Doe het zelf-geluk

Toen onze Hanz nog Hans heette studeerde hij Nederlands en zoals ieder rechtgeaard Neerlandicus schreef hij gedichten. Hanz Mirck bereikte echter datgene wat de meeste poëtisch ingestelde Neerlandici alleen maar dromen te bereiken: een uitgegeven bundel bij een gerenommeerde uitgever. Bij Vassallucci verscheen onlangs Het geluk weet niets van mij, Mircks officiële debuut als dichter. Vanaf de kaft lacht een in Volendammer folklore gekleed jongetje ons toe.

Het geluk weet niets van mij is op zijn minst een wat bevreemdende bundel, die bij de lezer vaak vraagtekens oproept. De kaftfoto bijvoorbeeld, die uit de privé-collectie van de auteur afkomstige blijkt te zijn. Wat wil dat jongetje, tegen de al te geschilderde achtergrond van een vissersdorp, zeggen over het geluk? Wat deze overduidelijk geensceneerde foto te maken heeft met de titel blijft raden. Staat Volendam voor geluk of juist niet? Kijken we hier naar een verloren gegane gelukkige jeugd of naar het trauma van een zesjarige die tegen wil en dank in een verschrikkelijk visserspakje werd gehesen voor de foto? Nu zijn kaftbeelden zelden het toonbeeld van helderheid, maar in dit geval is het exemplarisch voor wat zal volgen. Meer dan eens blijf je na lezing van een gedicht enigszins verdwaasd achter. Wat wil de dichter hier nou mee, wat moet je er als lezer van maken? Wat wil deze poëzie? De vragen blijven onbeantwoord.

Zo schrijft Mirck een behoorlijk aantal zelfportretten als iemand anders. We tellen een zelfportret als landschap, als Utrechts trots Ingmar Heytze, als Filippo Miller en een zelfportret met drie strepen. Veelzeggend is het Zelfportret als niemand:

De leraar die ons Kafka lezen leerde
was twee cyclopen in één lijf. En ik,
ik deed alsof ik Niemand heet
alsof ik zijn vraag stellen hoorde als ieder ander,
hij mij aankeek als ieder ander

Jaren later, op een cursus, is Niemand nog altijd dertien:
als ik het weet vraag ik geen beurt –
als ik de beurt heb weet ik niets
Onder de kudde verborgen, verdomd,
blijf ik eraan ontsnappen dat niemand ontkomt

(p. 31)

De dichter speelt een kat en muisspelletje met de lezer, zich steeds achter een ander masker verbergend. Hij blijft ontsnappen en steeds als je denkt hem te pakken te hebben, verschijnt hij op een andere plek, lachend, want humor heeft een niet onbelangrijke plek in Het geluk weet niets van mij. De dichter geeft zelf ook al aan dat we niet teveel van hem moeten verwachten, in een gedicht over een doos: Of niet – toch konijn erin / of anderszins. Nou ja, je moet zelf maar openmaken. (p. 17)

Nu is een beetje zelfwerkzaamheid en een proactieve houding natuurlijk helemaal niet slecht. Een dichter die je alles op een serveerblaadje opdient is verkeerd bezig. Echter, bij sommige gedichten van Mirck bekruipt je al te zeer het gevoel dat je deelgenoot wordt gemaakt van een insider joke, waar zowel grap als context je ontgaan, en waar alleen de aangesprokenen hartelijk om kunnen lachen. Zoals Bij zinnen, opgedragen aan twee mensen die waarschijnlijk meer van dit gedicht maken dan de gemiddelde lezer:

Honger, bood-, en dronkenschap,
en dat daar aan de kapstok, of
in de gereedstaande gereedschapskist
nee, dat naast hem op het hoofdkussen

de vegetariër herinnert zich
de supermarkt de supermarkt
herinnert zich de dronken vegetariër
maar verklaarde dat
die leverworst?

(p. 25)

Zelfwerkzaamheid is ook vereist bij de meer literaire verwijzingen die deze poëzie rijk is en daar is ook meer succes te behalen, al was het maar omdat de dichter zo vriendelijk is geweest achterin een lijst met verwijzingen op te nemen. Los van die lijst valt er ongetwijfeld nog meer te ontdekken, Neerlandicus ben je immers voor het leven. Desalniettemin blijft bij sommige gedichten het gevoel bestaan dat ze van losse, of liever: niet te duiden, draadjes aan elkaar hangen. Veel lezen zal sommige van die draadjes wellicht een plek geven. Veel lezen zorgt er ook voor dat de lezer bij iedere lezing meer waardering voor deze gedichten op zal kunnen brengen. Het is poëzie die langzaam op gang komt en je nooit spontaan raakt. Hier moet gewerkt worden!

Soms is er ook rust en Mirck is eigenlijk op zijn best als hij het eenvoudig houdt en niet te veel wil of geeft, want juist dan bereikt hij het meest. Zo is het titelgedicht, al is de titel hier eenvoudigweg vervangen door de afbeelding van een vierkantje, één van de mooiste gedichten in de bundel:

Het geluk weet niets van mij:
het woont, denk ik, teruggetrokken op het land
Niemand vertelt het geluk ooit over
het nut van telefoonboeken. Of over regenjassen,
het lover van geboomte, de liefde
Niets weet het, helemaal niets. Het meisje
tegenover me in de trein slaapt
zonder te hebben gezegd waar ze eruit moet

Kent het geluk de reeën met gespitst oor
die ik gezien heb langs het spoor?

Ook het gedicht Kruisweg waarin de dichter 33 al dan niet voorbije liefdes bezingt is de moeite waard. Elke vrouw ziet enkele regels aan haar gewijd, waarin de dichter zich een detail, of de hele relatie, herinnert. Geluk schuilt in de kleine dingen. Dat geldt voor vrouwen, maar ook voor dichten.

Milla van der Have