• Auteur: Ellen Deckwitz
  • Titel: Hoi feest
  • Uitgever: Nijgh & Van Ditmar
  • ISBN: 9789038896212
  • -
  • -
  • -
  • Het Woordenrijk: dinsdag 21:00-22:00
  • Stadsradio Den Haag FM (92.0 FM)
  • Terugluisteren via: denhaagfm.com
  • Datum bespreking: 7 November 2012


Het Woordenrijk is een wekelijks radioprogramma over poëzie bij denhaagfm.com (dinsdag 21:00-22:00). Het programma is een productie van het Haags dichtersgilde en wordt gepresenteerd door Harry Zevenbergen. Elke twee weken leest deRecensent een poëzierecensie voor.

Lichamelijk overdraagbare taal

(uitgesproken in Het Woordenrijk 06-11-2012)

Op Poetry International won Ellen Deckwitz dit jaar de Buddingh-prijs voor haar debuutbundel De steen vreest mij. Tijdens de uitreiking las ze haar gedichten niet voor, maar droeg ze ze voor. Uit het hoofd. De Engels uitdrukking daarvoor is nog passender: by heart. Niet zo vreemd ook voor een meervoudig poetry slam-kampioen. Het juryrapport vermeldde dat Deckwitz van begin tot eind haar taal in de hand houdt. Uit het hoofd, by heart, in de hand.

Hoofd, hart, hand. Als de poëzie van Deckwitz ergens is dan is ze daar. In hoofd, hart, handen, vingers, het in hele lijf. Oorspronkelijk in dat van de dichter zelf, maar voor de tweede keer heeft Deckwitz een bundeling taal naar buiten geworpen, waardoor haar poëzie ook bij ons onder de huid kan komen te zitten. In het eerste deel van de bundel Hoi Feest staat het volgende gedicht:

Zo belanden we elke ochtend met een rotsmak
in ons lijf. We moeten eruit,

kruipen naar de koude kant. Rollen terug,
doen alsof andermans warmte nog kleeft

aan de dekens. Om te leren houden van iets
wat ’s nachts van ons af kwam.

Wat gebeurt er hier? Wat komt er ’s nachts van ons af waar we van moeten leren houden? Warmte, misschien? Warmte, die snel verdwenen is als het andere lichaam uit bed is vertrokken? Dit gedicht heeft een perfecte openingszin. ‘Belanden we elke ochtend met een rotsmak / in ons lijf.’ Er zit een existentiële filosofische kwestie in verborgen: ‘heb ik een lijf of ben ik een lijf?’ en ook de dagelijks terugkerende schok van het leven dat niet veranderd, zit in deze eerste zin.

Deckwitz beukt er nog veel meer van dit soort sterke zinnen uit.

‘Als we het heel hard doen
schemert soms een lichaam,
licht in onze fantoomarmen.’

‘nergens een spatiebalk om een pauze in te lassen.’

‘Zal de boterhammen onder zijn deur door sjoelen.’

‘Nevel gumt alles boven de grasvlakte uit.’

In haar taal gaan veel eigenschappen van hun oorspronkelijke eigenaar op zoek naar nieuwe woorden om bij te horen: zo gumt de nevel, schemert een lichaam, lopen zorgen je achterna, regent het wijsvingers, kwijlt het land, sijpelt de ik door de muur…

Beluister hier deze recensie

Liefde, religie, het gemis van de ander en troost komen in deze bundel naar voren. En dat alles geuit in beelden en woorden van het lichaam. Geen lichaamstaal, maar taal van het lichaam. Handen die gevouwen worden, applaudisseren of branden. Vingers die in elkaar schuiven, tenen die piepen, neuzen die tegen de ander aangedrukt worden of juist dichtgeknepen worden en zelfs een lichaam dat geheel en al langs het keelgat van de ander naar binnen roetsjt. Vooral de troost is opvallend. In gedichten, maar bijvoorbeeld ook in liedjes gaat het veelvuldig over het verlies van een geliefde, maar veel minder vaak over de troost. Troost die eerst van anderen komt – de ene keer bewust als de ander je benen scheert of je haren wast – de andere keer onbewust, zoals in ‘Dag anderen, soms zit ik met jullie samen / in een coupé geperst. Zo dichtbij / dat ik stiekem warmte kan onttrekken.’ De troost komt uiteindelijk ook uit het eigen lijf, dat ondanks het verdriet, toch doorvecht.

Zoals in een gedicht uit het laatste deel van de bundel, dat ook al in bed plaatsvindt:

Na het indommelen bevoel ik mijn dekens
doe me geloven

dat lakens zijn waaronder ik lag
in plaats van lijf

Ergens tussen deze stof moet iemand zijn
verstopt die nog uitdeelt. Zet vingers
op iedere plek, probeer het lichaam

waaraan ik wende op te wekken.
Gelukkig plakt de lattenbodem

en leidt het af van degene erboven. Iemand
die zich uitput door aan anderen te denken,

die de lakens nooit zal gebruiken
om een uitweg naar buiten te knopen.

Ellen Deckwitz geeft in Hoi feest de lezers een hele berg aan beelden, soms cryptisch, soms met een taalgrap, maar meestal met rake woorden die we ons eigen kunnen maken, die we in kunnen lijven. Verdriet, eenzaamheid en troost in lichamelijk overdraagbare taal. Op een mooie manier besmettelijk.

Ricco van Nierop


Dichters op CB 2012 (niet allemaal in alle drie steden):
Pieter Boskma
Wim Brands (ook interviewer)
Bart Chabot
Ellen Deckwitz
Arjen Duinker
Lies van Gasse
Eva Gerlach
E. J. Harmens (R'dam Project)
Ben Lerner
Omar Musa (ook rap)
Roelof ten Napel
Joost Oomen
Tonnus Oosterhoff
Marek Sindelka
Nyk de Vries
Menno Wigman
Kira Wuck