• In Memoriam: Ornette Coleman (1930-2015)
  • Datum bespreking: 13 Juni 2015

iedereen is dood
maar wij leven nog


Mijn vader vertelde me ooit een mooi verhaal over Ornette Coleman.

We zaten in de auto. We reden. Het was donker, wegen waren leeg & we reden. Ik was zestien of daaromtrent & kende weinig momenten waarop ik meer in rust was dan wanneer we zaten en reden, terwijl het donker was en wegen leeg.

Ik sprak over muziek, hij sprak over muziek.

Of we zwegen.

Meer was er niet.

Die keer spraken we over muziek. Dat heet, hij sprak. Over Ornette Coleman.

Over hoe Coleman moest optreden in ergens een heel ver ginder & zijn sax kwijt was. De sax was op een verkeerde vlucht meegegaan, of hij was gejat, of hij was ‘em eenvoudigweg vergeten. Het hoe en waarom van de missende sax herinner ik me niet presies. Het ding is, Coleman wilde het optreden niet afzeggen. En hij was te ver van huis om de sax, of een andere, te gaan halen. En zijn geld was te dun voor een nieuwe.

Dus ging Coleman de plaatselijke speelgoedwinkel in en kocht een speelgoedsaxofoontje. Hij speelde het hele optreden lang op dat ding. Het he-le op-tre-den lang!, benadrukte mijn vader nogmaals & bulderlachte. Ik bulderlachte met hem mee. Het was mooi. Wegen waren leeg, en ergens & ooit had een freejazzer een heel konsert staan weggeven op een speelgoedsaxofoontje. Langs een bepaalde kant bekeken moest de wereld wel deugen.

Ik weet niet of het een apokrief verhaal is. Het is veel te mooi om het te verifiëren.

Een paar weken later kwam ik terug op het verhaal. In de auto had mijn vader beweerd dat er opnames bestonden van het speelgoedsaxofoontjekonsert. Had hij die opnames bij enige kans?

We waren alleen tuis. We dronken koffie. We hadden niet alle lichten aan gedaan. Als we alleen tuis waren deden we nooit alle lichten aan. We zaten daar in halflicht, en de koffie was heet.

Nee, het speelgoedsaxofoontjekonsert had hij niet. Maar hij had wel Ornette Coleman live in Stockholm en dat was the next best thing. Hij legde de plaat op. the ornette coleman trio at the “golden circle” stockholm.

We lachten om het zweedse engels van de aankondiger. En toen begon het Faces and places. Mogelijkerwijs het eerste freejazznummer waar ik ècht naar luisterde. Ik had “die rommel” al wel eerder gehoord, natuurlijk. In mijn vaders werkkamer. Of, als hij zich alleen waande, in de huiskamer. Maar echt goed geluisterd had ik nooit. Ik deelde gewoon de vigerende familiemening dat het rommel was.

Ik was zestien, en metalhead. Ik denk niet dat ik al klaar was voor feejazz. Maar nu, met mijn oren open, hoorde ik er een anarchie in die me gelijk beviel. Mijn vader zag me kijken, mijn vader zag me denken.

“Het is niet eens altever verwijderd van Napalm Death”, zei hij.

Ik sprak hem niet tegen. Ik gaf hem geen gelijk, maar sprak hem ook niet tegen.

Coleman reisde in mijn hoofd met me mee naar andere era’s. De tijden waren oud geworden, en hard. En de studentenflat waar ik woonde was grijs, en grauw. Er was niet veel meer te doen dan hele avonden te ouwehoeren met die huisgenoot van me. In zijn kamer of die van mij. Met roodwijn of bier. En dan ging het over muziek, over literatuur, over kunst, over vrouwen. Als we honger hadden over eten. Maar in die dagen had ik zelden honger. Alleen maar dorst.

Op een avond toen we zaten, zei die huisgenoot:

“Jij bent eigenlijk ook wel een elitaire zak, niet? Met je whisky en je filosofie en je jazz!”

Ik zweeg een wijle. Grijnsde toen breed mijn innemendste en sjarmantste grijns (want dat had Anne me verteld). En vertelde hem dan en daar het speelgoedsaxjesverhaal van Ornette Coleman omdat ik wist dat het hem zou smaken. Het smaakte hem. Het bracht hem aan de freejazz. Aan de whisky heb ik hem nooit kunnen brengen. Zeikerd.

De eerstvolgende keer dat Coleman bij me terugkwam was weeral vele jaren later, toen ik voor een fl. eu. een vriendenprijsje ornette coleman at “the golden circle” stockholm kocht bij de blauwe platenzaak die toen reeds fajjiet was, of anders zo goed als. De seedees gingen er tegen verdacht voordelige prijzen van de hand in ieder geval. Om een of andere reden had Capitol/Blue Note besloten de dubbelaar op twee losse seedees uit te brengen en wat ik daar en toen vond was volume two.

Enkele weken later vond ik volume one. In een andere blauwe platenzaak.

Nog weer later The Shape of Jazz To Come. In weeral een andere blauwe platenzaak.

Het was meer Coleman dan mijn vrouw verdragen kon maar ik verkeerde wekenlang in opperbest humeur.

Coleman groeide op in Fort Worth, Texas (of all places) en debuteerde in 1958 met Something Else!!! dat een voor die tijd inderdaad redelijk “anders” jazzgeluid neerzette. In ’59 volgt The Shape of Jazz To Come dat algemeen als zijn absolute meesterwerk wordt gezien. Het openingsnummer Lonely Woman is overbekend en talloze malen gecoverd.

Maar het is pas met Free Jazz uit 1960 dat de term “fee jazz” gemunt wordt (al bedoelde Coleman hoogstwaarschijnlijk “bevrijd de jazz (uit heur knellend keurslijf)” en niet “(vorm)vrije jazz”).

Ornette Coleman overleed dinsdag 9 juni, 85 jaar oud, aan een hartstilstand.

Hij zette de avant-garde in de jazz. Dat hijzelf salonfähig genoeg werd voor een Grammy, en populair genoeg voor de blauwe platenwinkel kon hij niet voorzien.

Hoe legendaries zun 1ste drie platen ook – mijn favoriet blijft At the “golden circle”.

Ik leg m niet vaak, maar wel graag op.

Bij voorkeur saavonts.

Bij voorkeur in mijn eentje.

Bij voorkeur met een dubbele whisky.

Deze is op jou, Coleman.

Het speelgoedsaxjeverhaal zal ik doorgeven aan mijn zoon.

(tim donker)