• Artiest:l Wooden Horse Toy
  • Titel: I Saw The Girls Drowm With Their Bikinis On
  • Label: Shaky Maracas Recordings
  • Datum bespreking: 11 November 2013

bijna genezen van droefnis


Wanneer was dat, weet jij dat nog? 1994? 1995? Ik woonde op de deprimerendste aller plekken, en het was raam, en kamer, en vloer. Ik was een gewicht in die kamer. Ik wilde dat dit het seizoen van afleiding was: ontwaken. Ik was verloren voor mijzelf. Ademen & er was één blad minder in mij. Deze wolk, deze ene vogel. De zon scheen fel. De hele wereld opnieuw splinternieuw & ik & jij alles namen gevend in een poging tot een orzjienele religie. Maar ik kon mijzelf gewoon niet zien in mij, en mijn vermoedens verdraaid in deze laatste herfstblad’ren & hun zweven & hun vallen.

Ik had de jaren des onderscheids nog niet bereikt in ieder geval, want ik las nog OOR. Aan het ontbijt zat ik, in de gezamenlijke keuken (hallo huisgenoot één, hallo huisgenoot twee, hallo Antonio), en ik las een artikel van diene mens die zich Baby Bird noemde en die zou inmiddels al vier seedees hebben volgespeeld op zijn slaapkamer. Zijn fucking slaapkamer! Ik wist niet hoe ik het had. Verslikte me in mijn koffie. In zijn slaapkamer dan nog.

Ik had maar één kamer in die dagen en dat was slaapkamer (het was ook muziekkamer peinskamer schrijfkamer miserabelvoelkamer doodwilkamer koffiedrinkkamer wijndrinkkamer masturbeerkamer zitkamer nikskamer leeskamer en een zeldzame keer eetkamer) (want eten deed ik zelden in die dagen want femke had me verlaten & ik wilde dood). Ik was een gewicht in die kamer. Ging ook ik daar vier seedees kunnen volspelen? Als ik enig instrument bezat, was dat.

Dat heette dan lofi ofzo. Lofi. Het veroorzaakte schokgolven bij mij. Wat deed het eigenlijk? Ik bedoel, wat was het presies? Het bracht muziek dichterbij geloof ik. Het fluisterde in mijn oor dat dit kon. Dat dat mogelijk was. Je hoefde geen band meer te zijn om platen te maken. Je hoefde niet meer met zijn vieren te zijn. Ik kende geen vier mensen. Met wie kon ik band zijn? In mijn eentje kon ik band zijn, als de lofiërs deden. Je kon een seedeeke drajen van Baby Bird en denken: dat kan ik ook. Dat kan zelfs ik. De eerste twee seedees van Smog (tevens zijn beste als u het mij vraagt maar u vraagt het mij niet) hebben dat gevoel ook.

Maar het was meer dan dat. Muziek werd er ook aanraakbaarder door. Naar weerskanten. Deze muziek was niet te gekultiveerd om aangeraakt te worden, was niet zo virtuoos dat het onder een kaasstolp int muzeum moest. Maar deze muziek raakte mij ook meer. Het sprak direkter, eenvoudiger. Het was ruwer, schetsmatiger, inventiever. Het ging niet om een instrument tot in perfeksie beheersen; het ging om in staat zijn een instrument te laten zeggen wat je wilde ondanks je beperkingen. Het maksimale halen uit je minimale middelen. Ruis, feedback & valse noten waren niet langer “schoonheidsfoutjes” maar middelen die je in kon zetten. Het was een openbaring waar ik lang niet goed van was, en die me ook beïnvloedde als maker van kunst (deed nog wellerus wat met geluidsteeps in die dagen, en maakte wellerus een tekening; het was niet louter schrijfwerk. in die dagen. dierf ik mij. middernachtelijk. een enkel keertje. nog wel ns kunstenmaker te denken).

