Tongen met Stipe

Afgelopen donderdag, 26 juni, ging Rock Werchter editie 2003 van start met naar verluid spectaculaire optredens van Björk, Radiohead en Underworld. de Recensent wast zijn handen in onschuld en ontkent noch bevestigt deze roddels. Wegens structureel geldgebrek, een baan om dat gebrek enigszins tegen te gaan en een aangeboren campingaversie, arriveerde de Recensent pas op dag vier, zondag 29 juni, op het festivalterrein. Een verslag van één dag live muziek in de brandende zon.

Niets erger dan mooi jeugdsentiment dat verpest wordt. Was het eind jaren ’80 nog cool om met een Me, myself and I T-shirt te lopen, anno 2003 komt De La Soul wel erg ingeslapen over. De drie rappers die ooit hip waren met hun album 3 feet high and rising, zijn door de muzikale actualiteit reeds zover voorbij gestreefd dat ze van werkelijk alles beschuldigd kunnen worden, behalve van relevantie. Een ideaal optreden kortom om het laatste restje slaap uit de ogen te wrijven en het festivalterrein nog wat te verkennen. Op het klein podium speelt het Belgische Lemon een stuk enthousiaster hun aanstekelijke popdeuntjes, inclusief het radiohitje Stay with me. Ècht wakker wordt het publiek pas bij het multiculti-gezelschap Zuco 103. De band gaf een spetterend elixer kado van soul, latin, house, jazz, samba en wat al niet meer. Vuurwerk! Met als kers op de taart de verzekering van de Braziliaanse zangeres Lilian Viera dat vreemdgaan geen zonde is. Hè, dat lucht op…

En nog geen half uurtje later ging de Recensent vreemd met Tom McCrae - de saaiste bands allertijden, The Stereophonics en Supergrass, op het hoofdpodium achterlatend. McCrae speelde een redelijke set nummers die stuk voor stuk deden verlangen naar Jeff Buckley, maar overtuigde niet helemaal. Het zal het relatief vroege uur geweest zijn. Los Lobos gaf een strakke show ten beste zoals je dat van deze Mexicanen mag verwachten. Goed, dat zeker, maar verrassend is anders. Opvallend was alleen hun cover van The Who’s My generation. Enfin, alles beter dan Skin, de voormalige kale kop van Skunk Anansie, die (weg)teerde op vergane glorie-liedjes als Weak. Niet kunnen zingen is geen zonde. Niet kunnen zingen en dat toch doen op het nog best grote kleine podium is dat wel. Het enige voordeel aan het optreden was de impliciete belofte die er vanuit ging: over pak ‘m beet twee jaar zullen we niets meer van Skin vernemen. Alweer een opluchting op deze snikhete dag.

Des avonds in de zo lang verwachte koelte voor het hoofdpodium deden The Counting Crows hun ding. En eigenlijk is daar alles mee gezegd. Op de eerste twee en de laatste twee nummers na, die gepassioneerd klonken, speelde de band op louter routine. Het was hun laatste optreden in Europa en de heren waren duidelijk aan vakantie toe. Chris Martin van Coldplay gaf zichzelf wel volkomen over aan de muziek, jammer alleen dat hun muziek zo godvergeten boring is. Het wonderschone The Scientist bezorgde de Recensent kippenvel, de rest is muziek voor jonkies die te weinig kennis hebben van het verleden om te weten dat praktisch alle liedjes van Coldplay al eens eerder en vooral beter gespeeld zijn door andere bands. (Of is ondergetekende gewoon een ouwe cynische zak geworden die vind dat vroeger alles beter was?)

De afsluiter R.E.M. was een waardige afsluiter. De band speelde erg goed, bouwde spanning op door bekende nummers af te wisselen met werk van hun nog te verschijnen album, en Michael Stipe had genoeg homofiele verwijfdheid over zich om de show te voorzien van humor – een stuk of zes, zeven mensen op de eerste rij konden tijdens The One I Love rekenen op een heuse tongzoen van de man met oranje oogschaduw. It’s the end of the world as we know it and I feel fine. Yep, en toen naar huis.

Olaf Risee