In afwachting van iets ongehoords

Voormalig schrijver Christiaan Beck vertaalt tegenwoordig gebruiksaanwijzingen. Daarnaast heeft hij enkele doelen in zijn leven; hij verzamelt onschuld, ontmaskert zelfbedrog en wandelt graag. Zijn vrouw heeft ook zo haar eigenaardigheden; zij zamelt kleding in, trouwt met een asielzoeker en wil graag geitenkaas maken. Christiaan Beck vindt dat hij net als iedereen zijn eigen pech produceert en ziet het leven als ‘wachten tot het verhoor zal worden hervat.’

Arnon Grunberg heeft het weer voor elkaar. Met Christiaan Beck en zijn vrouw (‘de vogel’ genoemd) voegt hij wederom twee tragikomische personages toe aan zijn universum. Personages die vreemde ambities hebben en vreemde handelingen verrichten. Het meest vreemde is dat ze ergens ook zo herkenbaar zijn.
De asielzoeker is de opvolger van Fantoompijn (2000), Grunbergs speeltje Marek van der Jagt niet meegeteld. Grunberg is een snelschrijvend talent met succes; de prijzen vliegen Arnon en Marek om de oren en ook zijn nieuwste werk krijgt alleen maar positieve reacties in de pers. Misschien heeft de Recensent daar wat anders tegenover te stellen.

‘Geluk is sadistisch van aard’

Beck en de vogel gaan al jaren met elkaar, de sleur zit erin, de sjeu is eruit. Hij schrijft al tien jaar niet meer en werkt op een vertaalbureau. Zij doet aan liefdadigheidswerk en onderzoekt beesten aan de universiteit in hun woonplaat Götingen. Haar nieuwste liefdadigheid is trouwen met een Algerijnse asielzoeker. Beck zal een bed opmaken onder de kapstok. Voor zichzelf. Want hij blijft. Zij is tenslotte zijn enige verbintenis met de echte wereld. En haar gelukkig maken, is één van zijn doelen. Toch heeft hij ‘het idee dat er vooruitgang in het leven moet zitten, afgeschaft.’ Zou dat komen door hun gezamenlijke verleden in Eilat (Israël)? Via lange flashbacks brengt Grunberg de lezer bij hun prille jaren toen geluk ook al ver te zoeken was. De eerste golfoorlog kwam eraan. Beck liep het bordeel plat met schroevendraaier in de hand. En zijn vrouw trok de woestijn in om beesten te onderzoeken.

‘Een paar laatste vragen voor de reclame.’

Als in Amsterdam de Yab Yum door de eerste travestiete terrorist wordt opgeblazen, komt Becks schrijversverleden en het Eilat-verhaal bij elkaar. Hij moet zich verantwoorden voor een oud verhaal waarin hij een zelfde soort aanslag beschreven heeft. Het komt tot een hilarisch verhoor aan tafel van een Barend & Van Dorp-achtige talkshow. Of hij die travestiet aangezet heeft met zijn verhaal? En waarvoor hij in Eilat ooit werd gearresteerd? En waarom die schroevendraaier? Beck vlucht de studio uit, terug naar Götingen, terug naar alles wat hij verloren heeft in het leven.

‘Ja, het was wel aardig, maar somber, erg somber.’

De asielzoeker is Grunberg dikste roman (352 blz). Dit betekent lekker veel Grunbergzinnen, dialogen, vreemde situaties, a-logische overpeinzingen, aforismen en wijsheden. Vooral die laatste zijn in grote getale aanwezig. Ik mis echter de humor waar Fantoompijn en Figuranten mee vol zaten. Pas bij de laatste hoofdstukken komt dat Grunberg-ding terug. En dan heb ik er toch al zo’n 300 bladzijden opzitten. Sombere bladzijden veelal. Wel degelijk goede literatuur, maar zo grauw. Een beetje Grunberg zou hierop antwoorden dat het echte leven nog veel somberder is en dat ik blij mag zijn dat hij het voor me heeft samengevat tot zo’n dun boek.

‘Hij praat zoals hij tegen zijn vrouw in het ziekenhuis praatte, nauwelijks gelovend in zijn eigen woorden en zich tegelijkertijd toch vastklampend aan die verzinsels. Woorden beelden de werkelijkheid niet uit, maar zijn de olie waarmee die werkelijkheid als een zetpil in je reet kan worden geduwd.’

De asielzoeker, geeft de lezer echter wel een inkijk in het leven van een ex-schrijver die nog rondloopt met de nawerkingen van deze ziekte. Bij de vele overpeinzingen over Beck’s eigen leven zitten regelmatig reflecties van een verloren schrijverschap. Zo is Beck bang dat een tijdschrift hem nog eens zal gaan portretteren als neuker van zieke hoeren. En zijn vrouw vindt het jammer dat hij niet meer van die grappige verhalen vertelt. Vooral in het interview dat een journalist met Beck heeft, maakt hij rake opmerkingen:

‘U schrijft iets op, u put uit uw perverse fantasie en dan gebeurt het , het ondenkbare. Uw fantasie blijkt ineens voor een belangrijk deel realiteit te zijn geworden.’
‘Zieke geesten hebben mijn verhalen niet nodig om op ideeën gebracht te worden. Een fantasie gaat altijd aan onze werkelijkheid vooraf. Iemand bedenkt iets, bouwt het, en dan is het er. Dat is de volgorde. De meeste dingen die mensen bedenken gebeuren niet, die worden niet gebouwd. En dat is maar goed ook.’

Beck wil niet in staan voor de gevolgen van zijn verhalen. Het gevolg van Grunbergs laatste boek is dat ik weer een Grunberg-boek dichter ben genaderd tot het ideale boek. De verhouding humor - somberte ligt ditmaal teveel op het laatste. Dat is jammer, maar geen zonde omdat Grunberg wel een sterk verhaal schrijft, met een hoofdrol voor de overpeinzingen van de herkenbare vreemdeling Christiaan Beck. En met een net-niet ideaal boek, blijft er altijd nog wat over om op te wachten.

‘Bij de post van die dag zat een prospectus van een Thais restaurant waar je ook maaltijden kunt afhalen. Beck leest de folder zoals hij vroeger boeken las en kranten, vol interesse, in afwachting van iets ongelooflijks, iets ongehoords.’

Ricco van Nierop