• Artiest: Kajkyt
  • Titel: Krst
  • Label: Chmafu Nocords
  • Datum bespreking: 14 Juli 2010

wat je was, en zijn zal


Hoe gaat dat dan, vraag je je af. Hoe gaat dat dan? Dan gaat het zo:
Hij zit daar maar. Hij neemt een slok whisky. Hij staat verbijsterd naar de woorden die hij zojuist geschreven heeft:
Stel je voor.,
staat daar. “Shit,” denkt hij, “zo kun je toch godverdomme geen resensie beginnen?” Maar het staat er echt. Stel je voor, staat er. Niets anders.

De woorden zijn opgeroepen door de muziek. Daarvoor buigt hij deemoedig het hoofd. Als recensent is hij slaaf van de muziek. Hij schrijft maar wat de muziek hem opdraagt. Niets meer. Niets minder. Dus als de muziek hem zegt deze resensie te beginnen met Stel je voor, dan begint deze resensie met Stel je voor. Als is het dan een godverdoemmes klotekliesjee.
Dus. Stel je voor, schrijft hij. En: dat je iemand tegen zou komen. Nu staat er: Stel je voor dat je iemand tegen zou komen. Hij kan er nog steeds niet van houden. Maar de muziek wil het. Wil:
Stel je voor dat je iemand tegen zou komen. Iemand van vroeger. Iemand om wie je gegeven hebt. Veel. Een vrouw. Laat het een vrouw zijn. Laat het een vrouw zijn waar je heel veel om gegeven hebt. Het hoeft niet perse een oude vlam te zijn. Al zou dat helpen. Je zou haar gewoon zo maar ergens tegenkomen. Na vijftien jaar, of langer nog. Het zou niet zo gaan dat je haar gezocht had. In een van je nostalkiese buien waaraan je dagen zo rijk zijn en je nachten nog rijker. Of een van je dronken buien misschien. Of een kombinaasie van die twee. Het komt voor. Je denkt aan oude tijden, en aan hoe ze zoveel leuker waren dan ze werkelijk waren, en je zoekt de mensen die daarbij horen misschien ieverans op the internet. Maar dit keer zou het zo niet zijn. Je zou gewoon op straat lopen. Je zou op weg zijn naar een afspraak misschien. Of het zou een vrije dag zijn, en je zou gewoon maar wat kuieren. Ineens kom je haar tegen. Ineens staat ze daar. Weer. Na vijftien jaar.

Stel het je voor. Er ontspint zich een gesprek tussen jullie. En verdomme, het is niet eens een moeizaam gesprek. Eigenlijk is het een ontspannen, humorvol, prettig, fijn, mooi gesprek. En het ene woord neemt het andere mee. Jullie besluiten op kaffee te gaan. Je was bij nader inzien toch niet op weg naar een afspraak. Wanneer zou je trouwens ook ooit. Jullie gaan op kaffee en jullie drinken, en lachen, en praten. Over jullie nieuwe levens, jullie nieuwe liefdes, jullie nieuwe banen, jullie nieuwe bestaan. En het is mooi. En later, in de nacht, als je terug naar huis loopt, denk je dat een deel van je altijd zal blijven houden van die vrouw.

En subiet voel je je schuldig. Niet omwille van je vrouw. Niets of niemand komt ooit tussen jou en je vrouw. Niets of niemand zal ooit boven je vrouw komen te staan. Dat weet je. Dat weet je eenvoudigweg. Je voelt je schuldig omwille van jezelf.

Gewoon. Omdat je dacht dat die vrouw. Dat zoon soort vrouw. Dat een vrouw als zij. Dat die hoorde bij vroeger. Bij wie je toen was. Je dacht dat je het achter je gelaten had. Je wist niet dat je haar dat je een vrouw zoals zij dat je die vrouw ooit nog zo lief zou kunnen vinden als je zojuist deed. Het voelt als verraad aan jezelf. Het voelt als wakker worden en terug twenty-something zijn, en die ellende had je toch gehad, met dat stomme twenty-something zijn. Het voelt als terug wonen in je oude huis, en het nieuwe was groter, en mojer, en verdomme dat oude huis was je hoe dan ook ontgroeid. Het voelt als regressie. Het voelt prettig. Het voelt goed. Maar het voelt ook als regressie.

Zo. Dat schrijft hij. Dat schrijft hij allemaal. En hij overleest wat hij geschreven heeft, en hij is er nog steeds niet wild van. Maar hij kan zich bij zijn eigen woorden een bepaalde vrouw voorstellen en hij denkt dat dat goed is. Dan is het in elk geval beeldend genoeg, mompelt hij. Tegen niemand in het biezonder. Tegen de muur achter zijn kompjoetur misschien. En dan komt het. Komt het gevreesde bruggetje. Want nu wil hij gaan praten over Krst van Kajkyt. En hij wil een vergelijking trekken tussen de situwasie met die vrouw van vroeger, en het luisteren naar deze seedee. En dierhalve zal hij die gevreesde, die walgelijke, die belachelijke woorden uit zijn botten moeten slaan:

Zo ook is deze seedee

en godverdomme hij zit brakend achter zijn kompjoetur wil je wel geloven. Maar hij schrijft. Dapper. Verder.