(terzijde: de ambassadeurs van de lofi, de naam die op ieders lippen bestorven lag, de naam waar je heel best mee kon aankomen in altoland, Guided by Voices, wisten mij dan weer niet te raken. mon buurman begon laatst nog over ze. hij had één hunner seedees aangeschaft. de bekendste, zei hij, algemeen bekend als hun meesterwerk. Alien Lanes?, vroeg ik. nee, zei hij, een andere. maar hij wist ook niet meer welke. het was koud, en ik ging nog, ik moest nog, ik stond daar met fiets in de hand en postjas aan en ik was het gesprek bij dan weeral n beetje beu en groette en fietste. weg)

Mun zwak voor het lofi-geluid is altijd gebleven. Bands als Iran, of You Fantastic!, of Vertical Slit, of The Shadow Ring. Het rammelende. Het imperfekte. Dus. Hoor ik met dorstige oren. Als ik Wooden Horse Toy hoor.

Wooden Horse Toy, ja. Dat is Gino Miniutti, mensen. Van Lost Bear. Als WHT kwam hij in 2012 nog af met het prachtige Ghosts. Dat had dat gevoel. Dat had dat gevoel. Van midjarennegentig dat in retrospekt misschien wel terugging tot midjarentochtig (maar midjarentochtig, toen luisterde ik andere kanten op). Die landerige zweer van lofi, slaapkamer, garage, rammelrock, van toent niet meer per se virtuoos hoefde (o wat een schade brachten de zeventiger jaren eigenlijk in velerlei opzicht). Toen verveling nog cool was misschien. Toen we nog niets wisten van enige wars on welk terrorism.

Ja die jaren negentig mensen. Ik wilde dan wel dood want femke had me verlaten maar de wereld was geloof ik nog niet een waarlijke kutplek om te leven, vooral niet als femke je niet verlaten had. Je kon je nog een guitaar kopen en wat rammelen in ergens een ruimte, alleen of met een paar maten, en dat opnemen, en dan waren er anderen die dat kochten & er was ook een tapetradersscene geloof ik & dat was altemaal nog pre-internet. Toen hadden we nog analoge post en toen heette dat nog PTT of waarschijnlijk was dat toen wel al TPG wie weet, wie houdt die dingen bij.

Ik bedoel de zweer van de eerste twee Smog-platen, ik bedoel de zweer van Plover, Pavement, Built to Spill, Dinner is Ruined, Guided by Voices (toch), Sebadoh, Sentridoh, Done Lying Down, Number One Cup, Shudder to Think, My Dad is Dead en de laiks.

Ik bedoel de zweer van Opscene, weet je dat blad nog? Daar zat dan zoon seedeetje bij & op dat seedeetje kon je je geloof ik een plaatsje kopen voor wat ik toen achterlijk veel geld vond: ik herinner me iets van driehonderd gulden per minuut maar misschien allicht mogelijkerwijs (bijwoorden van twijfel) herinner ik me dat verkeerd. Antonio & ik lachten ons er iedere keer te barsten om welke minkukels nu weer veel te veel geld uitgegeven hadden om hun shitzooi op een seedeetje te hebben; het soort shitzooi dat iedereen waarschijnlijk na de eerste luisterbeurt al voortaan skipte (al gaf ik persoonlijk die Opscene-seedeetjes sowieso al niet veel meer dan één luisterbeurt). Tussendoor stonden dan, om het aantrekkelijk te maken peinsde ons, bekendere bands. Die moesten niet betalen, peinsde ons ook. Die werden betaald, peinsde ons voort & vuts. WHT had zeker vast op zoon Opscene-seedeetje gepast. Als betalende dan wel betaalde bezoeker; u mag het zeggen.

Ik zeg je. Amerikaans. Rammelend. Noisy. Eèn gast op zijn slaapkamer. Vier gasten in iemands schuur. Wat maakt het uit. Dit is. Geschiedenis dit is. Popgeschiedenis dit is. Geschiedenis voorbij. Punk is dood & wij leven nog. Wat voorbij is is wat overzienbaar is. Iemand zei me laatst zei me laatst. Zei me laatst. Laatst. Wel. Stel. Stel dat ze iets anders ging doen, iets anders dan ze nu deed. Leven met een andere man, werken bij een andere baas, wonen in een ander huis, ik weet het niet, ik luisterde tertsjeel de andere kant op. Dat ze dan missen zou, haar vorige leven. Haar dan vorige leven. Haar dan vorige huis, haar dan vorige baan, haar dan vorige man.

