• Artiest: Ian Fisher
  • Titel: Nero
  • Label: Snowstar
  • Artiest: Theo Sieben
  • Titel: Dephinidin
  • Label: Highwind Howl Records
  • Artiest: Matt Epp
  • Titel: Ready In Time
  • Label: Eigen beheer
  • Datum bespreking: 14 Februari 2016

Een mogelijk soort Suzanne


Te zeggen: dat dat andere tijden waren. Of alleen maar langer geleden misschien. Te zeggen: dat ik zat, ik was zeventien achttien negentien. Ik had nog niet zoveel gedaan. Nog immer niet, maar toen zeker nog geen kloten.

Ik zat. In vensterbank voor het raam van mijn kamer in het huis aan de Boschdijk. Ik was zeventien achttien negentien, en ik zat & keek. Er bewoog altijd wel iets of iemand op die Boschdijk en voor de zitter was dat genoeg.

In middagen, maar zomwijlen, als de middag vergleed in de avond, en de avond in de nacht, zat ik er nog. Ik was zeventien achttien negentien ik deed het licht niet aan ik dronk bier en ik keek en dacht of mijmerde wat.

Als er geen stilte was dan was er mjoeziek. Godja mjoeziek. Ik had net verzaakt aan mijn eerste grote mjoeziekliefde. Ik had opgehouden een metalhead te zijn. Heavy metal was me beginnen aanzuigen toen ik een jaar of tien was, daarvoor hield ik van André Hazes. Maar op een dag in ergens een jaar waarin ik tien was hoorde ik Lola in een bar. De welbekende liveverzie. Iedereen weet welke verzie ik bedoel. Ik was verkocht. Meteen. Zonder reserves. Lola. In een jukebox dan nog godbetert, want dat kan toen nog dat bestond toen nog.

Het was de bar waar mijn tante werkte en iedere keer als ik haar daar kwam opzoeken liet ik de jukebox Lola spelen. Toen ze de jukebox wegdeden kreeg ik het singeltje. Het was inmiddels kromgetrokken waardoor het niet meer ganzelijk klonk zoals het diende te klinken maar dat weerhield me er niet van dag aan dag Lola te drajen op mijn eigen kleine pickupje. Boven mijn bed stond die. Dat was nog in een ander huis, met een ander raam dat uitkeek op een andere straat.

Via Lola stombelde ik eindsweegs verder op Status Quo, en daarna op AC/DC denk ik. Dan Motörhead misschien. Dat bracht beren los. Die harder moesten, en ekstremer. Venom, Possessed, Celtic Frost, Slayer.

Rond mijn zestiende meende ik de allerekstreemste plaat allertijden gevonden te hebben. Napalm Death. From Enslavement to Obliteration. Sneller, bruter, bizarrer, maffer dan dit kon niet. Dit was het. De grens. Het uiterste. En ik had m ja. Ik had verdomme die plaat.

Voer ik in de schoelje, altijd stond die stomme Boris me wel op te wachten. Die zeikerd had iets gelezen in de Metal Hammer, of een plaat gekocht, of iets gehoord op de raadjo & je kon er vergif op innemen dat hij me dat ging laten weten. Of ik weten wilde was daarbij geen vraag. Die triomfantelijke grijns op zijn harses voorspelde weinig fijns. Hij had m hoor!, verzekerde hij mij nog voor mijn fiets tot stilstand was gekomen (fietsen op het schoolplein mocht niet maar ik deed het aldoor). De plaat nog ekstemer dan From Enslavement to Obliteration.

Sore Throat heette t bandje, en wij luisteren. Zijn teep, mijn walkman (want die had twee koptelefooningangen zodat je gezamenlijk kon luisteren zonder een van je oortjes aan iemands vieze gehoorgangen te hoeven uitleveren). Die lul kreeg gelijk. tWas inderdaad nog een slagje getikter dan Napalm Death. Dan en daar klapte het uiteen. Dus dit was wat metal voor me geworden was? Een zoektocht van het allerekstreemste naar het toch nog net iets allererekstremere? Gedaan ermee. Nu.

En dus was metal dood, en ik was zeventien achttien negentien. Een gans nonmetalen mjoeziekspektrum lag voor me open. Eindeloos, naar alle kanten. Dit moest. Dit moest. Dit moest de smaak van vrijdom zijn.

