• Auteurs: Het Venijnig Gebroed
  • Titel: Opgezet Spel
  • Uitgever: Poëziecentrum
  • Datum bespreking: 3 Juli 2012

you can hit ons bakkes (not so) real


Het Venijnig Gebroed is een heusch dichterskollektief (een wat?) & het bestaat uit albrecht b doemlicht, Jan Wijffels (a.k.a. Schaufestspiele und Volksbühne fibrecunt) (zo ga ik mijn zoon ook noemen) (roepnaam Fibrecunt), Denis S.M. Vercruysse, Ann Slabbinck en Frederik Lucien De Laere (was hij het niet die een kakkerlak in zijn taco vond? en die zijn koffie wat zwakker wilde? aahhh, Leve Kraakpen! 6, wie heeft hem niet in de kast?).

En wie of wat zijn zij, beste mensen? Zij “zijn podiumdichters par excellence”, jawel par fucking excellence, het staat er echt, ik verzin niets (ik verzin nooit iets).

(wat voor podiumdichters zijn ze?) (podiumdichters par excellence) (o)

Een podiumdichter is iemand die op het podium dicht maar Het Venijnig Gebroed doet nogal eens iets anders op ze buune: onaangekondigd & zwajend met speelgoedgeweren het podium van een groot poëziefestival bezetten, bijvoorbeeld (en ik kan maar niet goed uitmaken of ik die aksie übercool of juist ultraflauw vind).

Maar er is meer. Er is altijd meer. Want “[z]e declameerden poëzie op drum ’n bass-avonden, op erotische beurzen, in jeugdherbergen, op festivals, in de kerk, op de kansel, in boksringen, op stellingen, in een opera, op een lijnbus, in een planetarium, als pizzabezorgers, tijdens een schaakwedstrijd, tijdens een projectie van hun eigen film”, welja. Die Het Venijnig Gebroed. Op drum ’n bass-avonden dan nog.

(drum ’n bass. zei die gast drum ’n bass? subiet is dat hier nog dubstep ook)

Doch nu komt sij av me’ ‘ne boekskie. Een boek, u weet wel. Zoon ding met letters in. Kaftje duromheen. Titeltje erop. Ow, en een motto natuurlijk. Zonder een motto gaat het niet. Verder dan een motto gaat het niet. Het Venijnig Gebroed steelt hun motto zo maar eventjes weg bij Hans Magnus Enzensberger (over wie ik zeer gemengde gevoelens heb trouwens maar dat even terzijde): “Het past niet. / Het is niet gebruikelijk. / Het mag niet de regel worden. / Het hoeft niet. / Niemand is ertoe verplicht.” en dat is kwa motto niet halfslecht zeg nu zelf dat is een motto dat ik potdomme wel in een lijstje vastgehamerd aan de muur zou willen hebben.

Maar hoe gaat dat verder, dan zoon dichterskollektief dat een bundel schrijven doet, schrijven gaat, schrijven wil? Dit is niet zonder presedent nee dat niet. Ronny Dijksterhuis, Onno Peerlings en Arnoud Rigter (die ik jaaaaarenlang heb verward met Arnoud van Adrichem maar ook dat is maar een terzijde) schreven gedrieën de “synergetiese” (kots) dichtbundel Paragraaf 2.3 I Love You (uit welke dichtbundel mij allenig maar de zin is bijgebleven: “toen ik gisteren terug kwam van de C1000 heb ik iets beleefd”- ik beleef nòòit iets als ik terugkom van de C1000). Maar als ik eerlijk ben ken ik verder niet veel dichtbundels die door meer dan één persoon bijeengedicht werden (jawel, bloemlezingen huh huh huh).

Dus hoe gaat dat dan mensen? Dan gaat het zo: gij dicht een regeltje en dan assoosjeer ik daar een ander regeltje bij? U een woordje ik een woordje? Gezamenlijk lettertjes bijeenskrebbelun. Gezellig met suh alluh straalbezopen worden en door elkaar gaan gillen en dan op band opnemen en de transkripsie van die teep tot dichtbundel bombarderen?

Nee zo gaat dat dan niet. Dan gaat het zo: elkendeen schrijft een paar gedichten, en die gedichten raapt ons bijeen en dat noemt wij dan Opgezet Spel. En albrecht b doemlicht mag het bal openen (het zijn hier altijd dezelfden die het bal openen). En wel met een gedicht dat We didn’t start the fire.

