de Recensent 03-09-00
 
 

Sigur Rós


 
 

Lavaveld van de ter dood veroordeelden

Sigur Rós is een viermansformatie uit IJsland. Opgericht in 1994 en anno 2000, na een wisseling van de drummer, bestaande uit: Jón ţór Birgisson (zang, gitaar), Georg Holm (bas), Orri Páll Dýrason (drums) en Kjartan Sveinsson (keyboard). Sigur Rós maakt, eufemistisch uitgedrukt, aparte muziek die eigenlijk niet is in te delen in een reguliere muziekstroming. Zelf zijn de heren nogal overtuigt van hun eigen kunnen, getuige de tekst op hun website: 'We are not a band, we are music. We are simply gonna change music forever, and the way people think about music. And don't think we can't, we will'. Geen gebrek aan zelfvertrouwen dus. Of Sigur Rós daadwerkelijk in staat zal zijn de muziekcultuur te veranderen zal de toekomst moeten uitwijzen. Feit is wel dat de groep een fantastisch album, 'Ágćtis byrjun', heeft afgeleverd, met daarop tien, vaak lange, nummers.

albumhoes

Het album gaat van start met sacraal gezang op een bed van donderwolken, die doorrazen tot de liefelijke, traag voortslepende melodie van 'Svefn-g-englar' een aanvang neemt. In dit, ruim tien minuten durende, nummer huilt Birgisson als een poolvos: klagelijk en ijzig, uiteindelijk wegzakkend in het geweld van een waterval en het gekrijs van meeuwen. In 'Starálfur' produceert de zanger een aanzienlijk aardser geluid, hetgeen in de verte doet denken aan Billy Corgan van The Smashing Pumpkins, dat tezamen met het keyboard van Sveinsson ronddwarreld rondom een stringkwartet, halverwege abrupt onderbroken door een akoustische gitaar. De wind waait langs de rotsen, meeuwen schreeuwen.... Na het grimmige 'Flugufrelsarinn', start een gedesoriënteerd hornensemble 'Ný batteri', een somber, ingetogen nummer dat angstaanjagend culmineert in schrille drums en donkere bas. 'Hjartađ hamast' is een luchtig, beetje jazzy nummer waarin de fluisterende zang van Birgisson langzaam maar zeker overgaat in desolate schreeuwzang, alsof de zanger op de top van de Vatnajökull, de grootste ijskap van Europa, staat. De rust keert weer een beetje terug in 'Viđar vel tl loftárasa', een lang uitgesponnen pianoballad die, als de Hekla, tot een woeste uitbarsting komt: een wirwar van instrumenten gijzelen de zanger.

Sigur Rós

Het album eindigt met het instrumentale, esotherische 'Olsen olsen', het titelnummer en het, eveneens instrumentale, sinistere 'Avalon'. 'Ágćtis byrjun' laat zich beluisteren als Ódádahraun (lavaveld van de ter dood veroordeelden) waarin fumarolen sporadisch hun stoom uitblazen. Of zoals een recensent van het Engelse blad 'Melody Maker' schreef: 'They sound like God weeping tears of gold in heaven'. De teksten van de band zijn een amalgaam van Engels en Ijslands, de zanger noemt het 'Hopelandish', en dus, voor ons eenvoudige Nederlanders, onverstaanbaar. Maar misschien is juist dat wel de kracht van het album; het voegt een extra mysterieuze dimensie toe aan de eveneens mysterieuze muziek. Bassist George Holm, die volgens geruchten in staat is om met zijn tanden vissen te vangen, zegt in een interview dat de muziek van Sigur Rós poëzie is. Laten we gemakshalve maar aannemen dat dit ook voor de teksten geldt.

songtekst In Ijsland zijn de heren al een fenomeen; ze verkopen daar evenveel CD's als Whitney Houston en zijn populairder dan landgenote Björk. In Nederland zullen ze nog enkel bekenheid genieten bij bezoekers van het Lowlandsfestival en vaste luisteraars van het VPRO-radioprogramma 'Het Lek'. De groep is echter van plan hierin snel verandering te brengen. Zo zullen ze het voorprogramma verzorgen van de concerttour van Radiohead (op 11 en 12 september te zien in Brussel en op 15 en 16 september in Nijmegen). Ofschoon Sigur Rós enigzins arrogant en pretentieus aandoet, bijvoorbeeld door hun stellige overtuiging de muziek te zullen veranderen, verdienen ze wat mij betreft het voordeel van de twijfel. Tot nu toe maken ze hun pretenties in elk geval meer dan waar!
 
Olaf Risee
 
 

terug naar hoofdpagina