Dit moest lopen zijn van voor het lopen nee wacht ik dacht dat ik wist wie ik was, in mjoezikaal opzicht dan toch. Als was ik een hele hoop dingen niet die erbij leken te horen als je metalhead was, toch dacht ik er door gedefiniëerd te zijn. Ongedefiniëerd kon ik nog van alles worden. Dat stond me wel aan. De groei naar alles. In mij sprankelde het.

Even was ik alles. Alles dat klonk, alles dat mjoeziek was, vond ik goed. Behalve Modern Talking.

Kocht wel wat Beschamende Platen ja, wie kocht ze nooit? Twee, of drie (bijbaantjesloze skolier die ik was – bijna nooit geld voor platen; dat was mijn redding). Technotronic. House was toen iets redelijk nieuws. Het boeide me wel. Het lied dat sliep in de masjiene. De ontzieling van de grootstad. Zulke nosies. Wat plaatwerk van Normaal. Dat was een atavisme denk ik. Ik was stuurloos en hield van alles. Behalve van Modern Talking.

Naar verloop, nee al eerder gingen grenzen groejen. Het was al in het huis aan de Boschdijk, en daar, in die vensterbank, voor dat raam, gingen horizonten zich aftekenen. Stukjes land waar ik me prettiger voelde, langer bivakkeren wilde dan elders. Ik ging houden van de slijkweggetjes zonder afslag. Ik ging houden van woestijnzand. Ik ging houden van de modderrivier. Ik ging houden van de delta. Ik ging houden van swamp lake. Ik ging houden van Amerika.

Nee niet van het land. Van de mjoeziek. Blues en (neo)kuntrie en folk en het wat moeilijker te definiëren spul dat men allicht met de alleskleverterm “americana” bedenkt. Jazz ook maar gezien de aard van dit stuk moet dat bij deze terzijde blijven.

Tiepes gelijk Segio gelijk smeetsen daar dan een weinig mee, met zoon onverholen Amnerikaanse mjoeziekliefde (maar o! gelukachtig! (als Zlotz zou zeggen) (Zlotz is cool) gelukachtig!, dus kende ik geen tiepes als Segio toen dus konden zijn zelfingenomen grijnsjens me bespaard blijven). Want Amnerika, das hamburgers & Hollywood & kommersjalizasie & alles waar men verre van dient te blijven: de Rechtgesneden Mjoeziekliefhebber houdt den oren altoos stevig Englandwaarts.

(persoonlijk vond ik het gros van die hooggeachte englandbandjes dan weer hol en prentsjeus. voornamelijk poze en weinig erachter. o wie weet welke schenen ik nu weer blauw schop maar komaan: Joy Division heeft echt maar vier of vijf moje nummers op hun palmares en de rest is overloos gedreutel & punk was vooral een meelopersbeweging me peinst & shit shoegaze dan & Ride en Slowdive En Chapterhouse en Pale Saints en Lush en al die gasten die verdomme misschien waarlijk moje platen hadden kunnen maken als ze waarlijk depressief waren geweest (in plaats van alleen maar te doen alsof ze het waren) en My Bloody Valentine was goed tot het vervelende Loveless-album)

Hoe ook. Ik hield gewoon van het wajen en de wind en het stof en de verten en elke afslag missen op de slijkweggetjes. Ik hield van hoe de voedingsbodem doorklonk ik die mjoeziek, en ook van dat soort voedingsbodem denk ik.

Nu. Anders dan toen, in metal. Ging de eksplozie hier vooraf aan alles. De oerknal die het breidde. Of naja. In het hele eerst was er de blues maar dat was makkelijk, die kwam van mijn vader. Dat was de modder de klei de rivier de delta. Maar toen ging het wajen, en dat heette There’s No-one What Will Take Care Of You.

Palace Brothers. De hellezomer van 94. Klopt het als ik me herinner dat vrijwel niemand dat toen nog kende? Glazige blikken in platenzaken enzo als ik vroeg naar die plaat, ging dat zo? Ik herinner het me zo, toch. Alles deed pijn. Denken deed pijn lopen deed pijn kijken deed pijn ik had geloof ik zelfs pijn op mijn pijn en geen plaat ter wereld die er beter bij paste dan die eersteling van Palace Brothers.

Dat was de eksplozie. Na dit is er niets meer. Nooit hoorde ik nog een plaat die intenser was schever mojer aangrijpender droeviger duisterder stoffiger snijdender. Het beste zat erop & the rest was yet to come.