Zo ook is deze seedee. Krst van Kajkyt. En aannemen mogen we, aannemen doen we, aannemen kunnen we dat Krst voor Krist, Christ, staat. En Kajkyt voor het janken van de gele hond. De seedee komt in een zwart vierkant doosje. Zwart alles zwart. De seedee zwart (zelfs de afspeelbare zijde!). Het doosje zwart. Het binnenhoesje zwart. De losse kaartjes die bij de seedee in het doosje zitten zwart. Alles zwart. Behalve een ding. Het kruisbeeld. Dat is wit. En overal dat witte kruisbeeld in die zee van zwart. En sommige kruisbeelden staan fier overeind. En andere liggen op hun linkerzijkant. En andere liggen op hun rechterzijkant. En andere staan ondersteboven. Satanskruizen.

Die zweer. Zo al niet At war with Satan van Venom, dan toch wel – naja. Throbbing Gristle. Spk. Swans. Alien Sex Fiend. Scraping Foetus of the wheel. Nurse with wound. Psychic tv. Nine Inch Nails. Coil. Misschien zelfs. Test Department. Sjaak wilde je o zo graag die elpee lenen van Test Department. Je wilde niet. Je haat het om elpees te moeten lenen. Als ze goed zijn is het alleen maar een hard gelag dat je ze ooit nog terug moet geven. En anders. Je zit daar maar met zoon domme elpee. Heel de weg naar huis fiets je over eieren gelijk omdat je bang bent een krasje op die elpee te zullen brengen dat er nog niet was. En zoon ding staat in je kamer, op je platendrajer, je moet hem godverdomme het weekend echt es drajen, hij moet terug, Sjaak wacht erop. En het was godverdomme midst de eindeksamens, wie leent er nu elpees uit midst de eindeksamens, eigenlijk moest je blokken. Maar je luistert hem toch maar, en je vindt er geen donder aan. En je kunt nooit zomaar zeggen dat je er geen donder aanvindt, je kunt ook niet zeggen dat je hem erg goed vindt, die eikels gaan je altijd vragen. Wat vond je van Dit Nummer, wat vond je van Dat Nummer. Je wil dat gezeik niet. Je haat het om elpees te leen te krijgen.

Bij het allerlaatste eindeksamen nam je die Test Departmentelpee weer mee terug naar school. Sjaak was er niet. Die zak miste graag alles, die zak miste zeker ook graag een belangrijk eksamen.

Bij de diplomauitreiking was hij er ook niet. Later hoorde hij dat hij naar Zuid-Amerika was afgereisd. En nu tussen de indianen zat. Ofzo.

Die Test Deparmentelpee heb je nog steeds. In het tasje waarin Sjaak m aan je gaf. De elpee staat op zolder, het tasje errond.

Het is de muziek die je dacht ontgroeid te zijn. Zwarte romantiek noemde je dat. Godverdomme, wist jij veel. Je was zeventien, of achttien, of negentien, en alles wat duister was vond je interessant. Met al je kleren zwart, al je gedachten zwart, en de kringen onder je ogen zwart. Zelfs de godverdomse nacht vond je interessanter dan de dag. Heelderdagen ofnee heeldernachten zat je daar. Voor het raam van je slaapkamer. Je zat in de vensterbank. Je dronk bier. En keek naar buiten. Daar was niks te zien natuurlijk, alleen af en toe een auto die langskwam. Of een fietser. Maar je zat daar, je dronk, je keek, en je had zoon seedee in de speler. Niet te hard natuurlijk. Want dan gingen je ouders zeiken.

Dat was toen. Dat was die gozer die je toen was. Nu ben je die gozer niet meer. Nu heb je ook overdag leren leven. Je hebt een vrouw, een baan, je kunt je redden in de maatskappij. Je hebt geleerd dat al die donkerdoenerij zomwijlen naar aanstelleritus neigen kan. En dat er zoveel andere muziek is, ook mooi, en niet perse duister.

