Het experiment voorbij

With white elephants sitting ducks I will rise up. Little babies’ eyes. (I will)

Sommige muziek hoor je voor de eerste keer, en het klopt zo volmaakt, dat je niet snapt dat de muziek niet al eerder bestond. Je weet: hier gebeurt iets. Hier wordt iets uitgedrukt.

De eerste keer een cd draaien is belangrijk, omdat de muziek altijd dat moment, die stemming, die lichtval met zich mee zal dragen; hoeveel je ook daarna met diezelfde muziek mee zal maken. De nieuwe cd van Radiohead, ‘Hail to the thief’, is bij eerste beluistering een grillige verzameling geluiden, stemmingen en thema’s. De dag dat de cd uitkwam belde mijn vriendin me op mijn werk dat ze hem gekocht had. Dus aan het begin van de avond zat ik, nog verhit van het snelle naar huis fietsen, een beetje verward op de bank. Ik kreeg slecht grip op de muziek, hoewel de flarden interessant waren. Tot het einde van ‘I will,’ een meerstemmig gedeelte op de tekst ‘Little babies’ eyes’, me midden in het gezicht trof.

We don’t wanna wake the monster (Go to sleep)

Met ‘OK Computer’ (1997) en ‘Kid A’ (2000) heeft de Engelse band Radiohead een dubbele standaard gezet. De eerste als ultieme gitaarplaat, de tweede als ultieme revolutionaire elektronische plaat. ‘OK Computer’ gold als een meesterwerk, maar ik luisterde er om de een of andere reden pas in het najaar van 2000 naar. De driejarige kwelling die de fans van het eerste uur moeten hebben doorstaan (‘hoe gaan ze hier gvd op door?’) heeft bij mij maar ettelijke maanden geduurd; dat wil niet zeggen dat ik minder opgewonden was toen, daags voor de opvolger uitkwam, de hele cd ‘Kid A’ op de radio werd gedraaid. De ommezwaai was compleet: de groep was van een (in veel ogen) ultieme gitaarband veranderd in een ‘experimentele’ elektronica-band. We hadden het antwoord, we kenden het vervolg op ‘OK Computer’, maar de vraag werd er eigenlijk alleen maar prangender door - ook met de razendsnelle opvolger ‘Amnesiac’(2001), die er ‘weer tussenin’ zat. En nu hebben we dan ‘Hail to the thief’. En als je het in die termen bekijkt, zit ook deze plaat ‘er tussenin’. Het is weer meer een gitaarplaat, maar de dance-invloeden zijn onmiskenbaar.

We are accidents waiting to happen (There there)

Uit de discussies die ik moest voeren op Pinkpop 2001, toen de groep het festival afsloot, en de korte discussie per e-mail, die binnen de gelederen van De Recensent heeft gewoed, maak ik op dat Radiohead een omstreden band is. Zijn de bandleden inderdaad geniale pioniers, of een stel pretentieuze aanstellers? Ik kan weinig interesse opbrengen voor de argumenten voor of tegen. Volgens mij kan iemand die verstand heeft van muziek nauwelijks anders dan het vakmanschap van het vijftal uit Oxford bewonderen. Voor het overige komt het er, ja heel cliché, op aan of je je aangesproken voelt door de levenshouding die uit de muziek spreekt.

Muzikaal is ‘Hail to the thief’ de gedroomde mix tussen ‘dance’ en ‘rock’. Of het experimentele muziek is, weet ik niet. Ik heb eerder de indruk dat Radiohead het experiment voorbij is, de muziek beweegt zich gemakkelijker in het op de voorgaande platen gecreëerde idioom. De twee traditionele componenten versterken elkaar. De agressieve, monotone ritmes krijgen diepgang en dramatiek door het traditionele gitaar-piano-bas-drumwerk. Het zogenaamde ‘rock’-geluid wint aan de andere kant aan zeggingskracht door de house-achtige ritmes en geluidseffecten (‘rare beats en bliepjes’, las ik laatst ergens). ‘Where I end and you begin’ (met het prachtige slotthema ‘I will eat you alive’) is hiervan een magistraal voorbeeld, maar ik zou er meer kunnen noemen.

Zanger Thom Yorke buit de mogelijkheden van zijn stem tot het uiterste uit: de huilerigheid krijgt een ‘creepy’ effect in ‘We suck young blood’; in de afsluiter ‘A wolf at the door’ klinkt hij als een agressief lid van een straatbende; en ‘2 + 2 = 5’ ontleent het bijtende karakter vooral aan de zang van Yorke. En zijn stem is uit duizenden herkenbaar, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de eerste single ‘There there’ en het onwaarschijnlijk mooie ‘Scatterbrain,’ dat vast ook nog wel apart zal worden uitgebracht.

Dance you fucker dance you fucker (A wolf at the door)

Een vluchtige blik in het cd-boekje leert ons vervolgens dat de teksten dikwijls nogal agressief zijn. Ik citeer lukraak: ‘It’s too late now, because you haven’t been paying attention’, ‘They will suck you down to the otherside’ en, prachtig: ‘I keep the wolf from the door but he calls me up, calls me on the phone tells me all the ways he’s gonna mess me up.’ Het geweld is in deze muziek een angstaanjagende realiteit. Er wordt al gezegd dat deze plaat de weergave is van de wereld na 9-11, wat ik een rijkelijke overdrijving vind. Maar je zou het inderdaad kunnen zeggen zonder flapdrollerig te zijn. De wereld van Radiohead is fragmentarisch, onoverzichtelijk, vijandig. Angstaanjagend. De muziek drukt mooi, overrompelend mooi, een manische wanhoop uit.

Na enkele weken grijs draaien heeft ‘Hail to the thief’ weliswaar zijn weerbarstigheid opgegeven, maar nog niets van zijn glans verloren. De plaat kent geen dieptepunten. Het is vervelend om het woord te moeten gebruiken, het wordt op alles geplakt dat een beetje boven het gemiddelde uitsteekt; vaak door mensen die niet weten waar ze het over hebben en het woord voornamelijk bezigen als verkoopargument. Maar ik meen oprecht dat het woord hier op zijn plaats is. ‘Hail to the thief ’ is een meesterwerk.

Edwin Fagel