Otterna de schokgolven van de eksplozie waren dingen als Lambchop Cowboy Junkies Walkabouts Mountain Goats Simon Joyner Pelt Geraldine Fibbers Steve Westfield The Grifters Mazzy Star. Al was die laatste al wat stadser misschien. Een wat gedrogeerder geluid reeds.

Maar toch. Mazzy Star. O. Ook dat in de hellezomer van 94. De zomer die maar een moje avond kende. Dat was de avond dat Suzanne en ik roodwijn dronken en luisterden naar Mazzy Star in de huiskamer van het huis aan de Boschdijk.

Ik woonde daar toen al niet meer, of was tijdelijk tussenin kamers ofzo. Mijn ouders waren op vakansie en ik had beloofd op het huis te passen. Zoiets. Een ding waar ik spijt van had, waarom zag ik nooit geen mensen meer? Behalve dan Suzanne. Die kwam uit de bus gestapt en ik omhelsde haar en kuste haar, in mijn herinnering midden op de Boschdijk terwijl de auto’s langs ons heen raasden maar dat zal ook wel herinneringsvertekening zijn.

Later we zaten in de tuin en dronken. Bier in eerste. Ik stapte doorheen het raam om de flesjes uit de kelder te halen. Wat onzinnig was want de deur van de serre was amper een meter verderop.

Laatavond en het werd te koud om nog in de tuin te zitten dus we gingen binnen en we gingen wijn en er waren gesprekken over tijden, en er was mjoeziek. Mazzy Star Suzanne en wijn, wat kon er mojer zijn. Haar gezicht werd nog mojer toen ze gekonsentreerd luisterde naar Fade Into You. Vroeger was ik verliefd geweest op Suzanne maar nu was ze maar een van honderdduizenden die het nooit konden halen bij Femke.

En later werd het later en ergens halverwege de nacht was ik weer alleen geloof ik.

En later werd het later en wanneer werd “americana” een tema eigenlijk?

En later werd het later en alleen de hoeveelheden stad stof modder die het bevatte kon nog verschillen, en er kwam nooit nog een Suzanne en zo vanavond dat ik mocht zien. Er kwam nooit nog een There’s No-One What Will Take Care Of You, en nooit meer een zomer zo wreed als die van 94.

Wat doet tijd? Wat doet ruimte? Wat mengt zich alles in klank?

(misschien niet suzanne misschien in de vensterbank. misschien niet het zitten misschien het kijken een beetje lui. misschien niet de straat maar de wens alles op mijn hoofd te dragen)

Het valt op een bodem waar al veel op viel. De grond altijd verzadigd, of bezig het te worden.

Dan kunnen ook dingen komen die alleen maar over die grond willen gaan in plaats van erin te zinken. Dingen als Red Star Belgrade en Long River Train weetikveel, Suzanne allang niet meer & de vensterbank allang niet meer. Maar een mogelijk soort Suzanne. Een denkbeeldig soort van vensterbank.

(in kamers met andere uitzichten te dragen op mijn hoofd)

(i’m dreaming of another poetic moment / in a setting entirely different from this one, als Susie Timmons zegt)

(tijden houden zelden op te rijmen op elkaar)

Hoe ook, er belanden platen op mijn deurmat. Zowaar. Ze komen uit verschillende hoeken. Hier. Of daar. Of elders. Platen die je fijn kan noemen of redelijk of kut of ook niet kunt noemen. Wie is te zeg. Maar het zijn platen die alle minstens één voet zetten in wat je folk of kuntrie of roots of americana kunt noemen, en ze doen me alle kontempleren over de vraag Had ik dit beter gevonden als ik het twintig jaar eerder gehoord had?

Een greepje.

Matt Epp - Ready in Time (Eigen beheer)

Eppie hier komt af met de radiovriendelijkste van het span. Hij is noordelijker dan amnerikaners gaan ook want hij is een kanadees. Maar heej, hij liftte door Noord-Amerika (hoe kliesjee wil je het hebben?) & hij woonde, zegt de bio, op “afgelegen prairies” (“afgelegen prairies”, dat is dus alvast niet de prairie hier int winkelsentrum denk ik dan) dus dat zegt misschien waarom er toch iets america(n)a(n)s doorheen zijn mjoeziek gekropen lijkt te zijn.

