• Auteur: Ann Meskens
  • Titel: Tati, De passie van Ann Meskens
  • Uitgever: Lemniscaat
  • ISBN: 9056377612
  • Datum bespreking: 4 Oktober 2005

Tati tilt de werkelijkheid op


Uitgeverij Lemniscaat brengt de komende tijd in samenwerking met het Filosofie Magazine een reeks boeken uit waarin filosofen schrijven over hun passie. Met als doel juist geen ingewikkelde wetenschappelijke studies te produceren, maar persoonlijke beschouwingen. Als eerste mag Ann Meskens aanvangen en dat doet ze met een boek over de Franse filmmaker Jacques Tati.

Jacques Tati (1909-1982) maakte meerdere korte en lange films waarvan er vier nog steeds tot de verbeelding spreken: Jour de fête (1949), Les vacances de M. Hulot (1953), Mon Oncle (1958) en Playtime (1967). Tati begon als mimespeler en nam deze ervaring mee toen hij films ging maken; beschouwing, humor, stilte en verwondering spelen een grotere rol dan de verhaallijn. Ann Meskens doet in haar boek een poging deze ongrijpbare komiek en filmmaker te duiden. Dat doet ze door Tati in de tijd te plaatsen en vooral in de context door middel van opvattingen over humor en architectuur.

Meskens onderneemt een vakantie naar het kustplaatsje dat de locatie vormde voor Les vacances. Het hotel, waar veel scènes werden opgenomen, blijkt nog te bestaan. Alleen heeft het geen dakraampje meer waar Monsieur Hulot een paar keer in de film zijn hoofd uitstak. Het dakraampje is er zelfs nooit geweest. Tati liet het speciaal in een studio bouwen, voor die paar keer dat Hulot zijn hoofd er uit moest steken. Meskens ziet in elke hoek wel een aanleiding om over haar passie Tati te verhalen:

Wanneer we later koffie drinken, maak ik de hotelmensen nerveus omdat ik gedurig vergelijk: wat ik nu zie – hoe het toen was. Ik zoek hoeken, trappen, uitzichten waar er geen zijn en word dusdanig gehinderd, omdat Tati om praktische redenen de entree aan de achteruitgang van dit hotel filmde.
Ik zie de kapstok wel en niet, de jassen, de paraplu’s, de visnetten waarachter Hulot zich verstopte voor het norse hotelpersoneel. En dan geloof ik mijn ogen niet: een lange kelner struikelt onhandig met de bestelling naar ons toe. Hij smijt de kopjes rinkelend op de tafel.

De verbanden die Meskens tussen haar eigen fascinatie en Tati legt, maken het boek levendig. Maar inhoudelijk interessanter zijn de verbanden die ze legt tussen de filosofie en Tati:

En soms is het onverwacht lachen om de grap die niet gebeurt. In Mon Oncle loopt Monsieur Hulot op de markt. In een slagerskraam hangen aan een haakje oude kranten waarin het vlees moet worden verpakt. Hulot stopt en begint te lezen. Je verwacht elk moment dat de slager de krant voor Hulots ogen wegscheurt. Dat gebeurt niet.
Volgens de Duitse filosoof Kant heeft humor te maken met een breuk in het verwachtingspatroon. Neem nu een ontzagwekkend iemand die uitglijdt en zo ontmaskerd wordt als het voorbeeld van loze pompeusheid. (De beroemde val van Thales, de man die de hemel wilde kennen, maar niet wist wat er voor zijn voeten lag?) Ook Schopenhauer zag de essentie van het komische in de ontdekking van een onverwachte tegenstelling of tegenstrijdigheid.
Toch roept de marktscène met de slager in Mon Oncle veeleer harmonie en respect op dan gelach. De marktkramer wacht wel even.

Naast duiding, geeft Meskens ook veel achtergrondinformatie over Tati en zijn films. Ze doen mij reikhalzen naar de films. Zo vertelt ze over de stad die de filmmaker net buiten Parijs liet bouwen voor Playtime. Hele straten met flatgebouwen (oké, enkel gevels van flatgebouwen) werden neergezet. Drie jaar lang nam hij scènes op, drie jaar lang moest de crew worden betaald. Andere filmmakers die van dezelfde set gebruik zouden maken en dus de kosten konden delen, hadden niet de tijd zolang te wachten. Tati stak al zijn, met Mon oncle verdiende, geld in dit filmproject dat hem financieel uitkleedde. Nog tien jaar na Playtime (1967) was hij schuldeisers aan het afbetalen.
Net als in zijn andere films, trok hij voornamelijk amateurs aan voor het acteerwerk. Zo is er de groep Amerikaanse vrouwen die toch niets te doen had op de legerbasis van hun mannen, die ingehuurd werd om af en toe de straat op te lopen of de roltrap op en neer te gaan. Playtime is, ook zonder deze fijne nutteloze informatie, een genot voor het oog. Maar dit soort weetjes geven je nog meer oog voor detail. Een eigenschap die het Tati-kijken alleen maar leuker maakt.

De raakste duiding die Meskens doet over Tati en zijn humor, stijl, en kijk op het leven, is dat Tati de werkelijkheid middels zijn beelden een beetje optilt. Op de voorkant van het boek heeft illustratrice Tatiana de Munck dit mooi verbeeld, door met simpele pennenstreken een vis te tekenen. Op de rug van de vis staat een Hulot-achtig mannetje. Zwemt de vis in het water? Misschien. Vliegt hij in de lucht? Wie weet. Hulot heeft alvast een sjaal om en voor de zekerheid houdt hij een paraplu boven zijn hoofd.

Ricco van Nierop