De principes van de vallende waterspuwer

Een verhaal van Paul Auster valt nauwelijks na te vertellen: ‘iets met een mysterieus notitieboekje, iets over identiteitsverlies, tsja, en over toeval, en herinnering...’ stamel ik meestal. Zijn romans staan bol van de personages, anekdotes, raamvertellingen, spiegelingen, en schijnbare clous. Zijn plots steken altijd perfect in elkaar. Maar na afloop vraag je je als lezer vaak af: wat heb ik nu eigenlijk gelezen? En vervolgens, terwijl je angstvallig naar je lichaam grijpt: besta ik eigenlijk wel?

In Orakelnacht, Auster's nieuwste roman die onlangs in een prima vertaling verscheen bij De Arbeiderspers, koopt schrijver Sidney Orr, herstellende van een inzinking, een blauw notitieboekje bij een Chinese kantoorboekhandelaar, om voor het eerst sinds lange tijd weer met schrijven te beginnen. De schrijver John Trause, een goede vriend van Sidney en zijn vrouw Grace, doet hem een anekdote van Hammet aan de hand, over een man die ternauwernood aan de dood ontsnapt. Sidney neemt deze anekdote als uitgangspunt voor het verhaal dat hij opschrijft in zijn notitieboekje. Hij laat zijn hoofdpersoon, de redacteur Nick, op een haar na ontkomen aan een waterspuwer die van een gebouw valt, waardoor deze zich ineens beseft dat de wereld geregeerd wordt door toeval. Daarop besluit Nick dat hij zich dan net zo goed kan overgeven aan wat hij 'de principes van de vallende waterspuwer' noemt; de spelingen van het lot. Hij stapt op het eerste de beste vliegtuig, met achterlating van vrouw, kinderen en werk, om in een andere stad, met een nieuwe identiteit, volledig opnieuw te beginnen als assistent van de ex-taxichauffeur Edward M. Victory, die in een ondergrondse ruimte telefoonboeken verzamelt. '"Deze ruimte omvat de wereld," zegt Ed, "...Het is een tehuis voor herinneringen, maar ook een altaar voor het heden. Door die twee zaken in een ruimte bij elkaar te brengen, heb ik voor mezelf bewezen dat de mensheid bestaat."'
Ondertussen is duidelijk geworden dat het blauwe notitieboekje van Sidney vreemde bijeffecten heeft; zo is hij bijvoorbeeld niet lijfelijk aanwezig wanneer hij schrijft. En John, die precies hetzelfde boekje heeft, waarschuwt hem: '...je moet oppassen dat je er niet in verdwaalt.' Wanneer zijn hoofdpersonage Nick vast komt te zitten in een atoomkelder, steekt bij Sidney een writer's block de kop op. De verschillende pogingen die hij doet om weer aan het schrijven te raken, lopen allemaal op niets uit en hij raakt steeds meer verstrikt in zijn eigen verhalen. Hoewel Sidney beweert dat er geen enkel verband tussen verbeelding en werkelijkheid bestaat, lijkt de scheidslijn tussen zijn verbeelding en de hem omringende werkelijkheid langzaamaan te vervagen. In de woorden van zijn vriend John: ‘"Gedachten zijn echt," zei hij. "Woorden zijn echt...Misschien is dat wel de essentie van schrijven, Sid. Niet het rapporteren van gebeurtenissen uit het verleden, maar dingen laten gebeuren in de toekomst."' Zowel Sidney, als de lezer, als, lijkt het, de schrijver Paul Auster, vragen zich ten slotte af of de woorden in het boek nu de werkelijkheid beïnvloed hebben of andersom.
De door toeval ontstane inhoud en vorm van het blauwe notitieboekje volgen op ingenieuze wijze de vorm en inhoud van de roman Orakelnacht van Auster: eerst is er het verhaal van de redacteur in de bunker, daarna het verzonnen verhaal van Grace en John, vervolgens de dramatische ontknoping. Dit lijkt te suggereren dat het boekje niet alleen het schrijfproces van de schrijver Sidney Orr volgt, maar ook dat van de schrijver Paul Auster. Sowieso laat Auster de lezer regelmatig ervaren hoe het is om schrijver te zijn, hoe diens bewustzijn altijd gespleten is, hoe hij tegelijk aanwezig is in de werkelijkheid en verdwijnt in zijn fictie. In een interview zei hij ooit: 'reality is stranger than fiction' (Auster, The Art of Hunger) en dat lijkt nog altijd zijn uitgangspunt. Hij noteert wat hij aantreft, wat hij ziet: een werkelijkheid van anekdotes en verhalen die vaak op verassende wijze samenkomen, maar net zo goed uiteenlopen, waardoor alles tegelijkertijd betekenis heeft en ook niet. Sommige van zijn personages vechten tegen hun lot, andere geven er zich aan over, maar het verhaal schrijdt evengoed voort. Je kunt Auster bijna achter zijn werktafel zien zitten: vol verbazing over de verhalen die er zomaar ontstaan. Het enige wat hij zelf hoeft in te brengen is zijn vakmanschap als schrijver: zijn prachtige, gepolijste stijl, zijn volmaakte woordkeus en zijn analytisch oog.
Er is wel eens gezegd dat het lezen van een boek van Auster haast een lichamelijke ervaring is. Bij ieder literair werk is het van belang dat je je als lezer kunt inleven in de personages en dat doet een schrijver meestal door de emotionele ontwikkeling van de personages invoelbaar te maken. Maar enige afstand tussen lezer en personage blijft er altijd bestaan. Bij Auster zit je als lezer zó dicht op de huid van het personage dat er bijna sprake lijkt te zijn van persoonsverwisseling. Niet de hoofdpersoon, maar jíj bent ten prooi aan verwarring over je identiteit. Terwijl je leest verlies je alle besef van tijd en ruimte en krijgen kleine toevalligheden ineens een bijzondere betekenis (waarom blijven de boeken van Paul Auster steeds onverwachts terugkeren in mijn leven?). Kortom: je verliest je in het verhaal; precies datgene waar John Sidney voor waarschuwde.
En zelfs na afloop van het verhaal lijken de effecten nog niet uitgewerkt. Want nadat ik mijzelf in de arm had geknepen om te onderzoeken of ik nog wel echt bestond, bekroop mij ineens het vervreemdende gevoel dat het boek Orakelnacht van Paul Auster ook net zo goed een product van míjn verbeelding zou kunnen zijn… en wie heeft deze recensie eigenlijk geschreven?

Paul Auster

Melissande Lips