Ready in Time is zoon plaat die alles is en misschien daardoor juist niks. Het schuurt niet want het gaat, het bijt niet en blaft zelfs nooit. Maar binst de belachelijk korte speelduur van 27minuut35 tapt het wel uit numureuze vaatjes: folk, pop. rock, “indie”, americana & ik zou “singer/songwriter” noemen ware het niet dat ik t te achterlijk vind om dat als zjanrûhaanduiding te hanteren (het zegt hooguit iets over een werkwijze, en dan ook nog maar iets zeer algemeens). (een ontbijt, ooit, lang lee, mijn vader en ik, lachend om “singer/songwriter” en daarna bij gok alle singers lijsten die mogelijk niet songwroten).

Vaatjestap, je bent net op het veezje p’don ik meen het feesje natuurlijk & iedereen smaakt een glas met eigen smaaksel en toch drinken ze altemaal tzelfde, ze drinken altemaal niet.

Ready in Time ! het enige tussendoortje dat er altijd tussendoor kan! hiesteriesereklamekreetdenk ik dan nee ik denk aan dingen die groejen dingen die regenen nee ik denk aan dingen die de vorm hebben van andere dingen nee ik denk aan suikerzakjes met de naam van het kaffee erop nee ik denk aan

die diskussie die ik ooit es voerde met een kollega over kanadese mjoeziek. Hij dacht daarbij voornamelijk aan Celine Dion en Bryan Adams en kwam uit bij kietsj; ikdacht voornamelijk aan alles op het Constellation-label en kwam uit bij kunst.

Maar hiet is het dan. De kanadese kietsj van mijn kollega. Hier is het dan. Hier is het dan toch echt. Het van alles een beetje en niks van iets.

Maar Cash & Blood (ik dacht al aan Flesh n Blood van die enge rechtse zak van n er desniettemin toch niet nevens guitarerende Ted Nugent) – kesj in de benk en de blot on mai hents; -

Schrijf ik in mijn aantekeningen: “De melodij, de instrumentasie – het had indruk kunnen maken als ik het bij nu niet al honderd keer gehoord had” –

(nee eerder duizend keer)

Dat is het. Dat is de gedachte. Dat zette alles in beweging, opmarsjerend naar deze woorden.

Het is een treurig soort gedachte niet? Het gaat over de dingen en hoe ze verschijnen. Over wat er schuil gaat achter de dingen. Hans verschool zich achter de dingen. Achter de dingen die gaan zoals ze gaan (ken je die mop van de dingen die gingen zoals ze gingen? die gingen niet).

Nee. Het heeft te maken met dat laagje dat omheen je ziel of okee overheen je trommelvliezen komt liggen naarmate de jaren klitten aan nog meer jaren. Het gruis dat is blijven liggen van de eksplozie en wat het nog bruikt om door dat gruis heen te geraken.

O. Ik denk niet dat de jongen in de vensterbank Ready in Time nu kwait het verpletterende wärkje had gevonden. Maar hij had iets als Cash & Blood nog niet duizend keer gehoord nee en awkee in Ready in Time misschien de kommerloze fijnplaat gehoord die er had kunnen zijn tijdens het zitten, tijdens het zitten en het kijken, het kijken naar de beweging & het gaan. Hoeveel beweging er toen nog was.

Ian Fisher - Nero (Snowstar)

De kuntrieste plaat hierin komt van Ian Fisher. Hoor maar hoe de pedal steel niet gespaard wordt.

De jongen in de vensterbank was eigenlijk niet biezonder dol op de pedal steel. De lome sound ervan ben ik pas later gaan waarderen. Wie bruikte ik daar ookalweer voor? Lambchop? Dat mijn schoonvader How I Quit Smoking niet smaken kon, deel me voelen dat ik iets goeds in handen had.

Zoveel later moet het weest zijn, dat ik al een schoonvader had. Maar wel nog vroeg genoeg dat die schoonvader nog geïnteresseerd was in VanWatSoortMuziekHouJijNuEigenlijkTim en JaZetEensWatOp, en ook weet ik nog de plaat noemen tijdens een etentje met Anne (en hoe ze bijval klatste toen ik kond deed van Kurt Wagners adagium dat je fluustrend de dingen soms harder zegt dan schreeuwend) en die etentjes stierven weg ieverans vroeg twede helft negentiger jaren dus het was waarschijnlijk een vroeg soort van later.

