• Artiest: The World Of Dust
  • Titel: Bhava
  • Label: Snowstar
  • Datum bespreking: 8 April 2014

misschien als de hele wereld aardig is


Ik geloof ik kan dat nu verstaan. We moeten doorheen de spiegel gaan.

Wel. Oh. Ja. Ohnee.

Eerst de voorgeschiedenis misschien. Dat ik dat dacht, en dat dat 92 of 93 geweest moet zijn. Bullit zat nog op Stratumseind in die dagen, en ik woonde daar nog. In Eindhoven. Nachten zat ik in de vensterbank op mijn kamer te drinken, en uit het raam te kijken. Langs kwamen auto’s die hard reden. Langs kwamen fietsers die hard schreeuwden. Langs kwamen lopers die hard slingerden. Het was weekend, en iedereen was dronken. En ik zat daar.

Op zo een nacht was ik tot de konkluzie gekomen dat de enige ware muziek een radikaal psychedelica / spacepop (dan wel –rock) kon, mocht, altijd zou zijn. Een geestverruiming zonder drugs. Alles in uw kop en lijf werd aangesproken, behalve de koele reden (pure vernunft darf niemals siegen kon toen al iets van een kredo van me weest zijn). Hoe het me ging wegvoeren van dit hier en nu dat ik als onverdraaglijk beschouwde.

Hawkwind BIJvoorbeeld.

Of Pink Floyd, Ummagumma-era (ik ga dit in bepaalde kringen vast niet luidop mogen zeggen, maar ik ben nooit een groot liefhebber geweest van de SydBarrett-era (of van Syd Barrett zelve voor die materie) en de latere Floyd vond ik weer te poppy / gestileerd).

Maar dat waren nog open deuren. Wat iedereen kende.

De ondergrondse psychedelica, dan. Of de hedendaagse. Via Sun Dial uitkomen bij Ozric Tentacles. Het kan. Het kon. Het gebeurde. Wat een afschuwelijk zeikerig gedreutel ik Ozric Tentacles vond.

In die dagen was er die droplul die Peter heette, en die heeltemaal in het verre Amersfoort woonde, en daar ging ik wel ns heen. En dan nam ik twintig dertig seedees naar daar, en die luisterden we dan, of niet, en ik liet ze bij hem achter, en dan brandde hij ze altemaal, of de meeste, of een paar. Kwam ik weer langs, weken later, nam ik die rotzooi weer mee terug. Soms belden we tussen twee bezoeken door. Dan bekommentariëerde hij één of enkele van de seedees die ik bij hem achtergelaten had.

Die keer had hij het de hele tijd maar over “die hippies”.

Ik wist niet zo goed wat hij bedoelde. Ik had nooit veel met hippiemuziek opgehad. Te zijig, te vrolijk, te frivool, te kinderachtig, te bloemig vooral. Te fruitig. Ik herkende er niets van mijn levensgevoel in.

Na enig heenenweergelul snapte ik dat hij het over Ozric Tentacles had.

Mijn franc viel. Toen pas viel mijn franc. Hoe heel die spacey shit, hoe die psychedelica die ik zo zocht ook, of misschien wel juist kan omslaan in dat zijige hippiegepiel dat ik zo verfoeide.

Ik keerde van daar naar elders, en gaf het nooit een twede gedachte.

(ja misschien toen ik die veels te goedkope Tangerine Dream-verzamelboks uit een seedeebakviste; voornamelijk Edgar Froese en zijn synthersizer – symphorock, spacepop, psychedelica – één pot nat misschien wel?)

En. Dan. Brengt mij. De bode.

Ja de bode brengt, die brengt wel.

Ik geloof ik kan dat nu verstaan we moeten doorheen de spiegel gaan.

Brengt mij de bode. Bhava. Van The World of Dust.

The World Of Dust is Stefan Breuer. With a little help from his friends. Daar is Thijs Kuijken, bijvoorbeeld. Van I Am Oak faam. U weet. Ja. U weet. U weet dat wel. U weet. U weet dat wel.

