• Artiest: Vinzenz Schwab
  • Titel: Dings # 1
  • Label: Canto Crudo
  • Datum bespreking: 9 Februari 2015

Aardbeien In Het Doesssjputje (& opeens ben ik die vrouwen)


(kleinstdank gaat uit naar Sanne G v A who inventend “aardbeien in het doucheputje”)

Vroeger was alles anders vroeger was alles beter vroeger haadt wij nog geen feesboek. Vroeger kon je nog een grapje maken (zei Iris). Vroeger dachten tekenaars nog niet dat zij hieperamnerikaanse rambo’s gelijk op dood en leven hun geloof in “vrijheid van ekspressie” moesten bevechten met de “achterblijvers” en hùn “achterlijke” geloof (dacht ik). Vroeger huilde Charlie Brown trouwens veel mojer. Vroeger was de buurman nog niet zoon bekrompen smalgeestige normatieve ambetante zakkenwasser. Vroeger kon je de zalm gewoon eten hoor. Vroeger geloofden kleine meisjes nog in eeuwige liefde. Vroeger regende het nooit. Vroeger sneeuwde het altijd. Vroeger mocht je alleen op televisie als je heel goed was in zjongleren, of alles wist over het oude Griekenland. Vroeger werden de sms’en nog gebracht door een baarddragende bode die niet wegging voor je netjes antwoord had gegeven. Vroeger waren de mensen ook nog wel eens doordeweek dronken. Vroeger legden de kiepen zulke smakelijke eier dat je ze nauwelijks nog hoefde bakken. Vroeger ging er nooit iemand dood. En vooral: vroeger haadt wij nog geen feesboek.

Nee want vroeger zaten wij daar gewoon. In de keuken was dat, en de wijn was rood. Antonio zat daar, en ik zat daar, en mensen met koppen en haardrachten zaten daar. Mensen met koppen en haardrachten die dingen zeiden en meningen hadden zaten daar. Je verzon het niet. Het was gewoon.

Het is waar dat Antonio & ik altijd bezig waren met Iets. Liefst een Iets van het soort dat geen Af behoefde. We maakten nooit iets af. Buro voor Nimmervoltooide Projekten, dat waren wij (en Projekten spelden wij graag Projekte want dat gaf het dings, jawel dat gaf het Schwung). En wat het die keer was.

Ik geloof dat het die keer een diaserie was. Die moest gaan over, hou u vast aan iets dat niet omvallen kan, “het onvermogen tot communicatie”. Zulke zakken waren wij wel (kommunikaasie? o yes sir i can boogie). En schaamteloos waren we ook. Een foto die we nog van plan waren te gaan maken zaten we sans zjenûh (of hoe heet dat) te bebrainstormen midst die mensen met koppen en haardrachten en meningen.

Het moest iets zijn met glasscherven in de aarde want dat stond dan ergens voor, dat zag een hond. Handen ook nog misschien, jouw handen want mijn handen zijn te braaf vond Antonio (het beviel me ergens wel onbrave handen te hebben). Insmeren, handen, die, met aarde, wij daacht. Ja wij daacht dat altemaal maar zoon beetje daar ter plekke op. Ineens sprak er iemand (& ik geloof dat het een vriendin van een huisgenote was):

“Dat slaat toch nergens op! Dan kun je wel net zo goed aardbeien in het doucheputje gaan fotograferen ofzo!”

Antonio zweeg. Want Antonio was verrast. Want Antonio wist niet dat iemand ons gesprek had gehoord.

Ik zweeg niet. Want ik was paranoïde in die dagen. En dacht eigenlijk altijd al dat ik afgeluisterd werd.

Zei ik:

“Aardbeien in het doesssjputje! Dat is het beste idee dat we nooit gehad hebben! Antonio, ga tot bij Bertje Manders om een kilo aardbeien en kieper ze in het doessssjputje! Dan snor ik de kamera op!”

Maar in mijn antoezjasme vergat ik dat Bertje Manders de groentjeswinkel was bij ons vroeger in het dorp en waarschijnlijk daarom is de photo nooit geschoten.

En daarna was het ineens twintig jaar later en iedereen is in zijn eigen hoekje oud en saai en duf geworden, en kleine meisjes werden moeder en hard en sienies en geloofden niet meer in eeuwige liefde. Want dat is wat moeder zijn is: je geloof in eeuwige liefde verliezen.

En feesboek was gekomen ook ja. Dus zaten wij daar niet meer. Wat zou je nog in keukens zitten als je ook achter de kompjoetur kunt zitten om te kijken hoe anderen in keukens zitten als zij niet achter de kompjoetur zitten om te kijken hoe jij in keukens zit als je niet achter de kompjoetur zit.