(aaahhh, Billy Joel. op n forum op amazon dot kom was ooit een vraag: “Why do so many people hate Billy Joel?” en ik wilde daarop antwoorden met te zeggen: “Probably because he has only one decent song: ‘Pressure’” maar nog vooraleer ik dat kon neder tiepen dacht ik Wat ben ik in godsnaam aan het doen? ik sta hier godverdomme op het godverdomde punt om publiekelijk een godverdomde mening te hebben over billy godverdomde joel godverdegodver, en toen ben ik maar een eindje uit wandelen gegaan)

Het gedicht start uit met een tamelijk letterlijke weergave van de Joeltekst (voor zo ver ik die bij hart ken) (niet dus): “We didn’t start the fire / It was always burning / Since the world’s been turning / We didn’t start the fire / No, we didn’t light it / But we tried to fight it” om via loswegge “vertalingen” (“We hebben het vuur niet in gang gezet / Het brandde al altijd / Zolang de wereld draait”, en: “Ge moet niet zo kijken / Wij hebben het hier niet in gang gezet / Het was al gang / Al vanaf de eerste wereldtour, zolang”, en: “Je blik zit vol verwijten / Maar plooi de knoken van je vingertje / En roep een ander maar ter tuchte / Het was al gang”) de vrije ruimte in te schieten waar het vuur dat altijd al brandde komt te staan voor zo ongeveer alle kloterij die gaande is zolang de wereld draait.

God bijvoorbeeld, en ellende, en verwijtende vingers, en armoe, religie, poëzie, de oerknal, een kansloze jonge-mozart-wonderkind in Ethiopië zo blind als Beethoven (of was die doof), Salman Rushdie, de Ierse kwestie, de Palestijnse staat, Bin Laden of de allerlaatste hype. Gewoon. De shit die de wereld heet. Zeg maar.

En ik begijp het gedachtentreintje van albert b doemlicht wel (ik begrijp het wel, van dat vuur dat brandt, en dat altijd al brandde en dat een ander dan zegt dat GIJ het waart die die fik maakte, terwijl jij toevallig alleen maar dicht bij het vuur stond, of de eerste waart die zeggen dierf Hee er is daar fik!, (of misschien was je niet eens de eerste die BRAND riep, misschien was je alleen maar de eerste om iets te zeggen over de aard van het vuur) en dan komt het er kennelijk maar op aan om altijd maar uw bakkes te houden en nooit weer te zeggen van het vuur of hoe hevig het brandt, en zoiets open te breken, in poëzie dan maar, ik begrijp dat wel) maar ik vraag me toch af of hij niet beter een paar stasjonnekes eerder uit dit gedachtentreintje gestegen was. Zodat. Ik maar zeggen wil. Dat deez hier opening van dit hier Venijnig Gebroed me niet gans overtuugd. En dan moet je nog zoon gansch heel boek.

En ja. Want zo gaan die dingen dan. ‘Tegenfiguren’, met zijn draken van zinnen als “we snoepten van elkaar” & “alsof we afdwalen naar de staart van het verhaal” & “we groeiden terwijl we stoeiden / en werden wijs voor onze tijd” & “iemand werd de ander / de ander werd iemand”, might as well be the ugliest gedicht i’ve read so far this year.

Het is het derde gedicht in deez’ album (het twede was een partituurtje van Jan Wijffels en het heette ‘Roboperdsesnerfs by pulling up my boekweit’ en behalve de titel vond ik de zin “you can hit ons bakkes real” het enige interessante daaraan) & het is de eerste bijdrage van Denis S.M. Vercruysse. En ik lees het, en ik denk: “we snoepten van elkaar”???!!! IS THAT GUY KIDDING???!!! En ja, want zo gaan die dingen dan. Bij nu las ik reeds de woorden van drie der vijf dichters vant kollektief & godeverdoemmij maar niets hitte mijn bakkes real totnogtoe, en moet ik dan al mijn hoop leggen in Anns handen?,

(ow Ann hoe ligt gij daar opput omslag heeltemaal op de bodem van het zwembad, er is geen verder neer)

of in die van Frederik?

En ja, want zo gaan die dingen dan: ik ben de recensent en ik krijg dit boekje opgestuurd, het komt zomaar doorheen die brievenbus van ons zeilen (echt waar! kom zelf kijken!) en ik lees dat dan, want ik ben een vriendelijk mens. Maar u bent geen recensent, en u leest de bundel van een dichterskollektief van vijf en drie van ‘em hebben u nog niet weten te overtuigen nie en dierhalve zijn er nog maar twee partiesiepanten meer over die misschien eliviaasie in hun pen hebben – kansen zijn, zomaar, dat u dan uw goesting verliest om nog verder te lezen.

En dan zegt Ann: “ver onder de sterren // wacht ik // boven op een berg appels / die langzaam roesten / in de avondzon” & dat is al iets beter misschien (behalve dan die sterren ik zou echtwaar gelukkig zijn als ik nooit meer een gedicht hoefde tegenkomen met sterren erin), en zegt: “huil als het godverdomme regent” & dat is al iets beter misschien, en zegt: “val langzaam / en zeg me wat je ziet” & dat is al iets beter misschien.

