• Auteur: Ilja Leonard Pfeijffer
  • Titel: Giro giro tondo, een obsessie
  • Uitgave: Gedichtendag-geschenk
  • Uitgever: CPNB
  • ISBN: 9789059652590
  • Datum bespreking: 26 Januari 2015


Hartstochtelijke sonnettenkrans

(uitgesproken in Het Woordenrijk 27-10-2014)

Op één januari was het gedichtendag. Op twee januari was het Poëziedag. Op drie januari lazen we een vers. Op vier januari ging jij naar bed met een sonnet. Op vijf januari vierde we het leven met een rijmende ode. Op zes januari vlogen de kwatrijnen ons om de oren. Op zeven januari was de eerste week van de Poëzie ten einde. Op acht januari begon de tweede week en zo gaat het door – want poëzieliefhebbers hebben geen Nationale dag nodig om hun strofen tot zich te nemen. Voor degenen voor wie het geen dagelijkse kost is, is er de Nationale Poëziedag op donderdag 29 januari. Overal klinken dan verzen door het land, bijvoorbeeld in de Haagse bieb bij Poëzie op Pootjes. Vanaf die dag krijg je in de boekhandels ook een geschenk van je poëziedealer. Het geschenk van dit jaar werd geschreven door Ilja Leonard Pfeijffer en heet Giro giro tondo, een obsessie.

Pfeijffer koos voor de zeer strakke vorm van de sonnettenkrans. Veertien klassieke sonnetten schreef hij. Telkens 14 regels, verdeeld in vier strofen, rijmend volgens een zelfde schema. Achterop het bundeltje staat vermeld dat deze vorm een unicum is in de Nederlandse taal. Dit lijkt me sterk, maar wat sowieso klopt is dat het in de hedendaagse Nederlandse poëzie een opvallende vorm is. Natuurlijk, sonnetten lees je wel her en der en er zijn ook nog steeds dichters die rijmen, maar vooral het krans-idee is opvallend. In een sonnettenkrans begint elk sonnet met de regel waarmee het vorige sonnet eindigde. Het veertiende sonnet eindigt dan met de regel waarmee het eerste begon – waarmee de cirkel rond is. Of beter gezegd: de krans is daarmee afgerond. Pfeijffer voegde er nog een vijftiende gedicht aan toe, waarin hij alle veertien beginregels achter elkaar plaatste. Samen vormen zij weer een rijmend sonnet en tevens een soort van inhoudsopgave.

Het schrijven van deze sonnettenkrans is een prestatie op zich, het is een hele puzzel om aan alle eisen te voldoen. Rijmdwang en vormdwang liggen dan op de loer, om nog maar te zwijgen over de inhoud. Want als je enkel op de strenge sonnet-regels let, kun je dan ook nog gedichten maken die ergens over gaan.
Pfeijffer is een veelkunner. Hij schrijft romans (zijn laatste, La Superba, werd bekroond met de Libris Literatuurprijs), columns (onder meer voor NRC), theaterwerken (op dit moment speelt Het Nationaal Toneel zijn stuk Blauwdruk voor een nog beter leven), dichtbundels en ook liedteksten (bijvoorbeeld voor Ellen ten Damme). En hier en nu kan ik melden: Pfeijffer kan een sonnettenkrans schrijven. Natuurlijk las ik de bundel en ging ik bij tweede lezing checken hoe hij het technisch voor elkaar had gekregen, maar van rijmdwang of vormdwang is geen sprake. De sonnetten zijn vormtechnisch kloppend en bovenal ook nog heel ritmisch geschreven. Het zal me dan ook niet verbazen als hier een muzikant mee aan de haal gaat. Popliedjes zullen het niet worden, daarvoor gebruikt de dichter iets teveel van die Pfeijffer-woorden. Neem een zin als ‘Waar minderbroeders op je hammen kwijlen.’ Daar haal je de radio niet mee, maar wel het theater. Maar Pfeijffer heeft zich ingehouden, het aantal van dit soort bedoeld archaïsche woorden en gezegde blijft laag.

De krans vertelt een verhaal over een obsessie, zoals de ondertitel al voorspelde. Een obsessie van de ik-persoon voor een vrouw. Halverwege de reeks vindt er een toenadering plaats, waarna er weer met tranen afscheid genomen wordt. Kortom: Pfeijffer beschrijft in veertien gedichten eventjes een hele liefdesgeschiedenis, waarbij je het verlangen meevoelt, de liefde deelt als lezer en tot slot de ander gaat missen als het laatste sonnet gedaan is. Gelukkig is er dan die laatste regel, die weer verwijst naar de eerste en begint de obsessie weer van voor af aan.

De hele bundel wordt hier voorgelezen:

Pfeijffer gebruikt de strakke vorm om zijn verhaal ritme te geven, geeft het verhaal kleur met zijn woordgebruik en weet de obsessie in intelligente gedachtes te vatten. Let eens op de laatste twee strofen van het eerste gedicht, waarin vooral de intelligente verwoording van de obsessie prachtig in het strakke schema is gevoegd:

Al heb ik jou zo vaak nog nooit ontmoet,
zal ik je van mijn leven niet vergeten.
Ik wil je zeggen hoe je overvloed

mijn honger al die jaren heeft bezeten,
Ik zou niet weten hoe ik zoeken moet,
Ik wist je naam niet, wilde die niet weten.

Pfeijffer heeft meer dan een technische prestatie afgeleverd met dit bundeltje dat je gewoon cadeau krijgt in de Poëzieweek. Hij heeft een hartstochtelijke sonnettenkrans geschreven.

Ricco van Nierop

Ik wist je naam niet, wilde die niet weten.
Ik had veel liedjes over jou gehoord.
Bezeten zangers hadden jou verwoord.
Met lipstickrode namen kon je heten.

Met bubbelgum had ik je opgeplakt
waar jongensbedjes overgaan in dromen.
Je leunde, zat en lag met vormen loom en
herkenbaar. Laarzen glommen wreed gelakt.

Nu denk ik bij elk liedje nog aan jou
en alle namen die je hebt versleten.
In dupliceerbaarheid was jij me trouw.

Ik kon je tellen, kon je maten meten
en dacht niet dat je ooit ontsnappen zou.
Op elke website wist ik jou te heten.


Het Woordenrijk is een wekelijks radioprogramma over poëzie bij denhaagfm.com (dinsdag 21:00-22:00) geproduceerd door het Haags dichtersgilde o.l.v. Harry Zevenbergen. Elke twee weken is deRecensent te gast, de ene maal Edwin Fagel met een Dagboek-deel en de andere maal Ricco van Nierop met een poëzierecensie.

TERUGLUISTEREN: In de uitzending van 27-01-2015 was er aandacht voor Nederlandstalige muziek en gedichten m.m.v. Marko Fehres en Yorrin Kootstra. De hele uitzending beluister je hier, met vanaf minuut 16 bovenstaande recensie.