• Interview: Theo Niekus
  • N.a.v.: Tijdschrift Report
  • Verkrijgbaar via: site van Theo Niekus
  • Datum bespreking: 24 November 2009

Een bevlogen straatfotograaf


Op de filmposter van de film ‘Le genou de Claire’ (1970, Eric Rohmer) draait het om een klein gebaar. De man en de vrouw op de poster lijken niet veel met elkaar te maken te hebben, het zijn zeker geen geliefden, eerder vreemden. Maar terwijl de vrouw op een stoeltje zit en de man eraan voorbij lijkt te lopen, half gebogen alsof hij net is opgestaan, rust de hand van de man op de knie van de vrouw. De aanraking heeft niets vertrouwds maar ook niets opdringerigs en om de aanraking toevallig te noemen is hij weer te uitgekiend. Theo Niekus gebruikt op zijn site een citaat uit de film waarin de hoofdfiguur vertelt over de betekenis van die ene enkele aanraking van de knie van Claire. Niekus: ‘Als kind fascineerden die plaatjes uit die film me al – de afstandelijkheid tussen die twee terwijl zijn hand op haar knie rust. Die man uit de film heeft de filosofie dat als hij zijn hand op haar knie mag leggen, hij haar feitelijk al veroverd heeft. Verder hoeft hij er niks mee. Zo fotografeer ik ook. Ik raak het even aan en dan ben ik weer weg.’

Theo Niekus (1956) fotografeert bijna iedere dag zo onopvallend mogelijk mensen op de drukste straten van Amsterdam (met name Damrak, Rokin, Leidsestraat). ‘Ik wil de mensen zo min mogelijk tot last zijn’, vertelt Niekus, maar dat wil hij niet alleen omwille van de mensen zelf. ‘Als ik tegen mensen praat en ik maak een foto, dan is voor mij de helft van het leven er al uit.’

Tot nu toe staat hij vooral bekend om de zwart/wit foto’s uit zijn laatste twee fotoboeken Pasatiempo (1998) en Damrak (2005), van ongemakkelijke en daardoor komische situaties van mensen op straat. Deze foto’s zijn onderdeel van een grotere, maar nog niet in zijn geheel gepubliceerde serie: een encyclopedie van menselijke handelingen op straat.

Ondanks het ongemak krijg je niet het gevoel dat de fotograaf zich boven de mensen die hij fotografeert verheven voelt. Misschien is het zachtaardige in de foto’s van Niekus te traceren tot zijn niet al te nadrukkelijke stijl – de wat grijzige afdrukken en drukke composities, die vaak pas bij nadere inspectie erg goed in elkaar lijken te zitten. Het is alsof je de foto’s bekijkt van iemand met de humor van Martin Parr, maar tegelijkertijd ook met de houding ten opzichte van de mensen die hij fotografeert als die van meer zachtaardige fotografen als Helen Levitt of Tom Wood. De foto’s van Parr vindt Niekus niet altijd even fijn om te bekijken, maar met de fotografie van Wood heeft hij een duidelijke klik. Niekus: ‘Ik ken hem niet, maar gevoelsmatig is hij een soort maatje.’ Niekus’ eigen fotografie draait volgens hem ook niet om humor, zoals bij Parr: “Ik was er nooit zo mee bezig om grappige dingen vast te leggen. Iedereen vond het altijd grappig, terwijl ik zelf helemaal niet het idee had dat het allemaal zo grappig was, ik was gewoon bezig die handelingen en bezigheden vast te leggen.’

Theo Niekus, foto: Liza de Rijk

Ruim tien jaar, tot 2005, werkte Niekus aan de encyclopedie. Het leverde een verzameling van 2400 foto’s op, verdeeld in honderd categorieën als ‘Aanraken en voelen’, ‘Wachten’ of ‘Graaien, grijpen en aannemen’. Niekus: ‘Ik heb zoveel jaren met al die thema’s in mijn hoofd rondgelopen. Na de encyclopedie wilde ik weer helemaal vrij zijn om te fotograferen wat ik wilde.’

