• Artiest: Mark Kozelek
  • Titel: Sings Christmas Songs
  • Label: www.caldoverderecords.com
  • Datum bespreking: 17 December 2014

Wie naar het licht verlangt,
zit in het donker


Op 4 december jongstleden gaf Mark Kozelek in Paradiso een intens concert met zijn band Sun Kil Moon. In de set had hij wat lichte momenten ingebouwd, naar eigen zeggen voor de afwisseling, maar ook omdat geen mens een dergelijke intensiteit tweeënhalfuur lang, avond aan avond, volhoudt. Die lichte momenten bestonden onder andere uit kerstliedjes. Een deel van het publiek was het daar niet mee eens, en liet dat merken met wat boegeroep. Een persoon begon zelfs luid 'Sinterklaas Kapoentje' te zingen. Kozelek: “What the fuck was that? Have you just escaped from a mental institution?”

Om luisteraar van Sun Kil Moon te zijn, moet je op zijn minst enigszins geneigd zijn tot melancholie. En mensen die op zijn minst enigszins geneigd zijn tot melancholie, hebben traditioneel vaker een probleem met Kerstmis, het feest waarin alles positief moet zijn en iedereen samen, waar duisternis en eenzaamheid nogal eens verboden zijn.

Op zijn nieuwe plaat Sings Christmas Carols komt Mark Kozelek die mensen tegemoet. Dat begint al meteen bij het eerste nummer, 'Christmas time is here', uit de TV-Special A Charlie Brown Christmas. Inderdaad, van Peanuts, de cartoon met het hondje Snoopy. Het gesprekje dat Charlie in die tekenfilm tijdens het liedje met zijn vriendje Linus heeft, zegt alles, en wordt door Kozelek en zijn vriend Nathan ook tijdens het nummer uitgesproken.

"Nathan, I think there must be something wrong with me. Christmas is coming but I’m not happy, and I don’t feel the way I’m suppose to feel. I just don’t understand Christmas, I guess. You know, I like giving presents, sending Christmas cards and decorating trees and all that…but I’m still not happy. I always end up feeling depressed."

"Mark, you’re the only person I know who can take a wonderful season like Christmas and turn it into a problem. Maybe she’s right. Of all the Mark Kozeleks in the world, you’re the Mark Kozelek-iest."

Mark Kozelek bracht met Sun Kil Moon dit voorjaar de plaat Benji uit, een even zwart als teder album over de dood in allerlei vormen, dat zondermeer tot de absolute hoogtepunten in zijn oeuvre gerekend kan worden. Het zou oneerlijk zijn Sings Christmas Carols op die merites te beoordelen. Maar Kozelek heeft ook een reputatie hoog te houden als het gaat om originele uitvoeringen van covers. Het bekendst wat dat betreft is waarschijnlijk zijn plaat met gevoelige, melancholieke AC/DC-uitvoeringen What's next to the moon. Hetzelfde deed hij enkele jaren later metTiny cities, een Sun Kil Moon-album vol uitvoeringen van liedjes van Modest Mouse, en weer later met de ditmaal gemengde coverplaat Like rats. Door de jaren heen bracht hij daarnaast talloze covers van onverwachte artiesten als Yes, The Cars, Genesis, Paul McCartney, John Denver, The Jackson Five en Stereogum.

Eén algemeenheid kun je over dat enorme parallelle cover-oeuvre zeggen: al die liedjes worden échte Mark Kozelek-liedjes. Als geen ander trekt Kozelek de vreemde liedjes zijn eigen oeuvre binnen. Hij onttakelt ze, en bouwt ze weer op met zijn melancholie, zijn kenmerkende stem en gitaarspel, en zijn gevoel voor melodie. Hij zingt ze als het ware alsof het zijn eigen nummers zijn, en daardoor hoort de luisteraar ze ook op een volkomen nieuwe manier. Wie had gedacht dat de mannen van AC/DC zulke gevoelige zielen waren?

