Een pietsje Nietzsche


Op het feestje van een vriendin trof ik een filosoof in de dop. Zo kwam ik erbij om thuis Nietzsche weer eens op te nemen. Ik lees hem graag, al komt het er niet vaak van. Hij heeft dan ook veel geschreven om over na te denken. Gedachte 110. Over het begrip Schoonheid bij Kant. En over wie er nu gelijk heeft: Kant, of toch Stendhal. Eerstgenoemde, Kant dus, definieerde graag. Hij zei: ‘Schoon is, wat bevalt onafhankelijk van alle belangen’. Aardig geformuleerd, maar wat droogjes als je het mij vraagt. Een definitie om de vaat mee te doen. Schoonheid als onbereikbaar ideaal dus eigenlijk. Want is er nog sprake van schoonheid als men er geen belang in stelt?

Nietzsche lijkt het Kant ook te verwijten, al is de man zelf evenmin vies van formuleren. Laten we Kant even parkeren. Stendhal noemt Schoonheid: ‘une promesse de bonheur’. Veel beter toch? Nietzsche: ‘‘Hier wordt juist afgewezen en geschrapt.’’ Hmm… Ik zou het juist een positieve formulering willen noemen, al begrijp ik wat Nietzsche bedoelt. Want uit de formulering spreekt veel bescheidenheid. Het uitgesproken verlangen naar een belofte van geluk. Naar een schoonheidservaring, waar je niet van durft te dromen. Hoe herkenbaar. Zelf heb ik ook een definitie van schoonheid. Die luidt: Schoonheid is Harmonie. Met hoofdletters. De beleving van harmonie is, wat mij betreft, het hoogst haalbare. En harmonie is in veel te vinden. In zoveel, dat ik mijn definitie daarvan gemakshalve maar even achterwege laat.

Toen ontstond er een interieur dialoogje. ‘Maar je mag het ook gewoon Liefde noemen natuurlijk.’ ‘Ach, de liefde. En trouwens, wat heeft dat met harmonie te maken.’ ‘Nou, durf eens te beweren dat er geen schoonheid in variatie is?’ De ene zucht werd beantwoord met een andere. ‘Jij zit gewoon een beetje intellectueel te doen, terwijl je in feite een pleidooi voor de vrije liefde houdt.’ ‘Mag het? Mijn relatie is al een tijdje uit, zoals je heel goed weet...’

Dat van de vrije liefde kon ik trouwens niet ontkennen, maar daarmee zijn we er nog niet. Zolang iets niet geformuleerd is in een zin, is het niets. Vooruit, nog niets. Het begint tenslotte met een gedachte. Overigens begrijp ik nu waarom er zoveel filosofen zijn, want hier is niet uit te komen. Laat ik de schoonheid daarom ook maar even parkeren. Terug naar Nietzsche. Ik stap over op Gedachte 99 - die over de liefde gaat -, eveneens uit De draagbare Nietzsche: “De kunst maakt het hart van de denker zwaar.” Ook weer waar. En dat noemen ze dan De draagbare Nietzsche.

Op de fiets, onderweg naar het feestje, zit ik de liefde nog eens goed te overdenken. Halverwege de avond raak ik aan de praat met een helemaal niet lelijk zijnde jongen, die, zoals gezegd, filosofie studeert. Hij vraagt: ‘Wat zou je kiezen, als je móest kiezen: de kunst of de liefde?’ Stomme vraag natuurlijk. Wie het weet mag het zeggen. Ik probeerde er eerst nog met een grapje onder uit te komen. ‘Mag het ook om en om?’ Dat mocht natuurlijk niet. Kinderachtig gedoe ook altijd. Ik haalde nog twee drankjes en deed bij terugkomst alsof ik het gesprek een andere richting in duwde. ‘Ik geef zelf ook binnenkort een feestje. Als je zin hebt?’ Hij leek er zowaar oren naar te hebben. ‘Ik zat te denken aan een symposium.’ ‘Een symposium? Als in...’ ‘Een symposium’, beaamde ik. ‘Als in: het beste van twee werelden.’

Tim Mathot (december 2014)


Lees hier de voorgaande columns van Tim Mathot:
Herfsttuinen (november '14)
Bij de kapper (oktober 2014)
Ernstig Spel (juni 2014)
Ouwe Koeien (mei 2014)
Uitbundigheid (april 2014)