

En het kan breken en het kan bloeden in deze zachtwarme snoeiharde lofi mompelmjoeziek –

nee noem het flitsfiksie

noem het mikrofiksie

(noem het saajens fiksie)

nee noem het HINT FIKSIE (wel weg overheen 25 woorden ja maar toch: suggerend ganze universa daarbinnen)

…in deze zachtwarme snoeiharde lofi mompelmjoeziek (ik dacht HA! dacht ik, ik dacht HA!, Scott & Charlene’s Wedding op valium), kan breken, zeg ik, en bloeden in deze zachtwarme &c.; maar toch doet alles hierin me verlieven. Ik verlief me op de teksten, en ik verlief me op de stem van Brenda Bosma, en ik verlief op de tsjello van Noor Sluman, en ik verlies me op de kadans die kadans zei ik al iets over die kadans, die moje fijne kadans die zo goed samenvallen weet met het strijklicht nee wacht met dat kwarteneendeel boven voetlicht.

En later wordt het altijd maar later en is het dag en sta ik in mijn tuin & een licht en alleszins heel tolereerbaar zonnetje valt op mijn gezicht en ik drink koffie in mijn tuin, in mijn tuin sta ik drink ik koffie en doorheen de openstaande tuindeuren gerold komt The world looks black / the world looks red van Swans en ik hou van die blazertjes als Gira zingt Follow the sleeper Follow the Maker Follow the Keeper Follow the Leaver Follow the Sleeper Follow the Sleeper Follow the Sleeper Follow the Sleeper, die blazertjes en hoe ze over me heen gaan: over mijn nek en mijn achterhoofd doorheen mijn haar naar het plein wajen, en ik hou van dat lichte en alleszins heel tolereerbare zonnetje op mijn huid en ik sta daar en denk hoe dat iets weest was dat ik haar ooit ge-sms’t zou hebben: dat van die blazertjes en de sleeper en de keeper en het zonnetje en de koffie en de tuin en het wajen naar het plein, en ik sta daar en wil erover kunnen denken als iets dat maar beter dood is (theez thie than the avonden geweest zouden zijn), en ik wil haar kunnen voelen als iemand die ik niet mis maar ik mis haar wel en ik wou dat het niet dood was en ze moet niet weg zijn ze moet naast me staan nu en ik weet niet waarom je niet meer met me praat maar ik weet nog wel wanneer je jarig bent en nee natuurlijk mag niemand je ooit hang paal of deel vier of braak rad en ik vraag me af is dit dan de schade die de nacht bracht?, en ik denk hier sta ik goed ik blijf maar staan hier sta ik goed ik blijf maar staan hier sta ik goed ik blijf maar staan hier sta ik goed ik blijf maar staan hier sta ik goed ik blijf maar staan hier sta ik goed ik blijf maar staan hier sta ik goed ik blijf maar staan hier sta ik goed ik bl/

en the avond geeft The Avonden op de stereo en whatever het glas brengt, en het is goed, alles is goed, alles is stil en even helemaal goed.

(tim donker)