Een eenzame en vervelende oude vrouw zat in de nieuwjaarsnacht bijvoorbeeld voor de televisie en keek naar AC/DC. En toen die gedaan hadden te doen alsof er gèèn twintig of veertig jaar voorbij was gegaan keek zij naar JT of iet. Dat schreef zij. Op haar eigen kleine feesboekig egodomeintje.

En het was nog vòòr Charlie Hebdo en ik was nog niet totaal gedesillusioneerd in al die kloothommels die ineens altemaal Charlie suisden, dus ik schreef nog. Zo af en toe. Een hiere of daare reaksie. Daarenboven: sedert niemand nog wèrkelijk kommunieseert met een ander, lijkt er geen onvermogen tot kommunikaasie meer te bestaan.

Dus “Brother JT?” schreef ik daaronder. Met zoon debielig vraagteken enzo. Ik dacht wel vrij zeker te weten dat er van Brother JT geen konsert was uitgezonden in de nieuwjaarsnacht. Al kan een mens nooit zeker weten met die vijfmiljoen digitale zenders die er schijnen te zijn en waar ik niks van ken (hel, ik ken niet eens echt veel van analoge teevee).

Warmgeschreven schreef ik daaronder ook nog dat AC/DC stierf kleinstwijle voor Bon Scott stierf: Highway to hell en alles dat daarna komt is rommel.

Niets daarvan werd in dank afgenomen. Dingen worden nooit in dank afgenomen. En JT bleek Justin Timberlake te zijn. En ik zei nog wel iets en ook dat werd niet in dank afgenomen, en zuchtend werd er (althans ik stelde mij voor dat de eenzame vervelende oude vrouw zat te zuchten terwijl ze het deed) iets als “vooroordelen zijn zooo vermoeiend” gestatusupdated en één of andere stomme lul vond dat leuk.

Het werd mij zwaar te moede & voorlopig even tijdelijk voorgoed schaltete ik jeremiëerboek uit, en alzo de kompjoetur, en toen zat ik daar maar in wat niet eens mijn keuken was.

& ik dacht welja

& ik dacht aardbeien in het doessssjputje

& ik dacht Dit is waar we nu zijn. Als het niet alles altijd op zijn oppervlakkigst en platvloerst is, is het maar meteen elitair

en wie niet warm loopt voor justin timberlake is natuurlijk een bevooroordeelde snob (want als je diene mens zijn muziek WERKELIJK zou kennen zou je horen hoe GENIAAL dat is, dat zeggen mensen altijd maar die van dat soort dertien in een dozijn radiokutmuziek houden, dat je er eens ECHT naar zou moeten luisteren &zo)

en omgekeerd hoeft dat soort zeikerds natuurlijk niet eens ooit één noot van Brother JT gehoord te hebben om al bevoorhand te weten wat voor soort muziek dat is

Dus ik zat daar gewoon maar.

En dan zat ik niet meer gewoon daar.

Want! Ik had iets gekregen! Per post! Van het Oostenrijkse Canto Crudo dan nog. Een label dat zich voornamelijk lijkt te richten op het uitgeven van het totale oeuvre van Günther Rabl (ene mens van wie ik alleen maar het overweldigende Eve kent, want dat was te vinden op het zesde deeltje van het fijne An Anthology of Noise & Electronic Music-reeksje).

Aw. Zou deze enveloppe een Rabl’tje bevatten? Nee. Toch niet. Het bevat een ding dat Dings #1 heet. En dat is dan van ene Vinzenz Schwab. Die ik niet ken. Nee.

Dings . Dat zijn dings. Ja. Installaasies, performances, filmmuziek (voor de stop-mosie film i paint for therapy) & het geeft ook één keukenmuziekje, en volgens Schwab is dit het begin van de edisie van zijn werks. (Dings twee en drie en vier en vijf en zes en zeven volgen dus nog). Op Canto Crudo is hij dan op de juiste plek – ver gezwandeld van Günther Rabl is hij niet.

Elektroakoesties, geïmprovizeerde muziek, noise, geprepareerde piano, fieldrecordings, “klassieke” elektronika (peins Stockhausen, Xenakis, Ligeti, Varèse; Luigi Russolo, Pierre Schaeffer, Halim el-Dabh – dezulken). En ik ken dat wel. Ik ken dat al zo lang.