Sjee. Dan komt Kajkyt. En HET IS GODVERDOMME DE MOOISTE SEEDEE SINDS JAREN!!! (of naja, in ieder geval sedert de vorige mooiste seedee sinds jaren). Shit. Shit. Shit. Weer terug bij af. Als die droom die IEDEREEN volgens mij wel een keer gehad heeft: je wordt gebeld door je oude school, er is een fout gemaakt met je eksamen, je hebt je diploma helemaal niet gehaald, je moet weer terug naar school, je moet bepaalde vakken overdoen, je staat daar weer, in alle vroegte, in het fietsenhok, je blaast wolkjes in de winterkou, de plaat van Sjaak hangt aan je fietsstuur, je denkt Hier ben ik godverdomme toch veels te oud voor.

Hier ben ik toch godverdomme veels te oud voor. Ik ben toch veels te oud om dit soort dingen nog mooi te vinden. Denk je. Maar je vindt het wel mooi. Bloedmooi zelfs. Als je nog tranen overhad, zou je janken om deze prachtmuziek. Maarja. Die tranen heb je allemaal al gestort toen je die vent in de vensterbank was.

Er is één redding. Kajkyt laat een “gematureerd” geluid; het klinkt oneindig veel subtieler dan die dik houten planken die hun zaagsel toen via de boksen van je stereo je kamer in spuwden. Ga maar na. Vier tracks in vijfenzeventig minuten. Het bouwt op, gaat niet al direkt op de vuist lijk de onbezonnen jongelingen. Het is al een halve minuut voor je daadwerkelijk iets van een geluidje horen kan, en pas na drie minuten zet iets als een bietje in. Naja. Een bietje. Het klinkt eerder of iemand zonder al te veel lust af en toe met een stokje op een omgekeerde emmer tikt. Acht minuten ver, en de gebruikelijke dark ambient-geluiden voegen zich toe aan wat tot dan toe niet meer dan een heerlijk verslavend basje en die lome biet was. Gezoem. Gesuis. U kent het wel. Nog eens vier minuten later krijgt de drummer er ineens zin in: hij gaat ineens zijn hele drumstel gebruiken voor een prachtig tamtamtamTAK tamtamtamTAK tamtamtamTAK tamtamtamTAK, heel de tijd maar tamtamtamTAK. Het is zoon beetje alles wat we deze track te horen zullen krijgen.

De twede track trekt presies op de eerste, alleen komt er ook nog zang bij. Met een beheerste, bijna klassieke zangstem zingt een man iets in een taal die je niet spreekt maar die heel erg mooi klinkt. Het kon een taal ween die je zou willen spreken, nu, gelijk, struin the internet af naar loi taalkursussen, alleen je weet niet welke taal dit is. Naar het einde toe wordt het nog bijna heftig ook, maar de mannen hervinden hun rust en sluiten al net zo ingetogen onderhuids broeierig af als ze begonnen zijn.

Meer. De derde track. Lichtelijk eksperimentele klanken doen hun intrede. De drummer weet na al die tijd ook niet meer waar hij het zoeken moet en begint uit louter frustraasie maar door zijn trommels heen te meppen. Elektrieke gitaren fuzzen en zoemen en jammeren en janken. Later zwakt de herrie af, zwevend, hangend in midderlucht sluiten we af. Gezongen wordt er deze track niet. Dat was ook niet nodig.

Vierde track herneemt de rust van de eerste (eigenlijk zijn alle track gewoon versies van die eerste). Al klinkt het stokje-op-omgekeerde-emmer nu elektronieser dan eerst. Het blijft wel een uiterst eenvoudige biet. Dat wel. Het koor zet in en zingt op zijn allerbiezantijnst AAAAHHH HAHAAAHHH, en de biet wordt aanvankelijk aarzelend maar al ras steeds heftiger overgenomen door zoiets als een echte drummer met een echt drumstel. Je kunt het nauwelijks geloven, maar hij durft ook zijn simbalen gebruiken nu.

Deze plaat werd gemikst door Oktopus van Dälek en verrek ja, iets van hun donkere hiphop herken je wel terug in Krst. Een soort vertraagde Dälek. Met zang. Maar er is meer. Onder de noise, de elektronika & de guitaren kun je Eyvind Kang horen, echt waar, kom luisteren. Niet Eyvind Kang zelve natuurlijk, maar de zweren zoals hij die neerzet. En met een beetje goede wil klinkt dit zelfs een beetje als… Arvo Pärt, ik mag liegen als ik niet de waarheid spreek. Duister, ja. Maar n soort oost-europeese duisterheid. Hoe kultureel verantwoord. Dàt is je redding.

Zo schrijft hij. Dan is de seedee afgelopen, de resensie geschreven. De kompjoetur gaat uit. En hij de deur. Het is per slot van rekening nacht geworden, en hij is nu voor één nacht terug een nachtvlinder. In de hal kijkt hij in de spiegel. Hij probeert te ontdekken of hij er woest aantrekkelijk uitziet, of alleen maar woest misschien.

Zo. Zo gaat dat. Je wilde weten hoe dat dan ging. Wel. Nu weet je het.

tim donker