Tegelijk met dit nieuwe voornemen maakte Niekus in 2006 de overstap naar de digitale fotografie. Afgelopen lente maakte hij een tweede grote switch door de 50 millimeter lens waarmee hij tot dan toe altijd had gefotografeerd in te ruilen voor een 35 millimeter lens. Een lens die door zijn grotere hoek dwingt de mensen van nog dichterbij te fotograferen dan hij al deed. Een verandering die hem er snel toe zette om, opdat hij onopvallend te werk kan gaan, bijna nooit meer door de zoeker te kijken als hij een foto maakt.

Vind je het niet jammer dat je niet meer door de zoeker kijkt?

Niekus (lachend): ‘Nee, ik vind zo kijken (houdt een denkbeeldige camera op heuphoogte) leuker dan zo (houdt een denkbeeldige camera voor zijn neus). Het is eigenlijk maar een belemmering, een camera voor je neus.’

Foto: Theo Niekus

Dit is prettiger fotograferen?

‘Nou, het voelt wel een beetje sneaky, ik heb er wel moeite mee om op deze manier te werken. Maar het is de enige manier om te krijgen wat ik hebben wil. Ik wil mensen ongeposeerd op de foto’s en deze lens laat het toe dat je zo werkt. Door de grote hoek van de lens en het hoge aantal megapixels van de camera zijn de mogelijkheden tot kroppen [het aansnijden van foto's - LdR] veel groter, dus wat zal ik lopen turen en mierenneuken om op composities te gaan letten? Ik houd de kadering niet meer in de hand, laat die komen zoals die is.’

Foto: Theo Niekus

Je voelt je door je digitale camera meer bevrijd, omdat je meer uit kan proberen?

‘Bevrijd, ja. Ik heb het idee dat ik het leven nog dichter op de hielen zit, de foto’s worden er levensechter van, het leven spat ervan af. Ik heb nog nooit zoveel gefotografeerd als afgelopen zomer, 4 tot 9 duizend foto’s per maand. En ik heb op straat ook nog nooit mensen van zo dichtbij gefotografeerd. Het is een serie ongeposeerde portretten waaraan ik nog werk, het moet een boek worden. (Laat wat van die foto’s zien op zijn computer) Zie je, het zijn niet meer van die plaatjes.’

Hoe bedoel je? Ik vind het erg mooie foto’s, oftewel plaatjes.

‘Ik heb nog lang gehad dat ik van die mooie gecomponeerde Henri Cartier-Bresson-beelden maakte. Dat doe ik nu alleen nog als ik me onzeker voel, mooie plaatjes worden op den duur saai, daar ben ik nu niet meer mee bezig. Maar als je gaat selecteren dan zoek je toch weer de mooiste plaatjes uit. Dat kan wel eens moeilijk zijn: dit is een mooi beeld, maar het is saai, of hier zit een hoop leven in maar hij is gewoon niet goed.’

Misschien houd je van een ander soort mooi dan Cartier-Bresson? Bij de foto’s van Cartier-Bresson (een soort godheid voor veel fotografen) zie je in één oogopslag dat die goed in elkaar zitten. (Mijn oog valt op de foto op Niekus’ computerscherm: een concertfoto, ik heb al een paar keer eerder naar deze foto gekeken, maar zie opeens dat er haast midden op de foto een jongen met gitaar op het podium op zijn rug op de grond ligt) Wauw, die jongen had ik nog niet gezien...

‘Ja, dit is een rare foto, hij valt helemaal uit elkaar. Maar dat vind ik spannend. Hoe langer je ernaar kijkt, hoe meer je ziet, daar houd ik van. Laat ik het zo zeggen, mooi komt voor mij op de tweede plaats. Het leven dat erin zit, dat is voor mij het belangrijkste... Soms moet ikzelf ook wennen aan een compositie die uit mijn camera komt. Deze foto bijvoorbeeld, (laat een foto zien) het gezicht van die vrouw valt hier half weg, ze staat met haar neus op de rand van de foto. In eerste instantie dacht ik: jammer, dat was niet de bedoeling. Maar als je langer kijkt wordt ie toch mooi, door die blik van de vrouw en die auto daar en dan blijkt dat als je het nog een beetje kropt dat dan alles opeens goed in beeld staat, vreemd genoeg.’

