'De woorden die wij zelf kunnen bedenken'
de Zaterdag van Crossing Border


Een festival rustig beginnen met slaapmuziek* (Delines) en eindigen met takkeherrie* (Thursten Moore). Tussendoor genietend van Sharon Van Etten, Saskia Stehouwer, Dry the River, Ian McEwan, Mirel Wagner en Joanna Rakoff. Dat is zo ongeveer de korte samenvatting van de zaterdag van het festival. Als je de langere samenvatting wilt, lees je nog even verder.
*slaapmuziek, takkeherrie: zijn hier positief gebruikt

In de prachtige spiegeltent op het Voorhout worden op zaterdagmiddag twee auteurs geïnterviewd. Joanna Rakoff over haar boek My Salinger en Ian McEwan over De dagdromer. Ondanks dat het publiek grotendeels op die laatste afkomt, entertaint de onbekende Joanna Rakoff wel. Al was het maar vanwege haar gegiechel en het verkeerd vertellen van haar eigen belevenissen: ‘O sorry, it’s my life and I’m telling it wrong’. Ze vertelt over het literair agentschap waar ze werkte, die als grootste klant Salinger hadden. Hoe ze Salingers fanbrieven beantwoorden. Zo ontdekte ze hoeveel effect literatuur op mensen kan hebben en is ze anders naar fictie gaan kijken. Tevens zette de schrijver haar aan om zelf te gaan schrijven. Telkens als hij haar aan de telefoon had, meldde hij: ‘Do you wake up every morning and write before work? No? You’re not a secretary, you’re a writer!’
Ian McEwan spreekt vervolgens over een boek met voorleesverhalen die hij uittestte op zijn kinderen. Zij waren zijn eerste redacteuren; met tandpastageur, pijama’s en de kinderkamer als veilige omgeving, vertelde hij verhalen die speelde met fantasie, verlangens en spanning . Net als hoofdpersoon Peter heeft McEwan een groot talent voor dagdromen. McEwan leest vervolgens één van de verhalen voor op deze mooie middag in deze tent en voor je het weet is het avond en loop je …

… het Nationale Toneel binnen waar een zanger uit Ghana staat te zingen. ‘Een van de nieuwe soultalenten’, wordt Kwabs genoemd. En ook ‘De nieuwe Seal’. Na het optreden op Crossing Border snap ik beide statements. In stem en aanpak doet Kwabs aan Seal denken, maar jammer genoeg ook in soort muziek: veel songs klinken nogal gedateerd, beetje soul-pop uit de vroege jaren negentig. Niets mis met retro, maar als er niets nieuws aan toegevoegd is, draagt het weinig bij. In enkele songs worden de ritmes wat experimenteler en komt het talent van Kwabs beter over.

Gelukkig voegen de leden van Yellow Grass in de bovenzaal wel wat toe aan de retro-rootsmuziek. De Amersterdamse conservatorium-studenten mixen folk, country en indierock op een fijne manier met elkaar. Mooie samenzang ook! Binnen een paar songs weet ik het al: dit is zo’n betrekkelijk onbekend bandje dat je bijna terloops ontdekt op Crossing Border en waar we nog veel plezier van gaat hebben.

‘Waarom mogen we niet meer naar binnen?’
‘Dat zie je toch wel, het zit helemaal vol. Ik zei toch dat we eerder uit die tent hadden moeten vertrekken, maar jij wou zo nodig die meisjes van Clean Pete afkijken.’
‘Volgens mij passen we er nog wel bij. Waarom doen ze dit eigenlijk in zo’n frutzaaltje?’
‘Geen idee, misschien willen ze het exclusief houden.’
‘Onzin, dit is toch die Knausgard, die jij zo goed vind, die verkoopt enorm veel boeken! Had makkelijk in de grote zaal gekund.’
‘Kun jij zien of er voorin nog plek is.’
‘Nee, geen plek. Wat ziet die Knausgard er trouwens vreemd uit met van dat warrige haar.’
‘Dat is de interviewer, die recensent van de krant.’
‘Als hij de interviewer is, wie is dan die vrouw ernaast?’
[ 20:15 Arjan Peters interviewt Linda Bostrom Knausgard]

De grote zaal van de Schouwburg is hel verlicht. The Delines zijn al even klaar, er wordt omgebouwd op het podium voor Sharon Van Etten. In de zaal zitten her en der plukjes mensen rustig te praten. Op het eerste balkon, in het midden, recht tegenover het podium, zit een man die denkt dat hij in de leeszaal van de bibliotheek is. Hij heeft de essays van Piet Gerbrandy opengeslagen voor zich en leest – alsof er geen festival om hem heen bezig is en de zaal niet langzaam volstroomt voor de volgende dichters. Maar het boek gaat dicht als het zaallicht uitgaat, Ellen Deckwitz de eerste van drie debutanten aankondigt. Saskia Stehouwer (bundel: Wachtkamers) draagt rustig en overtuigd gedichten voor die vol heldere beelden, surreële scènes en rake zinnen zitten: ‘hoe ver reiken de handen aan onze armen / de woorden die wij zelf kunnen bedenken / wie is het die de zon tegenhoudt’
Anne Broeksma (bundel: Regen, kosmos, kamerplant) kan de gedichten niet vinden die ze voor wil lezen. ‘M’n bundel is ook nog niet zoo lang uit.’ grapt ze al bladerend. Tussen het bladeren en de grappen door, leest ze ook wat poëzie: ‘Het is belangrijk om in een saaie omgeving te leven.’
Laura van der Haar (bundel: Bodemdrang) sluit af met gedichten die op het eerste gehoor een beetje nietszeggend overkomen, al zit er wel humor in haar poëzie: ’overal klint zacht gelik / aan ijsjes / aan liefjes / aan hondenanussen’.