Wat Vinzenz Schwab te grazen heeft op die afgegraasd veldje is solide. Solide. Niet meer. Niet minder. Solide avantgarde. Uw avantgarde is solide monneer. Uw avantgarde staat zoals het moet staan. Maar lopen doet het niet. Of. Wel. Naja.

musik ist ein dickes waldtier heet het dertienminutéénenveertig durende eerste ding. Ein ik zit daar, en het is donker, en het is nacht, en ik drink een Albariño en dus proost ik op jou, Angelique. En ik denk Is mjoeziek een dik bosdier? Het bos, en het trage gaan, het dikke dier, het knappen en knerpen van kleinsttakjes, nu je ziet het, nu je doet niet. Het is misschien niet de allerbeste definisie van mjoeziek die ik ooit hoorde maar als ik ooit onder duitstaligen verwijlend aant diskuteren sla over wat dat nu heeltemaal is, eigenlijk, mjoeziek, ga ik m vast wellerus laten vallen (wat niet dagelijks is – dat ik onder duitstaligen verwijl & ook niet dat ik dan indiepts over mjoeziek spreek met hen, met de duitstaligen waar ik onder verwijl dan, daar, als ik spreek, over dat, over mjoeziek. in diepts, met hen, met de duitstaligen).

En een lopen is te horen, in dat musik ist ein dickes waldtier. En we lopen in het bos en niet op straat. En een schrapen is te horen. (metaal over beton?). Maar je moet het op acht luidsprekers horen (en ik heb er maar vier) (de oma van mijn vader scheen altijd als het over kunst ging te zeggen Leuk! Maar je moet het in een zaal zien!) (wat nog lang gevleugelde woorden zijn geweest, bij mijn vader en mij: Leuk! Maar je moet het in een zaal zien!).

Het hep n Poeme Electronique-achtige installaasie: n geluidspad waardoorheen n mens lopen moet. Wat blijft daar nog van over op seedee?, en waarom zet je dat dan op seedee?, zo vraagt een mens zich af.

De vraagt rijst vaker. Luisterend. Doorheen deze dingsjes. Variations from piano begint met een piano die gedestrukteerd wordt op n begraafplaats. Vandaar dat het from is en niet for. Je hoort dat er iets vernield wordt, en de goede luisteraar hoort ook nog wel dat het een piano is die daar vernield wordt. Ga je ook kunnen horen dat dat daar begraafplaats is? (en nacht?, maar dat laatste vul ik zelf in?). Ja. Nee. Weetikniet.

De rest van deze bijna elf minuten durende track bevat variasies van Gloria Damijan op een grofweg geschetste struktuur. Damijan speelt de variasies op een parsjeel geprepareerde piano; het is me onduidelijk of het de piano is die later gedestrukteerd werd.

Het zou logies zijn: het spelen en het vernielen gaan tesaam hier want met destruksie en variasie probeert Schwab verschillende kanten van het karakter van het instrument naar buiten te brengen (& moest ik mij ooit voltijds op het massamoordenaarschap gaan toeleggen dan ga ik dit ekskuus gebruiken, menSEN: ja ik probeerde alleen maar verschillende kanten van het karakter van mijn slachtoffer naar buiten te brengen hoor…) – en

en toch en alles tesaam: destruksie op begraafplaats is misschien niet te horen maar destruksie op elk elders dan een begraafplaats zou misschien wel te horen zijn; ik kan snappen de zweer; ik kan snappen de klank; ik kan snappen de destruksie, daar – maar

quartett für gruben und sträucher dat is wat het is (& de dingen gaan zoals ze gaan): een kwartet voor kuilen en struiken. In het, Schwab lardeert “noises from a cesspit” met “recordings of the cutting of overgrown bushes”.

En ik vind mij terug, denkend. Aardbeien in het doucheputje. En ineens ben ik die vrouwen. Ik zeg niet eens meer doessssj meer ook. Ik denk Ja. En ik denk Pretensies. En ik denk Snob. En ik denk Dat slaat toch nergens op. En ineens ben ik die vrouwen. En ik haat mezelf een beetje.

Of. Wel. Toch. The noises van the cesspit zijn mooi. Brutum Fulmen-achtige abstrakte teringherrie. En de cutting van de bushes, het is niet eens een onaardig geluid. Het is wat geruis, en als gij over een bio beschikt en weet dat het de cutting van ze bushes is, kun je het er misschien zelfs nog wel in herkennen ook. Maar waarom zou je bushes cutten als het maar wat geruis is, waarom zou je niet eender welk geruis, waarom zou je dit, waarom zou je dat, waarom zou je niet het ruisen van aardbeien in het doesssjputje nemen?

Ah. Daar zij ik weer. expand.pique sluit af met dreiging & is gewoon mooi. Rellen in wereldsteden paren aan een lange glissando op de tsjello. Mooi. Afsluiten met een mooi. Zo moet dat.

Zodus. Solide avantgarde. Met wat minder akademies geneuzel en wat minder aardbeien in het doesssjputje kan Schwab er misschien zelf nog wel ene worden om op mijn hoed te steken, ooit, wie weet.

(tim donker)