• Auteur: Chr. J. van Geel
  • Titel: Het Zinrijk
  • Uitgever: Van Oorschot (1971)
  • -
  • -
  • -
  • Het Woordenrijk: dinsdag 21:00-22:00
  • Stadsradio Den Haag FM (92.0 FM)
  • Terugluisteren via: denhaagfm.com
  • Datum bespreking: 20 Februari 2013


Het Woordenrijk is een wekelijks radioprogramma over poëzie bij denhaagfm.com (dinsdag 21:00-22:00). Het programma is een productie van het Haags dichtersgilde en wordt gepresenteerd door Harry Zevenbergen. Elke twee weken leest deRecensent een poëzierecensie voor.

Onbedaarlijk diep te huilen

(uitgesproken in Het Woordenrijk 19-02-2013)

Laatst werd Chr. J. van Geel (1917-1974) ergens een ten onrechte vergeten dichter genoemd. Geen idee of dat zo is. Als iemand hem een ten onrechte miskende dichter zou noemen, zou ik hem al wat enthousiaster bijvallen. Van Geel hoort zonder twijfel tot de grote naoorlogse dichters maar ik blijf als ik zoiets opschrijf het gevoel houden dat ik een gewaagd statement maak.

Er zijn maar weinig gedichten die je aan het huilen maken. Van Geel schreef er zo één. Het voor het eerst lezen van het gedicht ‘Zoon, bij de dood van zijn moeder’ is een ervaring die ik niet snel zal vergeten. Het gedicht komt uit Van Geels kloeke derde bundel, Het Zinrijk uit 1971, en gaat als volgt:

ZOON, BIJ DE DOOD VAN ZIJN MOEDER

Het dood gezicht achter het glas:
het eerste schooluur in de klas,
de glazen deur waardoor ik tuur
naar wie mij bracht en zag hoe het mij
verging. - Ik houd mij strak en koel
als zij, zo strak als toen, ik voel
opnieuw, dit is van langer duur
dan voor zes jaar. - En weer die schrik
dat zij bemoedigend naar mij knikt.

Het is een overrompelend direct gedicht, en op het eerste gezicht heel eenvoudig. Pas bij herlezing valt op hoe geraffineerd het gedicht in elkaar zit. De vergelijking van de zoon die aan de kist van zijn moeder staat met de moeder die haar kind voor het eerst op het schoolplein achterlaat blijf ik ontroerend vinden. Of nou ja, het is niet echt een vergelijking, het is meer een omdraaiing, en aan het slot vindt er weer een omdraaiing terug plaats: de moeder laat haar zoon opnieuw achter na een bemoedigend knikje.

Beluister deze recensie hier

Maar eigenlijk is dit een beetje een atypisch gedicht van Van Geel. Hij was vooral bekend met zijn korte natuurgedichten. Ik leerde het werk van Van Geel jaren geleden kennen na een periode waarin ik me intensief had beziggehouden met de gedichten van Gorter en waarin ik de oude Chinese haiku’s had verslonden. Van Geel leek me in het verlengde daarvan te liggen, zo precies observeerde hij de natuur en zo veelbetekenend verwoordde hij die observaties. Ik vind Van Geel verwant aan de mystiek van Gorter als hij de natuur beschrijft. Maar ook zonder die referenties zijn de beschrijvingen geweldig. Luister bijvoorbeeld eens naar dit gedicht.

GREPPEL

Ik dacht in het voorbijgaan dat een witte poes wegsloop -

het was het licht over een greppel water,
een greppel water die haaks van de weg afboog,
glimp maanlicht dat door mijn bewegen glijdend over water
onhoorbaar liep en rimpelloos.

Van Geel was redactielid van het lijfblad van de Zestigers Barbarber en dat hoor je ook in zijn parlando taalgebruik, parlando die toch heel mooi van klank is. Hij was ook beeldend kunstenaar en in die hoedanigheid werd hij tot de surrealisten gerekend. Dat verbaasde me toen ik het hoorde, want ik vond zijn gedichten nooit surrealistisch. Maar als je het eenmaal weet, ga je het ook in de gedichten zien.

Ik prevel zijn regels nog regelmatig voor me uit. En bijna allemaal komen ze uit deze bundel, Het Zinrijk. Bij het slapen gaan zeg ik dan bijvoorbeeld het gedicht ‘Inslapen’ op: ‘Ik zet alvast mijn glimlach op/ voor het gevoel dat straks moet komen’, of, bij het openen van de koektrommel ‘Ik loop van honger koek te eten’. Of, en die prevel ik eigenlijk te pas en te onpas, het ‘Sprookje’, dat ik hier tenslotte in zijn geheel zal voorlezen:

SPROOKJE

Wat een ruw landschap, zei de koningin,
nu is ons enige plezier luidop
en onbedaarlijk diep te huilen, zei
de koningin.

Edwin Fagel