Als je een radioprogramma maakt over nieuwe muziek, zoals ondergetekende, hoor je wekelijks minimaal 150 nieuwe liedjes. Eens in de zoveel tijd stijgt er een song direct bovenuit. ‘Gethsemane’ van Dry the River was er zo een. De Britten zetten het begin van hun set in de volle Raven-zaal stevig in. Folk schijnen ze te maken, maar de bas beukt, de drums stampen en de gitaren liegen er niet om. Toch betovert het als Peter Liddle de hoogte in gaat met zijn stem, als de andere mannen meezingen. Als ze dynamiek inzetten om effect te bereiken: van hard naar zacht en weer terug opbouwen. Zo ook, voeren ze ons naar de tuin van Gethsemane in een indrukwekkende uitvoering van dat lied: ‘You drag your holy horsec art in the sky, when I wake up, they say it’s just the sun, but I know that face.’

Thurston Moore mag ook op een volle bak rekenen. Althans in het begin. De legendarische muzikant van Sonic Youth trekt veel nieuwsgierigen. Met de eerste song die hij speelt, weet hij echter direct het kaf van het koren te scheiden. Hij speelt meteen maar de langste song van zijn recente plaat, Forevermore. Op cd een schamele 11 minuten, maar live bouwt hij het uit tot bijna twintig minuten , met een langzame soundscape-achtige opbouw waarin eerst de gitarist een hoofdrol heeft, maar als het dan losbarst vooral de bassiste (bekend van My Bloody Valentine) en de drummer (gewoon van Sonic Youth) een fijn potje raggen. Tegen het einde van die eerste song, is er iets meer ruimte in de zaal ontstaan om te bewegen, want Moore staat lekker te spelen, is bovendien spraakzaam en lollig tussen de verder redelijk korte songs door. Hij laat nog maar eens horen de schakel te zijn tussen ‘70’s helden Lou Reed/Iggy Pop en ‘90’s imitatoren Pixies/Nirvana.

Ricco van Nierop

Met terugwerkende kracht is King Dalton het perfecte begin van de zaterdagavond. Door het optreden realiseer ik me dat ik in een bui ben waarin ik meer bevattelijk ben voor lome, dromerige muziek en ik word op mijn wenken bediend als ik The Royal invlucht: The Delines zijn bezig aan een sfeervol, nee gloedvol concert. De stem van zangeres Amy Boone doet nog het meest denken aan die van Natalie Merchant en muzikaal zit het ook redelijk in die hoek. Rustig, maar niet té rustig, want ik ben ervoor in de stemming, bouwt de band met liedjes van hun nieuwe cd Colfax, en zelfs een nog nieuwer liedje naar een hoogtepunt – aan de reactie van het publiek (een staande ovatie) merk ik dat ik niet de enige ben die er enthousiast van is geworden.

Het plan is waterdicht: we pakken een paar liedjes Mirel Wagner mee, als dat niks is rennen we naar The Royal om een poëzievoordracht mee te pakken, anders blijven we wat langer en zorgen we ervoor dat we op tijd bij Dry The River zijn, om dan na een paar liedjes door te gaan naar Sharon Van Etten. In het plan was geen rekening gehouden met, eh, de verpletterendheid van Mirel Wagner. De liedjes van deze Ethiopisch-Finse singer-songwriter hypnotiseren: de duistere teksten, de sobere begeleiding, de monotone, maar intense dictie – ze zorgen ervoor dat ik gebiologeerd sta te luisteren tot de zangeres ineens opstaat van haar stoel, haar gitaar afdoet en tijdens het applaus voor het eerst een lach op haar gezicht krijgt – alsof ze zelf ook uit een hypnose ontwaakt.

Zei ik ‘intens’? De New Yorkse Sharon Van Etten huilt als ze zingt en de gruizige begeleiding en de etherische zang van de toetseniste zorgt voor een verrassende mengeling die me, nog nauwelijks bekomen van Wagner, in mijn theaterstoeltje duwt. Van Etten klinkt als de oudere zus van Courtney Barnett, en de jongere van Patti Smith, en dus volstrekt als zichzelf – waarmee de avond al ruimschoots geslaagd is terwijl we nog maar halverwege zijn. Dat wordt lastig, denk ik, voor Thurston Moore, Daryll-Ann en Horsethief om dat te overtreffen. Dat lukt ook niet: de drie laatstgenoemden verzorgen allemaal een optreden dat minstens verdienstelijk is te noemen, maar de opperste graad van indrukwekkendheid wordt niet meer gehaald. Dat was misschien ook wel wat veel gevraagd.

Edwin Fagel