Kan je lang naar je eigen foto’s kijken?

(Bedachtzaam) ‘Ja, ja, ja... Ik zou mijn foto’s voor niemand in willen ruilen hoor.’ (we lachen)

De foto’s in het eerste nummer van zijn tijdschrift Report zijn grotendeels nog van voor afgelopen lente, met de 50 millimeter camera gemaakt. Maar ook in deze foto’s zie je de ontwikkeling die hij in die ongeposeerde portretten doortrekt: Niekus fotografeert steeds meer kleinere momenten, het zijn ook minder vaak duidelijk grappige momenten.

Niekus: ‘De momenten worden intiemer, dat klopt. Dat komt misschien ook omdat ik al zo lang op dezelfde plek fotografeer. Ik vind dat teveel fotografen rondreizen om zich te laten verrassen wat ze aan de andere kant van de wereld tegenkomen. In je eigen omgeving kun je veel dieper gaan, dat vind ik belangrijk.... Maar misschien ligt het ook niet zo in mijn aard. Ik kan niet ergens instappen, foto’s maken, om er vervolgens weer uit te stappen. Ik blijf gemakkelijk rondlopen met de dingen die mensen mij vertellen.’

Je praat niet met de mensen die je fotografeert, maar praat je dan wel met andere mensen op straat?

‘Ja zeker. Dat maakt dat het ook leuk, dat je af en toe contact hebt met mensen. Soms sta ik uren te ouwehoeren en dan denk ik, godverdomme, ik moet nu wel weer eens aan het werk. Mensen vertellen soms hele verhalen.’

En heb je nooit eens de neiging om iets met die verhalen te doen?

‘Als het me boos maakt, ja. Ik heb een paar keer een stuk opgestuurd aan het Parool en dat dan geplaatst werd maar laatst zijn ze er, n.a.v. een stuk wat ik ze stuurde, zelf mee aan de haal gegaan – ze maakten er een nog groter stuk over, voorpaginanieuws is het geworden, over fraude op de Damrak, met vele gedupeerde werknemers en een werkgever die met miljoenen op zak van de overheid met de noorderzon is verdwenen.’

Hoeveel werk je eigenlijk wel niet?

‘Ik werk alleen maar. Als ik op vakantie ga werk ik ook. Alleen ’s ochtends niet, dan ga ik daar (wijst naar een balkonnetje) koffie drinken en een boek lezen. Door de digitale fotografie is het alleen maar erger geworden. Dat is een groot verschil. Vroeger stond ik soms twee weken dag in dag uit in de doka. Dan had je de hele dag in de doka gestaan en had je ‘s avonds zoiets van pfoe... Boekje en een glas wijn erbij. Nu zit ik ’s avonds ook de hele avond achter de computer.’

Had je dertig jaar geleden kunnen voorspellen dat je zo een bevlogen straatfotograaf zou worden?

‘Nee, ik wilde schilderen. Ik ben in de fotografie gerold omdat ik van mijn ouders niet naar de academie mocht en de MTS voor fotografie in Den Haag vonden ze dan wel een goede vakopleiding. Het was een compromis. Na die opleiding, toen ik in Amsterdam ging wonen, ben ik alsnog schilder geworden. Maar ik ben zo een workaholic dat als ik aan het schilderen ben ik gewoon de hele dag in m’n atelier zit. Ik kwam er niet meer uit en werd helemaal contactgestoord. Op een gegeven moment zag ik ook geen ontwikkeling meer in het schilderen, had ik het gevoel dat ik in cirkeltjes aan het draaien was... Op een dag, het was 1989 of ‘88, was het erg mooi weer en toen zat ik daar weer in m’n eentje te ploeteren. Ik dacht: verdomme, wat doe ik hier? Weet je wat, ik pak mijn camera en ga naar de drukste plek van de stad, ik wil zoveel mogelijk mensen zien. Dus ik heb het helemaal omgedraaid, heb mijn camera gepakt en ik ben mensen gaan fotograferen.’

Liza de Rijk

Tijdschrift Report is verkrijgbaar via de site van Theo Niekus