• Auteur: Matthew Rohrer
  • Titel: Surrounded by friends
  • Uitgever: Wave Books
  • Datum bespreking: 14 September 2015

het kromme stuk en het mankerende stuk


Je denkt aan die dingen. Of aan andere dingen misschien.

Want je had de zon op een bepaalde manier over de bomen zien schijnen toen hij onder ging, en je had gezeten, en gekeken, (naar de zon, naar de bomen), en gedronken, en je had een gedachte of drie gehad, en dat was dan de avond geweest, een avond in je leven, en je stond, en je liep naar je schrijftafel, en je dacht.

Je dacht dat het genoeg was.

Je dacht dat de zon genoeg was. Je dacht dat de avond genoeg was. Je dacht dat de bomen genoeg waren. Je dacht dat het drinken genoeg was, en je dacht dat het denken genoeg was. Dat je dat maar grijpen moest, en op de pampierderij pleuren & allee komaan weer een gedicht gedaan. De poëzie was ommers al daar geweest, niet? Je moest het alleen woord geven.

Of ook.

Toen je in die trein zat, BIJvoorbeeld. En ook het landschap, en ook de banken. En het stroevige nietsgesprekje dat je had met die moje vrouw waarmee je heeldurtijd blikken had zitten uitwisselen. Spatte de poëzij daar niet van af dan?

Het kon iets over treurigheid zeggen misschien, of hoe het niet-gerealizeerde altijd mojer is dan het gerealizeerde (want het gerealizeerde is maar wat het is, maar het niet-gerealizeerde kan nog alles zijn), en eilanden, en onvermogen tot werkelijk kontakt ofnee braak!, van die vrouw een man maken dan en m bazeren op een vent waarmee je daadwerkelijk geregeld in de trein zeten haadt toen ge in uw twintigs waart en die je eigenlijk nogal een oetlul vond ofnee wacht.

Sta op en sla dit tot poëzie: het brood & de koffie & het waterig ochtendzonnetje & je haar nog ongekamd.

Of.

Sta op en sla dit tot poëzie. Fietsen en praten ermee, met de fiets; de masjiene slikte je kaart in; foto’s van jonge mensen die oud worden zijn als de lampen aan in grote gebouwen en de zon staat nog aan de hemel; je woont in een gigantiese (oven)want samen met een kever en een muis en een egel en een haas en een das; vertaal een abstrakt gevoel in een gevoel dat je niet eens hebt; je hebt een beetje koorts terwijl je je kinderen te eten geeft; de radio dj hapt naar adem en sterft; een klein voertuigje op mars; zelfs met lichte regen blijven de ramen een beetje openstaan; een wat muizig meisje wacht op de bus en klaagt over haar professor tegen iemand die geheelderlijk fiktief blijkt; leegte rijdt auto; iemand heeft zojuist van de dokter te horen gekregen dat hij een ziekte heeft die evenwel niet al te erg hoeft te zijn; behalve van ideeën zouden wij van niets inwoners moeten zijn; je bent doornat en een malenk beetje triest; een komplekse droom over een hotel op de maan; iemand naar haar auto rijden; regen is slechts vijf minuten mooi & daarna is het vervelend.

Je stond op. Je knipte het licht boven je schrijftafel aan. Je ging zitten. Je wilde wel. Het laten vloeien. Uit je vingers. Hier. Nu. Je wilde wel slaan tot poëzie. Dingen die je hoorde, zag, of dacht. Je vocht ermede boven het papier maar het papier vocht terug. Het papier wierp de woorden gewoon van zich af. Het schudde zich droog. Het papier wil geen woorden vandaag.

De ontogenie is een herhaling van de fylogenie? Zou Haeckel HIER iets over gepeinsd hebben?: de verschuivingen in mijn poëtika herhaalden misschien mogelijkerwijs allicht (bijwoorden van twijfel) (want wie weet hoe die dingen werkelijk gingen wie nam nota wie keek er op zijn almanack?) int klein de Bewegingen in de Literatuurgeschiedenis? (hardop denken nu). Hoe ik langstwijle dacht dat poëzij dingen te zeggen had die zwaarder waren dat het eigenste moment.

Dat het over Heel Veel Dingen moest gaan en dat die dingen ook heel Diep gingen dan &zo.

Al poëterend levenswijsheden murmelen.

Maarja. Daar zat ik. Heeldurdagen in het kot, me miserabel te voelen. Ik wist van geen kloten over t leavûh, ik wist van geen kloten over wijsheid.