En Frederik zeilt omlaag vanaf de glijbaan int subtropies zwemparadijs (en mekkert gvd ook al iets over sterren) & de fucking doodsstrijd is nu eindelijk ten einde en dus kan er weer naar hartelust geëvolueerd worden “van amoebe tot froebel tot volwaardig badgast” & dat is al iets beter misschien; “tot ziens in de kabine” zegt hij ook nog tot besluit & dat is al iets beter misschien (al had ik het geloof ik nog een ietsje beter beter gevonden als het “tot ziens in de kantine” was geweest) (welke kantine?) (de kantine vant subtropies zwemparadijs natuurlijk truttemie) (tis in die kantine waar het zwemparadijs een zwamparadijs wordt, u weet).

En net genoeg overtuigd (maar dan ook maar nèt, mensen!) blijf ik zitten voor ronde twee. En in ronde twee gaan de kleren uit. Welja. Een beetje huid & de mensen blijven wel zitten. Komt aan. Komt op. Al snel. Als twede. Na een nauwelijks meer dan “aardig” te noemen gedicht van De Laere. Komt aan. Komt op. Jantje Wijffels. En hij doet iets dat ‘Soft Porn’heet. En ineens valt mijn franc: Wijffels doet aan vizuele poëzie (f’daar t partituurtje daarstraks!). Aan “zieteratuur” (kots x2) (sorry, Karel).

En ik kan ‘Soft Porn’ sieteren, want er is tekst bij dit vizueel gedicht (elk goed vizueel gedicht bevat tekst alsjehetmijvraagt) (en nog meer tekst ook alsjehetmijnogeenkeervraagt) (ik ken wel: de meest verregaande eksperimenten hierin) (Helen White bvb) (of Peter Meijboom) (G.J. de Rook misschien) (Frans Vanderlinde) (Tom Ockerse) (Renaat Ramon) (herman de vries) (Jan van der Hoeven) (& Paul de Vree ofcourse want zonder Paul de Vree gaat het niet verder dan Paul de Vree gaat het niet) (de meest verregaande eksperimenten, dus, waarin er vrijwel geen tekst meer overschiet) (tenzij in een puur beeldende funksie) (en dus geen tekst meer is) (maar beeldende kunst) (met letters in) (ken ik) (ken ik allemaal) (maar vind ik) (als dichtkunst) (niet bijster interessant meer) (als beeldende kunst daarentegen) (des te interessanter); ik kan het sieteren dus, en ik ga het ook sieteren, ik sieteer het nu:

wat betekent soft porn nog to you you you

is dat als een hot stud voor een fondueset aanbelt
waarvan de female fond eerder vet
en l’autre fond als entrée in een voetbalmove
afschermt zijn chansonnier au lieu de se laisser aller

is dat geen fondue voor u maar een soufflé

is dat als de bluf van uw bokkekont de arrogantie ten top
en gij derop en daarom je outsmart, you fucking retard

is dat die californian bries die nu mankeert
wanneer je broek zonder contenu passeert

is dat als alles uitmondt in een treesome
met een eik, beuk en willy wilg

is dat als ge luistervinkt en op café goed klinkt
zodat die van bij ons haren borstkas staat niet meer waterpas

is dat een zanger die niet zingt great balls of fire
maar great bra’s of fire
of past voor u meer great grandma’s of fire

of is dat u domein nie,

als soft porno nog iets betekent
dan is het een potpourri een pot popcorn
gisteren speelde ik een doctor zhivago op nintendo
pour moi was dat soft porn

maar bedenk u dan wel dat hoe tof dit reeds is; in deez’ hier weergave krijgt u er nog de helft niet van mee van hoe het in de bundel staat.

En ook Ann gaat naakt (wow): “Ik vraag je / lik me tot ik val / lik me tot ik kom / lik me tot ik in de bomen hang / en sterren zie” en ik denk: Okee (maar eerder nog die avond vroeg ze “of jij het ook weet / dat de bomen in mijn tuin trager bloeien / als je aan de winter denkt / en niet aan mij” & en das al beter misschien en lik haar dus maar tot haar bomen bloeien, tot ze in die bloeiende bomen hangt),

en albrecht b doemlicht vraagt honderdduizend keer “neem mij” en doorspekt dat met (amerikaanse) modewoorden, stoplappen, marketingskreten en managerstaal (en nog wat halve songteksten to top it off) & das zeker beter al, stukken beter al dan zijn We didn’t start the fire en okee zeg ik dus, okee dan maar weer zeg ik, hoewel niet ganzelijk overtuigd van dit (soft)pornouurtje (als lateavondteevee) dat deze ronde was, zeg ik toch okee en blijf nog even zitten, nog eventjes maar, om te zien wat weeral een volgende ronde brengen zal, waarover het volgend program gaan zal.

