• Auteur: Luuk Gruwez
  • Titel: Wijvenheide
  • Uitgever: Arbeiderspers
  • ISBN: 978 90 295 8329 9
  • -
  • -
  • -
  • Het Woordenrijk: dinsdag 21:00-22:00
  • Stadsradio Den Haag FM (92.0 FM)
  • Terugluisteren via: denhaagfm.com
  • Datum bespreking: 8 Januari 2013


Het Woordenrijk is een wekelijks radioprogramma over poëzie bij denhaagfm.com (dinsdag 21:00-22:00). Het programma is een productie van het Haags dichtersgilde en wordt gepresenteerd door Harry Zevenbergen. Elke twee weken leest deRecensent een poëzierecensie voor.

Vlaanderens sierlijkste dichter

(uitgesproken in Het Woordenrijk 08-01-2013)

Op zaterdag 19 januari wordt tijdens Writers Unlimited het programma ‘Lang leve de poëzie’ georganiseerd, met o.a. optredens van de genomineerden voor de VSB Poëzieprijs. De genomineerden zijn H.H. ter Balkt, Ester Naomi Perquin, Sybren Polet, Menno Wigman en Luuk Gruwez. Geen misselijk rijtje en ik zou niet durven voorspellen wie op 30 januari op de schouders zal worden gehesen.

Deze laatstgenoemde dichter, Luuk Gruwez, wordt op de achterflap van zijn genomineerde bundel Wijvenheide ‘Vlaanderens sierlijkste dichter’ genoemd en dat is een rake typering. Hij schudt schijnbaar achteloos regels uit zijn mouw als:

Het was in de tijd dat dieren nog meertalig waren.
Voorlopers van het Indo-Germaans, fracties Grieks
en Aramees, bepaalde elementen van het janken,
het blaffen en zelfs het kukelen hadden zij onder de knie.

Regels die lekker klinken, maar die wel erg veel lucht, en erg weinig betekenis hebben. Maar nu citeer ik wel een strofe uit het openingsgedicht ‘Voorgeschiedenis’, een gedicht dat tegelijk verhalend wil zijn en een oudtestamentische sfeer wil ademen - en dat maakt de wat opgepompte retoriek functioneel. Het is dus niet echt een representatief citaat want Gruwez bespeelt meerdere registers, sterker nog: bijna per gedicht zet hij nadrukkelijk een andere stem op, kruipt hij in de huid van een personage. Het motto van deze bundel bestaat uit een ongepubliceerde monoloog die Gruwez in de mond van de operadiva Bianca Castafiore uit de stripboeken van Kuifje legt; in de bundel zelf komen nog meer personages aan het woord, zoals o.a. Narcissus, Venus en ene András Pándy, volgens de Aantekeningen een man die in Leuven een levenslange celstraf uitzit wegens moord.

Puntige, vermakelijke teksten - theaterteksten bijna, maar af en toe wat aan de dunne kant. Luister bijvoorbeeld eens naar de woorden die Gruwez de Venus van Cranach in ‘Voetwassing’ in de mond legt:

Daar is geen pedicure voor: mijn voeten hebben last
van weltschmerz. Ongaarne zet ik ze op deze aarde
neer. Liever, mevrouw, meneer, ga ik eens lekker van bil.
Maar in de handen van Herr Cranach of een ander
die een voor een mijn tenen likt tot ik in katzwijm val:
zullen zij dan nog somber zijn? Natuurlijk niet, lief zwijn.

Beluister hier de recensie

Als we weer even naar achteren bladeren, naar de Aantekeningen, zien we dat de reeks waar dit gedicht uit komt, ’Een minnaar voor elk lichaamsdeel’, is geschreven bij een concertreeks rond het vrouwelijk schoon. De gedichtenreeks is in die zin pretentieloos, dat het niet iets anders wil zijn dan een eigentijdse hommage aan het schilderij van Lucas Cranach en het vrouwelijk schoon. Dat vergoedt veel, maar niet alles. Je zou haast gaan vermoeden dat Gruwez eigenlijk over zichzelf schreef toen hij in het gedicht over de snor van Flaubert de vraag opwierp of Flaubert die snor soms had om ‘Te verbergen wat hij/ te vertellen had […]’.

Het om zo te zeggen ‘sierlijke’ taalgebruik werkt wel weer heel goed in de gedichten met een meer actuele aanleiding. Er staan in Wijvenheide verschillende gedichten die geschreven zijn naar aanleiding van een nieuwsfeit of een historische gebeurtenis. Als je de Aantekeningen leest, en daarna de bijbehorende gedichten, zie je hoe de regels zich van hun aanleiding loszingen. En dan zie je ook hoe sterk sommige gedichten zijn. Dit gedicht over András Pándy, de moordenaar, vind ik bijvoorbeeld erg mooi:

‘Sommigen’, zegt András, ‘gaan slapen met hun portretten.
Het leven is een zaligheid voor wie portretten heeft.
Een zegen is het ze te strelen. Maar ik heb geen portretten,

nooit gehad. Dus ga ik slapen zonder, altijd zonder.
Maar als ik slapen wil, kan ik de slaap niet vatten.
Ik streel de hele nacht als een bezetene mijn muren.’

In deze gedichten laat Gruwez zien waarom zijn bundel een nominatie voor de VSB Poëzieprijs waard is. Hij neemt ons in zijn beste gedichten mee naar de Wijvenheide, in het dagelijks leven een heidegebied in het Limburgse Zonhoven, maar in de poëzie een wonderlijke plek waar ‘de zilverreiger broedt […] op een spiegelei.’

Edwin Fagel