• Artiest: The White Mega Giant
  • Titel: TWMG
  • Label: Shyrec
  • Datum bespreking: 18 Februari 2015

Water vol met hoofd


1

en hier iets over kleur misschien

er nu –later- een weinig mee smeetsen misschien

2

Of dat Kmeef langs kwam, en dat zijn haar anders zat, en dat hij zei dat hij de zon had zien ondergaan achter het huis, het leek alsof je huis in brand stond zei hij, en dat jullie Orval dronken, en dat er een plaat van Ornette Coleman speelde, Ornette met de pet zeiden jullie, en dat jullie kaartten op de vloer, en dat niemand won, en dat de avond altijd maar jong bleef, dat de avond steeds zo prachtig jong was, dat de avond nooit ophield jong te zijn.

3

en je denkt Welke goede redenen veur te blijven zijn er nog

en je denkt Waarom ga je niet

en je denkt Waarom hou je er niet eenvoudigweg mee op

misschien heb je zomer. misschien heb je heuvel. misschien heb je zon. misschien heb je de glans in haar ogen

4

Of dat Kmeef langs kwam, en dat ze er beter uitzag dan ooit in die jurk, en ze zei dat ze de zon had zien ondergaan achter het huis, het leek alsof je huis in brand stond zei ze, en dat jullie dronken tot de wijn rood zag, en dat er een plaat van Arvo Pärt speelde, je vroeg haar of ze Spiegel Im Spiegel al kon spelen op de piano , en dat jullie vreeën op de grond, en dat ze de geilheid in je ogen zag, en hoe ze smaakte, hoe ongelooflijk lekker ze smaakte, hoe ontzettend ongekend onvoorstelbaar heerlijk ze maar bleef smaken.

5

Maar op de terugweg dacht je dat de hele godvergeten klerezooi wel net zo goed in elkaar kon storten.

6

Als Kmeef spreekt zetten wij onze oren wagenwijder nog. Aan lippen is waar wij hangen. We drinken in. We vrèten zijn woorden godverdomme.

Want Kmeefs woorden zijn honingzoet. Ze prikkelen de tong als je hartig ontbijt. Ze stemmen. Nee niet tot nadenken. Ze stemmen gewoon.

7

De koffiemolen in het oervat. De hooivissen in de krimpvrije wolk. Doorzichtige bakstenen overal. Waarom geen kreunende trommels meer? (wee onze Kaspar is dood).

(en op de zevende dag vielen bloemblaadjes in Bloemendaal)

8

Als Kmeef spreekt, luisteren wij fluks de andere kant op. Stoppen was in onze oren. Liggen op onze knieën op de vloer en zingen lalala totdat we haar stomme mond niet meer zien bewegen.

Want al Kmeefs woorden zijn al bedorven nog voor zij de grond raken. Zijn vervelender nog dan stom. Pappiger in de mond dan je haverrijk ontbijt. Zijn onoprecht en vals en lelijk.

9

Welja. Dus dan maar weer die stukgekauwde reismetaphoor. Awkee. Een reis gaat dat zijn. Op de eerste dag voor altijd. Weg op het soort dag dat geschikt is om overal elders te zijn dan daar.

Niet zozeer een reis naar het eind van de wereld alswel eindsweegs de ruimte in. Nee niet zozeer eindsweegs de ruimte in alswel naar het alternatieve universum om de hoek. Nee niet zozeer naar het alternatieve universum op de hoek alswel naar voor de onmogelijkheden bestonden.

Naar onmogelijkheidsloos grenzeloos naamloos dodeloos bandeloos.

10

Zo de deur daar de deur die deur daar door die dare deur daar gaan en denken Wie was die zeikerd weer die vond dat er te weinig gezegd was over de deur?

(met zijn ene gezicht gekeerd naar de stortbui van de nacht en zijn andere naar het versrpingen en glinsteren van de vuurgloed. of iet. god wat een gelul, dacht je)

11

Verveloos kleurloos bewegingloos. De kleuren zijn wat vaal daar, en het is er misschien ook wel een malenk beetje te warm.

12

Dat was die keer met die vliegende ruiters. Kleinstboxjes van slechtbier. Je stond daar en keek naar de woorden die op de keukenvloer lagen & je kouwe kleren niet hadden geraakt.

God wat een gelul alweer, dacht je.

En je keek weg van Kmeef. Want je wist absoluut niet wat je daar nu in jezusnaam op zeggen moest.

Dat was een eerste. Het was daags of wat na de ruzie in de keuken. Toen Kmeef gezeid haadt dat dit geen hiestwaar van amoer was of iet.

Kutkmeef gaat altoos fransozies lullen als het moeilijk wordt, dacht je. Maar toen had je in ieder geval nog de passie gehad om boos te worden. Echt flink kwaad. Razernij, niet minder.