De bode is allang weg als ik de plaat onder de koptelefoon leg. Wat de bode nog kan brengen, geen soelaas meer. Soelaas, wat gaat u denken van een woord als soelaas. Helaas geen soelaas.

O. Ik vind Bhava niet mooi. Er zijn wel stukken op de plaat die ik mooi vind. Bunny, dat n beetje op Casiotone For The Painfully Alone trekt. Cumulus, dat n moje “opgegraven jazzplaat”-sound heeft. Sun, dat n bepaalde dreigende ongrijpbaarheid kent.

Maar het meeste vind ik. Naja. Niet mooi. Dat eindeloze synth-gedreutel. Die spacy zweverigheid. Die aan de zachtste hippiezweren reminisente psychedelica. Ik dacht aan Sun Dial, aan Ozric Tentacles, aan Mike Oldfield, aan Jean-Michel Jarre, aan Vangelis, aan Steve Winwood. Ik dacht aan het eindeloze gezoem van Be Invisible Now! aan de ondraaglijke zweefheid van Balago aan de pseudobarretteske zachtaardigheid van Benoit Pioulard.

Deze kat die altijd maar kopjes gaf en nooit es een keertje uithaalde.

Dit dat zo lief was de hele tijd, zo frivool, zo licht, zo naïef.

En ik geloof ik kan dat nu verstaan, ik moet doorheen de spiegel gaan. Dit gaat niet om mij. Iemand verpakte zijn ziel in zachte noten & ik geloof in de oprechtheid hiervan. Iemand taalde onbeschaamd zijn gemoed.

En ik denk aan Emmanuel Levinas, die sprekend over muziek (naja eigenliijk over kunst int algemeen maar onder andere over muziek) zei (in het door Jean-Paul Sartre pal na WO II gestichtte tijdschrift Les Temps Modernes): “’Tussen de dingen’, onderscheiden van het heideggeriaanse ‘zijn-in-de-wereld’, constitueert de pathetiek van de imaginaire wereld van de droom: het subject bevindt zich tussen de dingen, niet alleen door de zijnsdichtheid die een ‘hier’, een ‘ergens’ eist, terwijl het zijn vrijheid bewaart; het subject is als ding tussen de dingen, alsof het, extern aan zichzelf, deel uitmaakt van het spektakel. Deze exterioriteit, die niets van een lichaam heeft, aangezien de ik-toeschouwer de pijn van de ik-actor ervaart, zonder dat dit in medelijden geschiedt. Het is de exterioriteit van het intieme, in de waarheid.”

Maarja, dat is Levinas maar en die zei zoveel. Die zei ook “fundamentele paradox”, “extatische rituelen” en “’ideo-motorische’ fenomenen”.

(ik was op kaffee, op lunsj met mijn vader & ik staarde hem diep in de ogen terwijl hij aan zijn pistolet knabbelde en zei IDEOMOTORIESE APRAKSIE! & hij grijnsde welwetend)

Godverdomme, ik wil zo graag wat kunnen met deze seedee.

Op levinasiaans of psikologies of filosofies nivo.

Iets met het tussen de dingen zijn, los van mijn direkte ik.

In het intieme, in de waarheid zijn wil ik.

Maar het lukt me niet. Bhava werkt te hard op mijn zeikspieren.

En Bhava is zo godverdomde ààrdig & in de koudste winter wil ik Bhava in huis nemen en hele stapel dubbele boterhammen met pindakaas voor hem smeren en een glas melk inschenken, en neerzetten, en hem even over zijn bol ajen terwijl hij al aan zijn derde dubbele boterham met pindakaas bezig is en er zit pindakaas op zijn wang, en ik neem tegenover hem plaats en ik vertel hem een ding of twee over hoe je als muziek misschien niet tè aardig kan zijn want in ze djungul out dèr ieten ze u dan alajf.

Of misschien ben ik dat alleen.

Ik weet het niet.