En zo stuwen ze je voort, dit Venijnig Gebroed hier, ronde na ronde.

Niet prachtig genoeg om brullend van antoezjazme de bladzijden om te blijven slaan, bladzij na bladzij tot er heeltemaal geen bladzijden meer over zijn om om te slaan. Het soort antoezjazme dat je doet willen een vriend bellen (of beter nog: een vriendin) (of anders gewoon maar je vrouw wakker maken), midden in de nacht, om al die prachtgedichten te kwoten. Nee. Niet dat soort pracht. Niet dat soort antoezjazme.

Maar ook niet slecht genoeg om het terzijde te kwakken en nooit of nooit nog iets van Het Venijnig Gebroed te willen weten. Gewoon. Netaan. De befaamde zeventjeskultuur. Deel na deel net niet weg gejaagd blijf je zitten. En doorlezen. Omdat het niet slecht genoeg is voor het andere. Omdat het net goed genoeg is. Omdat er niks beters te doen is.

Want het zal niet stoppen, wel? Het zal nooit stoppen. Het zal altijd maar doorgaan. Met het riftje-raftje, het uitschot & de groezeling. Met het gewriemel van de grauwte, het opgepompt putwater & de krakkemikkige jannemannen die hespenworst op hun boterhammen leggen. Animalculisten van het zeventiende knoopsgat die zich wentelen in de weldaad van de erfzonde (nah dat van die erfzonde weet ik nog niet zo zeker, maar dat zeventiende knoopsgat staat als een paal boven water) (het is de paal, het is het water, het is dat wat niemand ontkennen kan) (ow ontken mij zwijg ons dood hou je bek tot het woensdag is).

De rode prijzen van de Colruyt. Jaja. De kortingen opput klein-elektra in de Grand Bazar. Ook. Altemaal. De Iron Man ook. Die vooral. Benidorm, bussen & versierde stoomboten uit Spanje. En no more belkrediet.

En alles meer dat poëzie is. Het spul waarvan gedichten gemaakt is. En waardoorheen ze je slepen, dees hier Venijnig Gebroed, ronde na ronde, bladzij na bladzij, gedicht na gedicht, omdat je zitten bleef, omdat je lezen bleef, omdat er toch niks beters te doen was.

Die gedichten. De vele vele vele vele “aardige” gedichten van het kaliber ‘Geringeloord door een muggenzifter’ (Jan Wijffels), of naja, naam er èèn en het is er èèn.

Het enkele rotslechte kutgedicht ook. Zoals ‘Itsukushima’ waarin een braakmaker als: “Schanierpunt waar de ware / wereld uiteindelijk een fabel wordt” (schanierpunt waar de ware wereld uiteindelijk een fabel wordt? IS THAT GUY KIDDING?) (en ja ‘Itsukushima’ is – u raadt het reeds – van de hand van Denis S.M. Vercruysse) (jongens, gooi deze Denis S.M. Vercruysse subiet de band uit) (…euh… de dingens) (tenzij hij PER ONMIDDELLIJK alleen nog maar stukjes wegschrijven weet a la het twede deel van Babel).

En het zeldzame GENIALE GEDICHT zoals ‘Het zal niet stoppen’ (waaruit ik hoger jatte). Het is van albrecht b doemlicht. Maar de geesten wajen er van Boon en van Berckmans. En gesproken van die laatste: er is een heusche ode aan hem in deez bundel ook. Jan Wijffels schreef het en naamde het ‘Ode to JMH’ en het is inderdaad as JMH as things get.

Al bij al overtuigt Opgezet spel niet heeltemaal. Het overtuigt niet als wat het is: het produkt van een poëziekollektief omdat ik niet de meerwaarde zie van het kollektief. Dit had evengoed een bloemlezing kunnen zijn of het eerste nummer van een vijfmansblad. Elke afdeling kent –min of meer- een “thema” of naja, een Geest of iets, iets wat de neuzen der poëten min of meer dezelfde kant heeft doen opstaan. Maar een “totaalkunstwerk” is het niet; de “synergie” (kots x3) van, naja, lawwezeggûh, Paragraaf 2.3 I Love You ontbreekt enigszins.

En het overtuigt inhoudelijk niet als er te weinig ècht begeesterende gedichten in staan. Maar ja. Deze hier albrecht en Jan en Denis en Ann en Frederik zijn dan ook podiumdichters. Par excellence nog wel. Dus. Misschien moet je dit in een zaal zien. Doe de zaallichten aan. Sluit uw ogen. En laat deze bundel integraal voor u deklameren. Door uw vrouw. Met heur welluidende stem.

tim donker