Iets dergelijks gebeurt op Sings Christmas Carols. Het is alsof Kozelek je in dat eerste Charlie Brown-nummer geruststelt: je mag dit positivisme vreselijk vinden, al dat gelul over licht, terwijl je in de duisternis zit – ik zit ook in de duisternis. Zo zingt hij de liedjes ook: lijzig, vermoeid haast, net iets te langzaam, soms zelfs net niet op toon. En warempel: alles krijgt nieuwe betekenis.

Meteen in het tweede nummer is het raak. Het is 'Do you hear what I hear?' en Kozelek zingt: 'A child, a child, sleeping in the night/ He will bring us goodness and light/ He will bring us goodness and light'. In een vastgedraaide traditie en de verplichting tot gezelligheid, positiviteit en samenzijn, zingt men deze regels vanuit het verplichte licht. Dan slaan ze dood in zelffelicitatie. Kozelek doet het anders. Hij zingt ze vanuit de duisternis.

Je kunt het 'probleem' met de christelijkheid van veel van de teksten op dezelfde manier zien. In deze tijd waarin 'geloven' gelijk staat aan 'zeker weten', zijn we geneigd de gelovige 'Hij zal ons goedheid en licht brengen' te zien zingen vanuit het idee dat hij die zelf al heeft ontvangen. Hij zingt dan dus eigenlijk: met mij zit het wel goed, nu de rest van de wereld nog, bijvoorbeeld die chagrijnige neef van me die niet van Kerstmis houdt.

Maar Kozelek geeft deze liederen ook in religieuze zin hun verlangen terug. Hij zal ons goedheid en licht brengen, met andere woorden: er is nu, terwijl we dit zingen, geen goedheid en licht. 'Geloven' betekent hier niet dat je weet dat iets bestaat, eerder dat je voelt dat je iets nodig hebt. Zoals 'Geloof je in Barack Obama?' ook niet een vraag naar 's mans bestaan is, maar naar de noodzakelijkheid van wat hij te bieden heeft, zo zijn deze liederen ook niet de bevestiging van het bestaan van een reële God die ons gered heeft, maar van de Godverlatenheid waarbinnen het verlangen naar die God – en dan met name naar wat die te bieden heeft – kan worden uitgesproken. Juist naar iets dat niet 'bestaat', iets dat er niet is, kun je verlangen.

Daarvan getuigt ook de nogal eens gemiste ironie van het beeld van de 'Redder' in het kerstfeest. Deze 'Heer' is een armeluisbaby die in een stal ligt. Weerloos. Onzichtbaar bijna. Niet bepaald de alomtegenwoordige, alleswetende en oppermachtige alfa-God die even alles recht komt zetten. Maar iets dat nog bijna niets is, dat alleen iets groots zou kunnen worden, en wat dat betreft in alles afhankelijk van de vraag of en in hoeverre we het welkom kunnen heten. Het is binnen de context van de liedjes minder van belang wat de al dan niet goddelijke natuur van dat kind is, maar veel meer – nogmaals – wat het te bieden heeft en de vraag of we dat nodig hebben. En dat is licht. In letterlijke zin, in metaforische zin, in symbolische zin, in metafysische zin. Ook voor wie de overtuiging is toegedaan dat dat laatste niet bestaat, zijn de eerste drie versies al wonderlijk genoeg. Dat blijkt wel uit het feit dat ze nog altijd door mensen van alle gezindten en overtuigingen worden gezongen, atheïsten incluis.

Waaronder dus nu Mark Kozelek, die op 4 december in Paradiso na de kerstliedjes naar zijn eigen repertoire van Benji terugkeerde met de woorden: 'Don't worry, we'll go back now to playing songs about death, serial killers, Satan and shit.' Maar eigenlijk is dat precies waarover die kerstliedjes gaan.

God rest ye merry gentlemen
Let nothing you dismay
Remember Christ our Savior
Was born on Christmas day
To save us all from Satan's power
When we had gone astray
Oh tidings of comfort and joy

Die troost en vreugde, daar gaat het om, en die liggen niet in het heden, maar in het verleden en de toekomst. De herinnering aan het licht maakt het verwachten van een toekomstig licht mogelijk, maar alleen als de herinneraar/verwachter de afwezigheid ervan erkent. Want wie naar het licht verlangt, zit in het donker. Pas als dat duidelijk is, kan het verwelkomen beginnen.

Joost Baars