'Ik ben natuurlijk ook weer geen debiel…'

Op 12 juni start in Rotterdam het 35e Poetry International-festival. Centrale thema dit jaar is: Het Heilige Boek. Eén van de optredende dichters is Ramsey Nasr, die dit voorjaar uitkwam met een nieuwe bundel, getiteld onhandig bloesemend.
Ik sprak met hem over ingewikkelde gedichten & domme vrienden, religieuze ervaring en koffie met chocola.

In onhandig bloesemend van multitalent Ramsey Nasr komen twee dichtcycli voor die geschreven zijn naar aanleiding van een muziekstuk: de Dichterliebe van Schumann, met tekst van Heine, en de Altvioolsonate op.147 van Sjostakovitsj. De laatste jaren wordt Nasr steeds vaker als schrijver aangekondigd. Hoewel hij nog altijd acteert, en inmiddels ook regisseert.

Voel je je nog altijd meer schrijver dan acteur, of inmiddels ook een beetje componist?

‘Ik begon als acteur, dat was waar ik mee bezig was. Toen mijn eerste bundel uitkwam, werd ik ineens acteur/dichter genoemd. Dat vond ik eerst maar vreemd. Ik voelde me geen dichter; ik had alleen een aantal gedichten gepubliceerd. Ik had vroeger altijd moeite met het woord ‘kunstenaar’, dat vond ik enkel een etiket dat je kreeg opgeplakt. Nu weet ik dat ik nu eenmaal ben; dichter, kunstenaar. Voor musici en componisten heb ik grote achting, maar zelf bespeel ik geen instrument. Ik zie dichten als een soort componeren, waarbij je alleen wel aan betekenissen vastzit. Maar je kunt zelf bepalen wat een gedicht gaat betekenen.’

De gedichten in deze bundel lijken op het eerste gezicht moeilijk toegankelijk. Met veel verwijzingen naar onbekende figuren en tamelijk complexe taal.
Ooit zei je dat je graag wilde dat je gedichten begrijpelijk zijn
. Is dat nog steeds zo?

‘Sommige vrienden zeiden na het lezen van deze bundel: "Ramsey, ik voel me een beetje dom." Daar begrijp ik niets van. Ik ben zelf vaak bang dat mensen het juist te eenvoudig vinden. Misschien heeft het te maken met de neiging van de lezer om alles rationeel te willen begrijpen. Maar als ik een nieuwe symfonie opzet, word ik eerst vaak alleen gegrepen door een bepaald gedeelte. Zoals bij de vioolconcertos van Bartók. Daar werd ik gegrepen door een akkoord en om dat ene akkoord zette ik het daarna steeds weer op. Gaandeweg ga je dan steeds meer genieten van de rest. Zo is het ook met gedichten.’

Het derde deel van de bundel, getiteld wintersonate, gaat over een doodzieke Sjostakovitsj op zijn sterfbed, die een gevecht voert tegen zijn geheugen.
‘Hij probeert zich allerlei namen te herinneren van mensen die niet vergeten mogen worden. Maar die namen zeggen ons niets meer, mij ook niet. Ze zijn dus al vergeten. Dat vind ik grappig. Daarom noem ik ze ook. Ik houd niet van name-dropping op zich, ook niet in interviews. Dan lees je: ‘Want Hugo…’ En dan staat er voor de ‘domme’ lezer tussen haakjes achter: Claus.’

Dus het heeft niets te maken met jouw hoofd dat overloopt van kennis?

‘Nee, kennis is een kapstok. Daaraan kun je een heleboel dingen ophangen. En kennis maakt een gedicht niet per definitie beter.
De naam ‘frederik wonderlik’ zegt niet iedereen iets. Voor mij volgt uit die naam en de bijbehorende kennis, de metafoor van een trap. (Luister naar Dichterliebe, adviseert Nasr, op mijn koppige vraag waar de naam frederik wonderlik dan toch vandaan komt).
Voor mij is een gedicht een geheel van klanken. Dan volgt een niveau van niet-begrijpen en daarna hopelijk nog wat andere lagen. Maar dat maakt niet het gedicht.

Het moet hoofdzakelijk leuk zijn voor mij om te schrijven.’

Is de term ‘Heinismus’, wat zoveel betekent als: ‘een soort ironie met diepere, magische toespelingen’, ook op jou van toepassing?

‘Ik ken de term niet, misschien is die wel van toepassing. Maar dit zeg ik achteraf. Ik heb gewoon een bundel geschreven omdat ik de Dichterliebe van Schumann mooi vond, en de teksten van Heine. Natuurlijk voelde ik wel verwantschap met Schumann toen ik meer over hem te weten kwam. Bijvoorbeeld over de twee extremen in zijn karakter, zijn twee helften: Eusebius en Florestan. Maar mensen zien vaak meer verwijzingen dan ik er bewust in heb gelegd. Ook naar andere dichters; Rilke, Trakl, van die laatste had ik alleen nog maar gehoord. Dat is prima; het betekent dat je serieus genomen wordt. Ik ben natuurlijk ook weer geen debiel…’

Hoe vond je het om een imitatio te schrijven naar aanleiding van de muziek van Schumann en de gedichten van Heine? Is dat voor herhaling vatbaar?