Maar zomwijlen had ik gestaan daar, en de zooi op mijn tafel zien liggen en gedacht Kan ik gewoon opsommen die zooi die daar op mijn tafel ligt en dat dan een gedicht noemen? En zomwijlen vond ik het niet eens de onverkwikkelijkste aller gedachten dat mijn leven zich nog even voortslepen ging want ik had voor het raam gestaan en een achteloos in het gras gesmeten bierflesje gezien en gepeinsd dat het het mooiste was op deze aarde. En dan dacht ik kon. Mocht. Dat een dichtsel zijn misschien?

En dat het dan gewoon mocht gaan over dat heel erg enige bierflesje in dat heel erg enige grasperkje en niet over een ander bierflesje in een ander grasperkje. Dat het enkel en alleen zeggen zou wat het zei, en niets meer. Phuck de allegorie. Phuck m nou en phuck m hard en phuck m waar wij bij staan.

De aldagspoëzie. Ray Loriga eiste het recht op om te schrijven over wat hij zag als hij de straat op ging. Of ook. De aanraakbare overpeinzingen van K. Schippers & de diepe indruk die dat op me maakte.

(hoe oud was ik toen? negentien? twintig? ik las zijn poëzie voor het eerst op de trein, dat is iets dat ik nooit vergeten zal)

Dat ook dat poëzie kon zijn. Niet het allerallergrootste beschrijvend, maar het allerallerkleinste en dat dat dan nog raker was juist.

-ofnee want dat wordt het weer zoon kleinstpoëtikum in het groot -; nee. Het kleine en de aldag omdat we leven in de aldag, en klein zijn, omdat je soms minutenlang staart naar een hagelslagje op de grond en dat zijn minuten in je leven, minuten in je aldag & verder gebeurt er niets, daarom dus & komaan en sla dit tot poëzie en je stond op en je sloeg maar het werd niets. En je denkt ge zijt ne lafaard Donker, ge zijt nog te laf om tegen een hagelslagje te vechten nee ge zijt nog te stom om voor dun duvel te dansen.

Maar laf en stom en dun duvel hept er heeltegaar geen zaken mee.

Maar is er een klein te fijn om aan het papier te blijven kleven?

Of is er een poëzie te klaar om te scheppen?

Zijn er in aldagen dingen zo puur & zo bloot dat ze onpoëtizeerbaar zijn? (of al poëzie waren van de krijgga en wanneer ge poëzie poëtizeert kreëert ge monsters?)

Is er poëzie mogelijk die niet kan overleven als poëzie?

Ik vroeg mij dat af. Ik vroeg mij dat af toen. Ik Surrounded by friends van Matthew Rohrer las.

Rohrer behohrer (achja) tot de schare der aldagspoëten ja. Gewoonstleven is wat hij bezingt al staat hij zich in zijn zangen best ook een surrealistiese noot toe.

(maar dan weer: er is niks irreëels aan het surreële. alles wat denkbaar is, is van deze wereld. alles wat in uw kop past is draagbaar)

(halfweg mijn twintigs was ik begeesterd door de idee van het absurde in het normale. dan zat ik op het gewoonste feesje ter wereld, een feesje van mijn schoonfamielje BIJvoorbeeld (gewoner dan dat worden dingen niet), en dan kon ik maar niet bevatten hoe idioot lelijk die leefkamer was & hoe belachelijk de hapjes waren & hoe kolderiek de koppen van de mensen & hoe idiotesque de zinnen die uit die koppen kwamen)

Rohrer is een poëet op zeker. Hij heeft de juiste blik. Het Poëties Oog, zo men zegt. Hij ziet de poëzie in de dingen. Hoger deed ik die opsomming: praten met de fiets, de masjiene slikte je kaart in, photo’s van jonge mensen & c.; alles daarvan komt uit Surrounded by friends. Aan zijn onderwerpskeuze ligt het niet: hij weet waar het gedicht slaapt.