Moest Nero twede helft jaren negentig gemaakt zijn, de jongen toen al niet meer in de vensterbank had waarschijnlijk nooit bedenkingen gehad tegen de pedal steel. Het wiegt r, die pedal steel, soms naar warm, soms naar broei. n Nummer kan gejaagd gaan en dan weer krijgt de kapottige stem van Fisher een licht dylanesque klankkleurtje.

En dan weer naar traag gaan. Verstilling. Strooptrage warmte. Stilte wordt in Invisible Cities bijna iets als verdwijnen. Daar had Italo Calvino zeker en vast om kunnen lachen.

In de kaalte is Fisher op zijn best.

Maar geregeld gaat het van kaal naar meer, want zo zijn vissermannen wel. Met die lieslaarzen en zuidwesters van ze enzo.

En in “meer” kan Fisher ook poppy en gezellig zijn (you might feel the need to tap your foot along), of de schwung hebben die je terugschwingt naar dat platland waar tijd nooit heelt. Juist daarom kan het in het hier of elders (of daar, of nergens) ook een plaat zijn die je opduikelde uit de kast van je pa. En nee, dat is niet per se & altijd een goed ding.

Theo Sieben - Delphinidin (Highwind Howl Records)

Delphinidin is dan de antiekste van de drie, het piept & kraakt & schuurt & gaat onder het stof dat de hoogwind huid hier blazen doet. Hier is het “probleem” (is het een probleem? ja nee natuurlijk niet of ja toch wel een beetje misschien) van het efemere van mjoeziekbeleving (deze spesifieke openheid voor deze spesifieke mjoeziek bloeide dan & daar en bloeide daarna nooit nog zo ultiem) het pregnantst: ja DEZE plaat in 91 of daaromtrent – dan was hij subiet gaan meerezoneren met de lente.

Want het was altijd lente, toen. Zelfs als het geen lente was. Dan nog was het lente. Het nam de hellezomer van 94 om voorgoed komaf te maken met lentes, maar daarvoor was het gewoon immer lente. En altijd kwam Patrick langs. En altijd droeg hij een Deacon Blue-tiesjurt. En altijd zat ik in de vensterbank. En altijd droeg ik een Pink Floyd-tiesjurt. En altijd dronken we bier en altijd speelde er een siedie en altijd was het lente en altijd was het 91 en als en als en als, dan had het voorzeker ook maar zo Delphinidin kunnen zijn een dag in die nooiteindigende lente toen.

En Patrick zei dingen. Dingen als, gave siedie, dit.

En ik zei dingen. Dingen als, es Theo Sieben, dit.

En Patrick vroeg dingen. Dingen als, Wie is Theo Sieben?

En ik zei dingen. Dingen als, dat is n gast die siedies maakt.

Maar waarschijnlijker nog ware ik alleen geweest als Siebens oeroude americana me bij mun kladden had gegrepen (mun kladden? mun godvergeten kladden? steek je kladden waar – enfin). Aan het eind van weeral een andere lentedag toch zeker. Doorheen mijn raam zou ik de zon onder zien gaan daar achter die kerk aan de overkant. Want daar stond toen een kerk. Waar nu die appartementen staan.

En die zon onder, en het leek alsof de kerk in brand stond, en Siebens weinig interruptieve Intro geheten openertje kabbelt naar het aangenaam zwalpende Delphinidin (She loves 13’s) (weet je hoe he moet walsen?) & almeteens prangt Siebens vraag:

“What if I never met you?”

Ah! (non)-Ekziestensjaliesmoes voor (venster)bankzitters. Met de kerk in schijnbare vlammen voor me en Siebens pomporgel in mijn rug waren mijn adolescente gedachten zeker en vast uit meanderen gegaan.

Ja wat àls we elkaar nooit ontmoet hadden? Wat als we niemand kenden, of alleen maar elkaar. Wat als we andere mensen kenden dan we nu kennen, of dezelfde maar dan droegen die een hoed. Wat als jij mij was en ik niet jou (maar je zus ofzo). Wat als ik een stad was waar jij nooit kwam. Wat als de maan nu eens geschilderd is. Wat als ik één van de transfigurasies was van blinde jo dood. Wat als ik de platen die ik nu voor het eerst hoor pas over twintig jaar voor het eerst zou horen. Wat als jij een bananenvis was en ik vreemd genoeg onvertaald.