‘Zeker, het beviel me zeer. Misschien dat ik in mijn volgende bundel een reeks zal schrijven naar aanleiding van foto’s of iets dergelijks. Het gevaar bij het schrijven naar aanleiding van muziek is dat het een impressie wordt, een praatje bij een plaatje. Regendruppels, verlaten straten, eenzaamheid; dat werk.’

Deze bundel lijkt donkerder en zwaarder van toon dan de vorige…

‘Daar ben ik het niet mee eens. Ik vind dit meer gaan over mij als geheel. In mijn vorige bundel 27 gedichten & Geen lied was ik veel ongenuanceerder. Dat was meer een soort statement, larmoyanter ook. Nu ben ik veel losser van stijl en vorm. Ik denk niet meer dat het een sonnet moet worden of metrisch moet kloppen.

En er zit veel meer humor in. Sjostakovitsj zei dat ook ergens: dat je beter ironisch kunt staan tegenover dingen die belangrijk zijn, want dan maken ze grotere kans om te overleven. ‘

Wat eveneens opvalt, is dat de hoofdletters en interpunctie, in tegenstelling tot de vorige bundel, zijn verdwenen.

‘Ja, het is nu alleen taal. Bij mijn eerste bundel zeiden sommige mensen dat ze er niet van hielden wanneer iedere zin met een hoofdletter begint. Daar begreep ik toen niets van. Het was dan ook een grote revolutie toen ik ineens geen hoofdletters of punt-komma’s meer gebruikte. Het deed mijn redacteur aan Lucebert denken. Die ben ik toen gauw maar gaan lezen, want ik kende hem alleen van de middelbare school. En ik vond hem echt prachtig.‘

In het derde deel schrijf je over Sjostakovitsj: ‘ik voel me tot de mensen aangetrokken/ als het licht uitgaat en het stuk begint ben ik bijna gelukkig/ als ik onzichtbaar was zou het beter gaan’. Herken je jezelf hierin?

‘Ik herken dat heel erg. Bij klassieke concerten ervaar je soms een gevoel van eenheid. Als je met een heel publiek samen luistert, oplost en verbonden raakt. Dat oplossen en die onzichtbaarheid, dat komt misschien het dichtst bij een religieuze ervaring. Een religieuze opvoeding heb ik niet gehad. Eerder humanistisch, maar dan zonder dat we met de boeken van Erasmus om de oren werden geslagen. Het ging meer om luisteren naar elkaar, discussiëren, en dus ook openstaan voor verschillende religies.
Maar in dit citaat, bij Sjostakovitsj, lag er iets anders aan dat onzichtbaar willen zijn ten grondslag. Hij was verlegen, bang voor de mensen. Dat ken ik ook wel; die angst voor de massa, niet als fobie, maar wel dat ik het vreselijk vind om te zien hoe de psychologie van de massa werkt. Bijvoorbeeld tijdens de Culturele Revolutie in China.’

Veel van de gedichten uit onhandig bloesemend kwamen tot stand in opdracht. Vond je dat prettig werken?

‘Ik heb geen aanleiding nodig. Ik ga gewoon ’s ochtends zitten, vooral ’s ochtends, met koffie en chocola. Dat is het. Vroeger zat ik nog wel eens te wachten op die ene beginregel in het half jaar, en liefdesverdriet wilde ook wel eens helpen…’

Wanneer ik hem vraag waar hij momenteel mee bezig is, bekent Nasr dat hij aan een roman werkt. Waar die over zal gaan blijft echter, zoals het een ware dichter betaamt, in mysteriën gehuld… ‘Ja, ik zal er de komende twee jaar mee bezig zijn. Dat is wel spannend. Twee jaar bezig zijn met iets waar niemand op zit te wachten. Als ik besluit het op te geven, komt het niet eens in de krant! Verder vinden in juni de opnames plaats van een telefilm voor Lolamoviola, getiteld Armando.‘

Tot slot: Wat lees je op dit moment en wat zit er in je stereo?

‘Wonderful Life van Stephan Jay Gould, een paleontholoog. Over fossielen van 530 miljoen jaar oud op een bepaalde plek in Canada. Een goed geschreven en spannend boek. Dat fascineert me mateloos: de evolutietheorie. En ik luister naar walsen van Johann Strauss in een arrangement van Schönberg. En in de ander la zit het Dumky- trio van Dvořák.’

Hoe spel je dat? vraag ik.

We lachen; heb ik hem toch nog betrapt op wat name-dropping…

Melissande Lips