(het gedicht slaapt in de masjiene)

(tasjiene, zegt mijn tweejarige zoon) (maar hoe hij een tajine noemt weet ik niet)

Maar ik lees dat. Ik lees Surrounded by friends & het is me of ik geen dichtbundel lees. Het is me alsof ik iemands aantekeningenboekje lees. De dichter loopt door de stad. Want dichters lopen altijd maar door de stad (moetuh die mensuh nie werrukuh?, zou mijn schoonvader zeggen). En lopen is zien en zien is observeren en observeren is assoosjeren en assoosjeren is invallen hebben en invallen hebben is moje zinnen opmijmeren. P’sies daarom heeft diene mens ook een opschrijf boekje mee. Zoon op schrijfboekje is Surrounded by friends. De notisies van een poëet. Een geniaal poëet misschien. Maar gedichten vind je hier niet.

Alsof hij alleen maar de ingrediënten levert, en het aan de lezer laat om die tot poëzie te slaan.

Ooit was er Guided by Voices. Hun liedjes heetten onaf te zijn . Hoe idioot vond ik dat. Het was daar, op die daar daare seedee, en dus was het af. Het was misschien mogelijkerwijs allicht niet doodgeproduseerd & het bestond niet uit dezelfde elementen als een topveertigliedje maar áf was het verdorie toch gewoon vanaf het moment dat de makers besloten hadden er niks meer aan toe te voegen?

Moet gij uw beperkte opvattingen over wat een liedekijn is herkennen vooraleer gij een liedekijn een liedekijn kunt noemen?, peinsde ik als ik weeral ieverans stombelde op de onaf-bemerking.

En hier ik ben nu, en nu is twintig jaar later, en ik lees een dichtbundel die me doet voelen dat de gedichten daarin niet af zijn. Ge zijt een ouwe lul geworden, Donker, een beperkte laffe ouwe lul.

IN THE ANCIENT TAPESTRIES

In the ancient tapestries

were they worse at rendering

reality or worse at rendering

our reality? I ask. The only

answer is the loud dribble

of water running down

the outside of my wall. On my

way home I see the same

Roman girl i bought a poem

from and she recognizes me.

The clouds are whipped up

over the river. In the Palace

of Justice every single one

of those men in their offices

is rich but I feel sorry

for them nonetheless. There is

a kind of poverty to everything.

BIJvoorbeeld. Ik ben dan nog maar op blz (spr. uit blûhzûh) 20, heb n stuk of tien gedichten gelezen bij dan en ben nog wat wankel in mijn oordeel over Surrounded by friends. En dan lees ik In the ancient tapestries en dan. En dan en daar. Daar is het waar ik eerst lichtjens en dan steeds zwaarder begin over hellen naar het groot zwart gapend gat dat men de NEE-zijde heet.

Het is ook daar waar. Een Lichte Wrevel zich meester van me begint te maken. Nu maakt Een Lichte Wrevel zich op dagdagelijkse bazis meester van mij (want hij kent al mijn zwakke plekken) dus dat zegt in zichzelf misschien nog niet alteveel. Maar in eersten kon ik de bron van mijn agitasie niet presieserlijkjens lokalizeren. En dan kan je het niet uitrukken nee. Dan groeit het verder.

Het was niet het fragmentariese want ik hou wel van enig fragmentarisme.

Het was ook niet de ogenschijnlijke lukraakheid van de samenvoegsels want dat is maar wat in leven zijn betekent.

Was het dat het gedicht schuil ging achter het gedicht? Dat het niet gedicht was wat ik te lezen had, maar een ander. Eén dat zich ophield binst de woorden.

Dat het zat in herkend te worden door dat meisje (het is zo mooi als meisjes je herkennen). Of.

Dat het zat in een vraag stellen en slechts nedergutsend water als antwoord krijgen (de roep van het water – enfin, in die boot moet wij nie stap nie f’daag). Of.

Dat het zat in de armoede van rijkdom (zonder dat ik nu evenwel zozeer zat te wachten op een anti-kapitalisties statement) (er is maar één ding treuriger dan geld en dat is het Anti-Kapitalistiese Statement).

Dat er gedichten stonden te leven en te ademen in de kieren van dit gedicht maar dat ik al die levende en al die ademende gedichten niet kon zien omdat dit eigenste gedicht me het uitzicht versperde.

Dat het zoiets was, mijn wrevel. En dat ik nu ik het wist m niet meer uit wilde rukken die wrevel.

Er zijn nog gedichten waar Rohrer zijn lezers op hun honger laat zitten (hun honger naar poëzij) (ha! daar schreef ik haast “poëzijn”). Ge kunt redeneren dat Rohrer daarmede zijn gedichten juist allermaksimaalst overhandigt aan het lezersvolk omdat dat de ruimte krijgt er alles in te lezen wat het schikt en daarmede redeneert ge er nog niet eens kilometers nevens.