Beluister via bandcamp deze cd:

En ik zei Er is kasuïstiek bekend van kampoverlevers die hun tijd in de kampen misten. Of misschien zei ik dat niet. Weetikveel. Wat voorbij is is wat overzienbaar is. Eindelijk kunnen we zien, kunnen we wijzen. Waar het zoet zat, en waar het zout. Waar het mooi was, waar slecht. Eindelijk kunnen we zeggen dat wat we toen slecht heetten misschien toch nog wel klein bier was bij wat zou volgen (wisten wij toen veel).

Zoon zoort fotoalbumpje was Ghosts en daarnaast ook gewoon een moje bijdrage aan een muziekstijl die mij altoos gefasineerd heeft. WHT mocht blijven. Moest. Hoewel niets nieuws toevoegend, pregnanter toch dan Lost Bear. Is wat ik dacht. Wel. Nu is er dat opvolgertje, dat skattig eepeetje dat I Saw The Girls Drown With Their Bikinis On en dat voor starters al een tamelik bizar hoesje heeft. In de tijdmasjiene p’don ik bedoel in de seedeespeler met die seedee.

En dan
blijkt
dat je
een grap
misschien
niet
te ver
moet duwen.

Het lofigeluid ligt naar haar aard tegen het kazige aan. Een goedkoop speelgoedkasiootje van de Bart Smit kan bloed doen stollen, maar ook gewoon als een goedkoop speelgoedkasiootje van de Bart Smit klinken. Dat lullige, suffe, kietsjerige geluid bereikte Baby Bird altoos wel op enkele nummers op haast al zijn albums (vooraleer hij met band in zee ging Babybird werd en britpop ipv lofi); op de seedee Almost Cured of Sadness deed hij zelfs niets anders. Soms is die lulligheid verfrissend, op wimschippersiaanse manier. De dadaeske boodschap dat alles kunst kan zijn, blijft dan bewaard.

Je kan ook iets mekkeren over guilty pleasures en die van de gele hond gescheten oetlul van een mathijs van nieuwkerk zijn, en zo vrijgevochten, en links, en intellektueel maar toch ook “speels” (braak!) zijn. Kan je. Kan je ook.

Lulligheid kan ook lekker zijn en je arme versufde vermoeide warme gepijnigde hoofd kietelen met iets waar je een minuut of wat om gremellacht. Het geeft nog te lachen, alles is nog niet dood. Je bent, misschien, bijna genezen van droefnis. Of kunt zo peinzen, toch. Voor een minuutje of wat.

Maar ergelijke lulligheid bestaat ook gewoon. Dat het niet verder had moeten komen dan de kroeggrap, kan ook.

Gino Miniutti, van wie ik me soms afvraag of hij zèlf wel veel verder dan de kroeggrap had moeten komen, balanseert op I Saw The Girls Drown With Their Bikinis On angstvallig op de dunne lijn tussen de goede en de foute soort lulligheid, wankelt, valt soms overheen de verkeerde kant van de streep. En bij een eepeetje van een luttele dertien minuten betekent dat al snel dat het grootste gedeelte van de speeltijd op de lange duur langs een mens heen blijft gaan.

Het Pavement-achtige Goodbye Past gaat nog wel maar daarna volgen vier ondraaglijk lichte nummerkens. Lullige baslijntjes, lullige synthlijntjes; een zeikeirg gezongen regeltje als “cars in garahasjus” bijvoorbeeld, of nee dan een regel als “reject me please”, die van pijn of wanhoop zou moeten druipen, of, erger misschien nog wel, moegestreden in diepe misère berustend zou moeten klinken als Steve Westfield m laat klinken in Reject Me First maar niets van dat al – gewoon …euh… lullig klinkt het.

Vier nummers lang is het n soort Casiotone for the Painfully Alone met de angel eruit, het zeikerigste van Dinosaur JR, het nietserigste van Sebadoh – en dan komt afsluiter City Lights met mompelzang (hee – Slint? hee- Bitch Magnet?) & tempowisselingen (is dit mathrock, ja?) het eepeetje redden.

Redden? Naja. De val breken misschien. Wooden Horse Toy zal weeral niet doorbreken naar Das Grote Poebliekoem. Miniutti zal versomberen. Zijn volgende zal weer klinken zoals lofi moet klinken: kaal, nihilisties, simpel & treurig.

tim donker