“Godverdomde pedante trut!” had je naar haar hoofd geslingerd, “Met je stomme frans altijd. Maar okee, dit is geen histwaar van amoer. Een hiestwaar van wat dan? Hiestwaar van haat misschien? Dat is nu nog eens de nagel op de kop, Kmefie!”

En dan nu alleen nog maar de vermoeienis van laatmaarlullen. De vermoeienis van laatmaarlullendaar.

13

Het gaan begint zo huiveringwekkend mooi. Is dat niet altijd zo met gaan? Hoe de eerste voet gelicht wordt. Dan nog: alles er voor, en niets erachter. Want zelfs de 1ste stap is nog niet gezet.

Overheen de twede minuut gaat het echter al fout. Het moje wordt er straf afgevijld. Nu sta je daar. Met de derde voet hoog. Zelfs het pure genot van de 1 ste stap ligt alweer achter je.

14

Hij zei iets over dit leven, en geen wegen te koop of te leen. God wat een gelul, dacht je. (alweer). Het was in die dagen dat je erover peinsde Kmeef te gaan spellen als Feek M.

15

En wat met die Italiaan die uit Egypte kwam?, wat met Filippo Tommaso Marinetti?, wat met die luu daar in de laars en hun futurisme?, wat met die automotieve kus?, wat met de wil die wegen vormt?, wat met dat aksellereren?, wat met wat voor soort auto op welke snelheid?

16

Ze zei iets over woorden die hoogstens echo waren. Het was in die dagen dat je erover peinsde Kmeef te gaan spellen als Fake ‘em.

17

Je reed op (nee vloog op) dreutelige synthpartijen, reminiscent aan Edgar Froese (ook hij nu dood), en in eerstes nog wel geestverruimend misschien maar in twedes derdes eerder blikvernauwend nog. (het is je neus die je stoot).

Je kan niet meer wegkijken van deze zoort van psychedelica. Dan heeft het een naam, en een voorgeschreven werking. Dan staat het stil, dan marsjeert dat niet meer. Dan heeft het een jaartal ook, en die lichte stank toch van oubolligheid.

Het wil zo graag. Het wil veel te graag de reis verklanken. Het wil te veel de volte in. Te ruim de ruimte in. En dan spinnen van mars krieuwelend over dat ronde raampje.

Godverdomme denk je, altijd maar weer die stomme spinnen van mars.

18

De laatste keer dat je Kmeef zag, was uit de verte.

Ze zwaaide naar je (of je dacht dat toch).

Het deed pijn.

Het deed pijn haar te zien zwajen.

Het deed pijn haar te zien zwajen van zo ver weg.

19

Iemand verhaalde van een witte giga reus. Die vriendelijk kon zijn, of alleen maar wit. Alles is hier zo wit. Alles is hier zo ijl. Alles is hier zo zweeflijk.

Iemand verhaalde van klanken zo zacht dat je ze niet meer kon grijpen. Het ontstaan van muziek, de genesis. Het had allicht beter nog wat verder gerijpt. Kleur, lichaam, smaak gekregen.

Iemand verhaalde van een reis die niet om het aankomen ging. Nu met de pisbloemen reikend totaan je nek en dat wittige witzonnetje op je kop wilde je eigenlijk alleen maar dat de droom eens eindigde.

Bij elke stap kraken er spinnen van mars onder de zolen van je laarzen.

Godverdomme denk je, altijd maar die stomme spinnen van mars.

20

Als het gebrek aan lichaam je dood wordt, stijg je op, en krijg je de twintig jaar terug die je vergooide aan Kmeef.

(het was in die dagen dat je je afvroeg of er misschien niet alleen nog maar bitterheid overschoot voor Kmeef. het was in die dagen dat je begon te vermoeden dat je Kmeef in werkelijkheid haatte)

21

Midst het, blijft het ver weg. Je denkt, maakte ik deze lange reis om alleen maar de ijlte te zien? Voor overal om me maar nooit echt op of in me?

Werd ik alleen maar de hoogte in gestuurd om me te laten vervelen door het uitzicht vanaf daar?

Het laatste huis aan de linkerkant.
De laatste klanken aan de flipzijde.

Wat je voelt als het gedaan is grenst aan opluchting.

22

Sla de bodem uit onder die lul.

23

Stilte. Bewegingloos, maar willend.

24

Sla de bodem uit onder die trut.

25

Max Brand zei het beter en ook al niet sterk.

26

Enfin. Ik was op weg naar de uitgang weetjenogwel? (can’t you go any quicker than that?).

27

Een reis van licht naar overbelicht.

28

Een reis van heuvel naar kuil.

29

Een reis van hier naar daar.

30

Een reis van niets naar nergens.

31

Een reis van stil naar staar.

32

(Iemand zei dat Kmeef nooit bestaan heeft).

(tim donker)