Nee. Slechts driehonderd meter ofzo.

Want. En. Toch.

Ikea-poëtrij. Het wordt geleverd als bouwpakket. Uiteindelijk diezelfde irritasie wekkend ja, want er is altijd wel een stuk dat mankeert & de andere stukken zijn krom & niks past echt lekker in elkaar.

God, een meisje, een koptelefoon & gimschoenen BIJvoorbeeld. Crossing underneath the water zet die ongelijksoortige elementen aldus ineen:

Crossing underneath the water

to Brooklyn it is God

speaking to the young girl

now forced to remove

her headphones. To hear him

speak through the mouth

of a plain overweight

drifter is the miracle.

And she answers him.

She wants to disappear

in something too. She

and he are wearing

the same sneakers.

It’s how they met.

Gode is niet Gode misschien, en het meisje geen meisje. En dit is geen droom, geen religeuze ervaring, geen black dada nihilismus. Het bezingt mogelijkerwijs de stralende glorie van de aldag (die kan zich ook manifesteren onder een aquaduct ja), het praat denkelijk van un dolor de cabeza llamando religión. Het drijft beetjes spot misschien. Met de dingen die ik zie en die niet daar zijn, of met dingen die daar zijn en die ik niet zie. Eventueel is alles alles in afwezigheid van alles, de geniale Portugese dichter E.M de Melo e Castro zei het al. En dáár hebt wij Rohrers probleem bij het nekvel nee de naam van het bedje waarin al zijn gedichten ziek zijn: het is misschien mogelijkerwijs een beetje of nog iets anders allicht. Het kan zijn dat het kan zijn maar het kan ook zijn dat het niet kan zijn. Eventueel is alles alles in afwezigheid van alles. Rohrer levert de bouwpakketten wel, maar hij kiest zelf geen pozisie. Hij staat alleen maar aan de balie. Met een lullig geel shirt aan (of wat voor kleur hebt de shirten der ikeamederwerkers, weet gij dat?).

De koda van Surrounded by friends zet dit gevoel verder op scherp. Het is ontleend aan Joshua Beckman en het leest, het zegt: “To be allowed a friendship with the dead is to be allowed into an infinitely gratifying society, one of which you are a part, one from which no human is excluded, one into which the entirety of what one feels and says is accepted, and accepted whole.” & behalve dat dat wel heel erg veel ruikt naar Laurie Andersons Democratic Ways kunt ge er okee van peinzen & wat nu? peinzen & wat hier mee aan te vangen? dan nog.

Je kunt er van alles mee aanvangen, dát is het. In welk orzjieneel verband stonden Beckmans woorden? Is het in zijn geheelderlijk een ZKV of een vestzakesseej? Een groteske een mop een IM een vizioen of gewoon maar wat dronkenmanszever? Het kan melankolies ween of flauw, het kon zijn wat zingt uit alle openingen open of juist uit een te vol weten.

En dan nog, te sieteren, dit, in een bundel die het woord friends in de titel heeft, wie zijn die friends die surrounden dan, zijn het de dead, owja een goedkope seventieshorror ligt op de loer of anders wel de gedacht dat we onze hieperpersoonlijke doden altijd met ons meedragen & ik weet niet eens welk der opsies ik ergerlijker vind.

Otter een wijle van me in windsels te winden over koda en opeenvolgende poëtreersels, bekomt Surrounded by friends me een sporenboek. De sporen die naar daar gaan, waar het ware gedicht leeft.

(het ware gedicht! hoor mij bezig! ge zijt ne mekkeraar geworden, Donker)

(het ware gedicht slaapt in de masjiene) (het ware gedicht bestaat niet) (de aether bestaat niet) (het ware gedicht hang in een lijsje vastgehamerd aan de muur) (of nog) (als je alleen maar naar de sporen keek, en ze niet probeerde te volgen misschien) (volg het spoor terug) (of misschien als de zon op een bepaalde manier over die sporen scheen) (of misschien als God God was) (un dolor de cabeza llamando religión) (en daar onder het water) (onder het water ergens in Amnerika) (driemaal in de rondte van je hopsasa) (of nog) (misschien als gegidst door stemmen misschien) (misschien als ik iets minder een ouwe lul was misschien) (misschien als het misschien als misschien) (of nog) (of je opstond, en je sloeg dat tot poëzie)

(tim donker)