Ik word er een beetje kriegel van, van dat zweverige, dat esoriese, dat zachtbaardige. Ik mis een haakje ik mis een steekje is mis een snijvlakje ik mis iets waar u uzelf aan kunt bezeren wijlst luistende naar dees hier muziek. Het glijdt me te gemakkelijk, te wollig, te zachtjes voorbij mijn luisteroog. Mijn alziend oor.

Misschien als de hele wereld aardig is heeft aardig zijn geen betekenis meer.

Misschien als alles lief is staat lief zijn gewoon gelijk aan levend zijn.

Misschien als zoon hele plaat knuffelbaar is –

Iemand verpakt zijn ziel in zachte noten en ik wil daar iets mee kunnen maar ik kan het niet.

Het projekt is okee genoeg, ik bedoel. Het is een boekje met tekeningen in en teksten in en okee ik hou niet van de tekeningen en ik hou niet van de teksten maar ik hou wel van de aandacht en de liefde waarmee t is vormgegeven altemaal. En gans achterin steekt dan de seedee, los ingelegd in een doorzichtig plastieken zakje. Gelijk uw oom die op de laatste bladzij van t avonturenboek dat hij u met uw verjaardag kado deed een banknootje legde.

En dat t verschenen in een oplage van honderd genummerde eksemplaren.

Ik heb nummer 39.

Dat is mooi, dat is intimisties. Je zou alle honderd bezitters van deze seedee kunnen kennen misschien. Een feesboekpagina oprichten, en posten welke muziek we luisteren, en zo eens int kwartaal met zun allen gaan karten ofzo.

Maar int licht vant voorgaande ist ook wel n beetje t verkeerde soort intiemisme. Je moeder die als je op je zestiende je eerste vriendinnetje mee naar huis neemt t fotoalbum tevoorschijn haalt waarin je als peuterken in bad te zien bent. Of vrienden bij wie je gaat eten en die krijgen dan een draak van een echtelijke ruzie waar jij bij zit. Of je oom die dronken wordt op een feesje en net iets te foute grappen gaat maken en net iets te vervelend aan tante Mien gaat zitten plukken. Of je haalt je maat op na zun werk en je maakt nog net mee hoe hij tot op het bot vernederd wordt door zijn baas.

Het is intiem misschien want je ziet mensen op hun alleronopgesmukst, maar het is ook het soort intimiteit dat je liever niet had willen zien.

Je ziet de zjûhnante veels te slechte pubergedichten van je lievelingsdichter en je denkt Dit had beter verborgen gebleven.

Ik geloof ik kan dat nu verstaan we moeten doorheen de spiegel gaan.

Hier licht een ziel verpakt in hele zachte noten. Er zijn er misschien die dat mooi vinden. Ik weet het niet. Misschien ware Stefan Breuer beter ook doorheen de spiegel gegaan?

O, en Stefan Breuer is zo godverdomde aardig. Zoon godverdomd aardige gast. In de koudste winter wil ik hem in huis nemen, en een hele stapel dubbele boterhammen met dik pindakaas voor hem smeren. En een glas melk inschenken, en neerzetten, en hem even over zijn bol ajen terwijl hij al aan zijn derde dubbele boterham met pindakaas bezig is. En de pindakaas zit op zijn wang, en buiten vallen de sneeuwvlokken maar.

En later gaan we schaatsen oja we gaan schaatsen en lachen terwijl we keer na keer op ons billen vallen. En kouder nog dan we ooit waren, keren we naar huis terug, en ik steek de kachel flink op, en er zal warme sjokomel zijn, en gesprekken over tijden.

En later, later die avond, of de volgende dag misschien, we zullen zien hoe de dingen hun loop nemen (de dingen gaan toch zoals ze gaan), zal ik hem vertellen hoe uit het bijna achtendertig minuten durende Bhava als we goed ons best doen, en een heel klein beetje toegeeflijk zijn voor onszelf, best een heel redelijk kwartierlang eepeetje te puren valt.

En dat is wat er is.

De goedeprojektheid, de boterhammen met pindakaas, en een kwartier aan best luisterenswaardige muziek, toch. Dat is het. Meer is er niet. Het spijt me, Stefan.

(tim donker)