Had ik me daar toch wel zoon beetje de tijd van mijn leven zitten hebben in die kutvensterbank hoor! En otterna deez hier mijmer, kbedoel als de plaat eindsweegs verder gedwindeld is kriegt wie nog een een gospelblues en wat fingerpickin’ wärkjes en zelfs iets dat –verdomd!- tegen zydeco aanhangt (!) en BIJvoorbeeld ook de verstilling en melankolie en droefnis van nummers als Synchronicity Blues of (My Personal) Immigration Blues.

Dan en daar in die ondergaande zon die kerken kon in brand zetten, konden die laatste twee nummers maar zo bij t mooiste horen dat ik ooit hoord haadt.

Maar hier, in een ander huis & de vensterbanken niet eens diep genoeg om in te zitten & in ander licht (dat geen kerken brandt?) ja, nee. Ik bedoel. Als je Robbie Basho kent. Als je Son House kent. Als je Peter Walker kent. Als je Queen Ida kent. Als je John Fahey kent. Als je Woody Guthrie kent. Als je Jozef van Wissem kent. Als je Jack Rose kent. Als je Sixteen Horsepower Seasick Steve Jon Spencer Captain Beefheart Howe Gelb O’Death Fursaxa Marck Rebennack Johnny Dowd The Baptist Generals Wooden Wand kent, inmiddels hebt leren kennen (en daar noem ik dan alleen maar wat er tijdens t schrijven zo op de toppen van mijn brein bleek te liggen) is het eerste of misschien niet meteen het eerste maar dan toch wel het derde of het vierde dat opvalt hoe weinig Sieben nog toevoegt aan wat je al kent.

Is hij dan toch te neerlands voor americana? Te Doe Maar CCCinc. Moke Jelle Paulusma en te Ellen ten Damme? Of gewoon. Niet “gedurfd” genoeg. Neem The Killing Of Dimebag (& iedereen die ik nog moet influustrn waar dat over zou kunnen gaan schiet ik dood) – dat had best wel wat slagjes spannender gekund. De bio spreekt wel van n “gejaagde murderballad” maar er is weinig gejaagds aan. Braaf schoon en vriendelijk zijn eerder de adjektieven die in me opkomen.

Is ook wat Sieben schotelt voor meestens is: braaf schoon en vriendelijk.

Delphinidin is een toegankelijk en gemakkelijk in het gehoor liggend countrybluesalbum” zegt de bio en ik was het zelden eenser met de (een) bio maar ik peins hier nu net het probleem. Of ben ik echt de enige die “gemakkelijk in het gehoor liggend” uitsluitend perjoratief gebruikt?

En het is dit eigenste bedje waarin al deze drie platen ziek zijn. De ziekte die gemakkelijkinhetgehoorliggenisme heet. Niemand bijt, niemand blaft.

Denk ik Is dit hoe mjoeziekbeleving gaat dan? Van het algemene naar het biezondere? (tot ook het biezondere niet meer biezonder is, of toch niet meer zo biezonder als biezonder ooit was).

Juist in deze zweren: folk, blues, americana, roots, naam het staan vele wegen tot verdere verbiezondering (?) wijd open (want de grenzen zijn buigzaam zedert dylan went electric) (ter vergelijk: blijf violijnen gojen in de miks en op enig moment houdt het echt wel op punk te heten. of: traag de tempi neder een verte & voeg vijf manen duusternis toe en we praten al niet meer van salsa). Met stem, spel, klank, inkleuring, instrumentarium & welgemikte doses freakyness is alles mogelijk om je te onderscheiden van de vuile rest (die ligt daar maar zoon beetje in het midden). Dan ligt t verdomme maar es een keertje NIET gemakkelijk in het gehoor ja?

Wie niets tot weinig kent van da rootsy shit kan blind (doof) platen als Ready In Time, Nero & (vooral) Dephinidin in aanschaf doen. Het bent fijne platen echtwaar en geen valt zich builen hier.

Wie van zijn mjoeziek nu juist verlangt er de kop vol builen aan over te houden, kan deze platen alsnog heel wel in aanschaf doen (want de mjoeziekindustrie dien gesteund te worden, menSEN, door ik jij mij wij allemaal), maar die luistert er beter niet naar.

O. Ook dezen kunnen deze platen drajen. Vooral tijdens kerkbrandende zonsondergangen (of ja doe beter de afwas ofzo dan doe je nog es iets). Maar om godswil, luister er niet naar.

(tim donker)